Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22474 resultaten - Pagina 10 van 1499

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[12] Dit slaat ook op al diegenen, die Mij, de Heer, uiterlijk net zo zoeken als deze onderzoekers hier; die de landen en de zeeën bereizen en daar aan alle wijzen vragen: 'Waar is de Christus, wanneer en waar komt Hij?' De ware, Die midden in hun harten een verblijf voor Zich bouwde, en Die slechts daar te vinden is (het zijn toch zulke dwaalgeesten!), Die zoeken zij niet, in ieder geval niet op die ene plaats waar Hij alleen maar te zoeken en te vinden is.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] De wereld zal nooit veranderen en blijft altijd de woestijn van Bethabara, waar Johannes zijn getuigenis gaf. -Maar Ik verander ook niet en kom steeds bij de mensen, net zoals Ik bij de Joden kwam om hun hoogmoed te onderdrukken en de ware deemoed en liefde op te wekken. Gezegend zijn allen, die Mij zo herkennen en opnemen, zoals Johannes Mij heeft herkend en heeft opgenomen volgens zijn getuigenis dat hij Mij gaf in het bijzijn van de trotse priesters en levieten uit Jeruzalem, die zich daaraan zo ergerden!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] ('Ik kende Hem tot nog toe ook niet; maar om Israël met Hem bekend te maken, ben ik gekomen om met water te dopen' Joh. 1:31) Natuurlijk vroegen de onderzoekers daarop aan Johannes: 'Sinds wanneer ken je deze merkwaardige man dan en waarom voelde je je geroepen om dit getuigenis van Hem te geven?' Johannes antwoordde toen geheel naar waarheid, dat ook hij als mens Hem niet eerder had gekend, maar dat Zijn geest hem dat had ingegeven, en dat Die hem ook de impuls gaf, om de mensen op Deze Man voor te bereiden en hen met water uit de Jordaan van hun erge zonden schoon te wassen.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] ('Ik zag het en getuig nu, dat Deze werkelijk Gods Zoon is' Joh. 1:34) Pas na deze doop vertelde Johannes aan de onderzoekers wat hij had gezien en gehoord, en verklaarde onder ede dat de Gedoopte, Die hij reeds bij Diens naderbij komen als het aan hem geopenbaarde Lam Gods had aangekondigd, zonder twijfel de door geheel Israël verwachte Messias was: 'Deze is naar waarheid Gods Zoon', ofwel het eeuwige grondbeginsel Gods in God!
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Hij, Johannes, had met eigen ogen Diens geest neer zien dalen en boven Hem zien blijven zweven, en dat gebeurde niet om aan te geven dat deze Man die geest nu pas kreeg, maar het beeld manifesteerde zich alleen maar ten behoeve van hem, omdat ook hij anders niet geweten had, wie Hij was.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Iedereen vraagt zich hier natuurlijk af, of die afgezanten uit Jeruzalem met hun ogen en oren niets van dit alles gemerkt hebben. Daarop is voor nu en altijd maar één antwoord: Alleen aan de eenvoudigen en de onmondige wordt het geopenbaard, voor de wijzen van deze wereld blijft het verborgen en verhuld.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Want waarlijk! Deze was het, van Wien ik tot jullie gesproken heb: Na mij zal Diegene komen, Die vóór mij is geweest, want Hij was eerder dan ik. Van Zijn volheid hebben wij allen genade op genade gekregen (dit werd reeds eerder in het 15e en 16e vers van dit hoofdstuk gezegd, maar nog niet nader historisch belicht).
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[23] (Deze is het, van Wien ik gezegd heb: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want hij was er eerder dan ik.' Joh. 1:30) Johannes herhaalt hier nog eens datgene, wat hij al de voorgaande dag over Mij' tegen de onderzoekers heeft gezegd, en getuigt enerzijds van Mij, dat Ik als een spiegel van werkelijke en noodzakelijke menselijke deemoed tot de mensen kom, en met deze deemoed laat zien, dat Ik de mensen in hun zwakheid te hulp kom, maar niet in hun vermeende kracht, een kracht, die ze heus nooit hebben. Anderzijds getuigt Johannes~ dat het zo door hem genoemde 'Lam Gods' nochtans Diegene is, Die vóór alles wat bestaat reeds bestond, want de uitdrukking: 'Hij bestond eerder dan ik' betekent het volgende: Johannes - die gedurende een moment beseft welke hoge geest er in hem leeft - geeft daarmee aan zijn onderzoekers te verstaan dat, hoewel ook in hem dezelfde oorspronkelijke geest woont, hij daarentegen niet de geestelijke bron van alle leven is die in dit Lam woont, maar dat hij slechts door Diens kracht geheel vrij en zelfstandig geworden was. Omdat deze zelfstandigmaking een echte daad van de geestelijke bron van alle leven was, begon toen pas de eerste tijdsperiode; daarvóór was er niets anders in de gehele oneindigheid dan Jehova,de bron van alle geestelijke kracht, en dat is tevens Degene, die nu als Gods Lam zichtbaar voor hen staat en door hem gedoopt wil worden.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (En Johannes getuigde en zei vervolgens: 'Ik zag dat de geest van God neerdaalde uit de hemel, zo zacht als een duif die naar beneden zweeft, en deze Geest bleef boven hem' Joh. 1:32) Johannes getuigt hier, dat ook hij Mij voor het eerst in levende lijve voor zich ziet, en dat Mijn geest in hem dat aan hem heeft geopenbaard. De onderzoekers bekeken deze Man natuurlijk goed en sloegen Hem gade tijdens de kort durende handeling van de doop met het water, die Johannes Mij eerst niet wilde geven, omdat Hij ervan overtuigd was dat Ik meer bevoegd was om hem te dopen, dan hij Mij; -maar aan Mijn uitdrukkelijk verzoek, om het zo te laten gebeuren, gaf hij gehoor en doopte Mij toch, maar zag daarbij wat Ik door Mijn geest in zijn geest had geopenbaard, toen Ik hem naar Bethabara zond, namelijk: hoe Gods geest, dat wil zeggen Mijn eigen bron van alle geest, in de vorm van een licht wolkje, als een duif zwevend, uit de met licht gevulde hemel naar Mij neerdaalde en boven Mijn hoofd bleef hangen. Daarbij hoorde hij de bekende woorden:
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Na het aanhoren van deze krachtige taal van Johannes blijven er een paar over, die zich door hem laten dopen; het grootste deel trekt echter woedend weg.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Deze verzen hebben duidelijk alleen maar betrekking op een historische gebeurtenis en ze hebben weinig geestelijke betekenis, die ook al door de voorgaande commentaren niet moeilijk te vinden is. Wel moet hier vermeld worden, dat zulke verzen beter begrepen worden, als men alles, wat men in de beschreven tijd vanzelfsprekend vond, er bij vermeldt. Want in de tijd, dat de evangelist het evangelie schreef, was het de gewoonte om alle mogelijke omstandigheden die men vanzelfsprekend vond, als onnodige ballast weg te laten, en alleen de hoofdzinnen op te schrijven en alle bijkomstige omstandigheden zo gezegd, tussen de regels door, te laten lezen. Om deze, voor onze tijd belangrijke zaak nader te belichten, willen we nu de hierna volgende drie verzen vanuit deze gezichtshoek een beetje beter bekijken, en dan zal de toenmalige manier van schrijven (de syntaxis) wel aan het licht komen en te herkennen zijn.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Omdat in die tijd al die omstandigheden bij de groep om Johannes overbekend waren, werden ze niet opgeschreven. Behalve dat dit zo gebruikelijk was, had men daar nog een reden voor, namelijk het gebrek aan schrijfmateriaal. Daarom schreef men slechts de hoofdzaken op en gaf aan het begin van een zin door het verbindingswoord -en aan dat de losstaande zinnen bij elkaar behoorden. Deze verbindingswoorden werden dan meestal niet met letters weergegeven, maar met algemeen bekende symbolen vooraan de bij elkaar behorende zinnen.
Hoofdstuk 7: Drie verzen als voorbeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De hier gegeven uitleg is weliswaar op zichzelf geen evangelische verklaring, maar toch wel nodig, omdat zonder deze de evangeliën, voor wat betreft hun uiterlijke historische betekenis, in onze tijd nauwelijks te begrijpen zijn, en hun innerlijke geestelijke betekenis nog veel minder. Dit geldt vooral voor de profetische boeken uit het oude testament, waarin in plaats van verklarende zinnen alleen maar daarmee overeenstemmende beelden voorkomen, en waar natuurlijk van een beschrijving, van welke bijbehorende omstandigheid dan ook, geen sprake kan zijn. Omdat we nu echter deze regels uit de toenmalige tijd kennen, zal het voor ons in het vervolg niet zo moeilijk zijn om alle hiernavolgende teksten en verzen gemakkelijker met elkaar te verbinden, juister te lezen en in ieder geval het natuurlijke, historische deel beter te begrijpen. Wij willen zo'n korte analyse ook nog maken van het 36e en 37e vers, zodat de gegeven regel begrijpelijk wordt.
Hoofdstuk 7: Drie verzen als voorbeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (En toen hij Jezus weer zag wandelen, zei hij: 'Zie, Dat is Gods Lam!' Joh. 1:36) In het 36e vers staat oorspronkelijk: 'En als hij Jezus zag wandelen, sprak hij; Zie, Dat is Gods Lam!' Het 'en' geeft hier aan, dat deze tekst tot het voorgaande in een bepaalde betrekking staat. Geschiedkundig wil dit zeggen, dat Jezus Zich na de verkregen waterdoop nog enige tijd in de omgeving van Johannes heeft opgehouden, en daarom zowel door twee jongeren als door Johannes zelf aan de oever van de Jordaan wandelend werd gezien.
Hoofdstuk 7: Drie verzen als voorbeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Als Johannes Hem ziet, vat hij onmiddellijk al zijn gedachten in één tezamen en zegt als in geestvervoering: 'Zie, Dat is Gods Lam!' Heden ten dage zou hij zoiets hebben gezegd als: 'Kijk daar! Daar aan de oever van de rivier wandelt nu nog de allerhoogste Godmens zo bescheiden en zo deemoedig als een lam'. Johannes slaat al deze nadere aanduidingen over en zegt slechts datgene wat in het vers staat.
Hoofdstuk 7: Drie verzen als voorbeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...