Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22721 resultaten - Pagina 10 van 1515

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[12] Deze soort zit hier alleen maar met vriendelijke gezichten naar het volk te luisteren, om het uit te horen hoe het denkt over het priesterdom. Geloof Mij maar! Vandaag word je vriendelijk aangehoord, en morgen sluiten ze je in de gevangenis op en tuchtigen je een vol jaar met roeden! Want deze priesters zijn allemaal net als de raven en de kraaien, die pikken elkaar ook nooit met de scherpe punt van hun snavel de ogen uit.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Toen de drie op deze manier de synagoge verlaten hadden, kwam er iemand anders naar voren en bracht de spreker de algemene dank over van alle aanwezige afgevaardigden en de afzonderlijke klagers, en voegde daar nog aan toe: ' Als we niet net als de Samaritanen doen, zullen die beesten ons niet met rust laten! Hun namen moeten voor ons verachtelijker worden dan die van Gog en Magog, en Jeruzalem moet voor ons alleen maar goed genoeg zijn om tegen te plassen, anders worden we nooit bevrijd van deze plaag, die erger is dan de pest!'
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] De spreker zegt: 'Dat zou ik ook menen; maar daarover zouden we ons vooraf toch moeten verstaan met de Romeinse prefect in Kapérnaum, om te horen of hij het daar mee eens is. Want de Romeinen hebben het hier toch al niet zo gemakkelijk met ons priesterdom, want de tempel staat naar men zegt steeds in geheime briefwisseling met de vorst van Rome!'
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar onderweg komen we ook Judas Iskariot tegen en die vraagt ons waar we toch geweest zijn en waar we nu naar toe gaan. Want hij was niet in de synagoge, omdat hij met zijn vis en zijn pottenbakkerswaren op de markt gestaan had en ook veel geld geïnd had, wat hem veel plezier verschafte. Toch ging hij met ons mee naar Mijn huis en liet zich daar het eten goed smaken, omdat het hem niets kostte. Maar na de maaltijd ging hij weer meteen naar zijn marktkraam en deed daar zijn geldzaken, want de markt duurde drie dagen, en allerlei kooplieden deden daar veel zaken en maakten goed geld voor hun waren.
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Judas Iskariot zegt: 'Ah, je meent het werkelijk goed met mij; ik zou nooit geloofd hebben, dat jij zo'n goede vriend van mij was! Goed, ik zal dan nu toch maar Jezus, de zoon van dit huis, om werkelijk hulp vragen en dan zien we wel of Hij mij, zoals jij dat denkt, zal verplichte om in een varkenskudde te gaan!' Nu wendt Judas zich tot Mij en klaagt zijn nood. Maar Ik zeg: 'Ga naar je potten, daar zal het wel beter gaan met Je maag.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Maar vlug daarna komen drie Farizeeën uit Kapérnaum het huis binnen en vragen of Ik thuis ben. Als men hen zegt dat Ik thuis ben, stappen ze direkt de eetzaal binnen en vragen daar weer naar Mij; want ze kenden Mij niet persoonlijk.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik zeg: 'Waarom noemt u Mij goed?! Weet u dan niet, dat er buiten God niemand goed is?!' De Farizeeër zegt: 'Ik smeek u, wees toch niet zo streng tegen mij; want ik heb uw beproefde hulp nodig!' Ik zeg: 'Ga weg en houd Mij niet op; want Ik wil vanmiddag naar beneden aan het meer en daar op de visvangst gaan. Daar kunt u Mij vinden!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Nadat het meisje genoeg gegeten had en haar lofzang had uitgesproken, ging ze naar haar ouders en vroeg hen zachtjes, wie Ik dan toch wel was. Want toen Ze op het bed sliep, zag ze de geopende hemelen en een groot aantal lichtende engelen. 'En midden tussen de engelen stond een heel vriendelijke man, die naar mij keek, toen op me toekwam, mij bij de hand greep en zei: 'Talitha kumi!' en ik was meteen wakker na zijn oproep! En kijk nu eens, die man daar ziet er net zo uit als degene, die ik eerder in de droom temidden van zo veel engelen gezien heb! Ach, dat moet een heel lieve man zijn!'
Hoofdstuk 112: Het dochtertje van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar Ik zei: 'Doe dat niet, opdat men later de gebeurtenissen niet verwisselt! Want overmorgen gaan we weer naar het meer en daar zal precies zo'n gebeurtenis plaats vinden, en die moet je dan wél helemaal opschrijven! Vanaf morgen kun je trouwens beginnen met al het buitengewone op te schrijven, wat er maar gebeurt!'
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik wil Mijn leer echter zo geven, dat niemand slechts door het evangelie te lezen of door er naar te luisteren de kern van de levende waarheld bereiken kan, maar deze alleen kan bereiken door Mijn leer toe te passen, en door de toepassing zal Mijn licht in iedere mens steeds helderder gaan schijnen!' (zie Joh. 7:17)
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Daar is Judas helemaal verbouwereerd van en hij heeft geen weerwoord; want Petrus had hem nu wezenlijk geraakt. Hij ging naar buiten en dacht er eens diep over na, kwam na enige tijd weer terug en vroeg ons allen om vergeving! Ook beloofde hij, dat hij zich van nu. af aan helemaal zou veranderen en hij wilde nu heel serieus een leerling van Mij zijn; alleen hoopte hij dat we hem niet ruw af zouden wijzen! Daarop zegt Nathánaël, die zelden of nooit iets zei: 'In jou woont de geest van Kaïn, begrijp je wel? En deze geest verbetert zich op deze aarde niet; want de wereld is de geest van Kaïn, en daarvan kun je geen verbetering verwachten!'
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Nathánaël zegt: 'Dat is weer die oude onzin van je, dat heb Ik al zo vaak gehoord, daar geef ik geen cent voor! Ga maar naar de Sadduceeën; die hebben wel belangstelling voor die onzin! Bij ons is echter het bloed! een luie materie, en de geest is en blijft voor eeuwig geest! Wat heb je aan het bloed van een kind van God als daarin, zoals bij jou, een onreine, geest woont?! Versta je dat?'
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Toen we echter met ongeveer honderd mensen ongezien waren ontkomen aan de menigte, die voor het huis nog steeds wachtte tot Ik met de leerlingen naar buiten zou komen en daar mogelijk weer een wonder zou doen of een toespraak zou houden, waarbij ze Mij dan, volgens het plan van velen onder hen, tot Koning der Joden uit zouden roepen, kwam er een dienstmaagd uit Mijn huis naar de menigte toe en vroeg aan een man, die ze erg aantrekkelijk vond, wat al die mensen nu eigenlijk hier zochten. En de man zei: 'Wij zijn hier, om Jezus, de machtigste der machtigen en de wijste der wijzen, tot Koning uit te roepen! Want wij waren er bij, toen zee en wind Hem gehoorzaamden en de verschrikkelijkste menselijke en geestelijke duivels voor Hem moesten vluchten! Hij is stellig de beloofde gezalfde van God, die zou komen om het volk van God te verlossen van het harde juk van de tirannie van Rome! Daarom is het nu de tijd, om Hem uit te roepen tot de door alle Joden erkende en aanbeden Koning van Gods volk! Wel, daarom zijn wij hier! -Wat doet Hij eigenlijk zolang in huis, dat Hij niet even naar ons hier buiten komt?!'
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Na dit antwoord ging de man het huis in om zich te overtuigen van wat de dienstmaagd gezegd had, en omdat hij in het huis niemand vond behalve de paar mensen die Maria hielpen bij het schoonmaken van het kook en tafelgerei, ging hij weer naar buiten en vertelde daar aan iedereen, dat Ik, zonder nadere aanduiding, naar een huis in Kapérnaum gegaan was om een zieke te genezen.
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Zodra de menigte deze mededeling hoort, breekt iedereen op en roept: 'Op naar Kapérnaum! Daar zullen we wel verder navraag naar Hem doen, en het huis vinden waarheen Hij is gegaan!'
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...