Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

614 resultaten - Pagina 10 van 41

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[10] Als de ziel van een mens verhard en verkeerd is, wordt ook zijn lichaam veel zwaarder en gaat steeds meer op een steen lijken die niet op het water blijft drijven, omdat hij zwaarder is dan het water. Wij lijken echter op hout, waarvan de innerlijke levensgeesten al veel vrijer zijn dan de diep onder het oordeel liggenden van wat voor steen dan ook.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Let op, laat eens een gevoelsmens hier komen; hij mag echter geen hoogmoed en geen heerszuchtige eigenliefde in zijn hart hebben gevoeld. Als hij zich toevertrouwt aan het water, sta ik ervoor in dat hij niet onder zal gaan! Maar als daarnaast echter ook een heerszuchtig en heel egoïstisch mens op het vluchtige element plaats neemt, zal die zinken als een steen! Alleen als hij erg vet is -wat bij zelfzuchtige mensen vrijwel nooit het geval is -zou het vet hem een tijdlang voor ongeveer twee derde van zijn lichaam boven water houden dat wil zeggen als hij moddervet zou zijn! Maar als zijn lichaam normale proporties heeft, zinkt hij als een steen.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Vaneen hoge rotswand stortte een los geraakt, groot, zwaar stuk steen naar beneden en richtte toevallig bij een onder langs de wand weidende kudde een grote verwoesting aan. Welke schuldige moet daar de schade vergoeden? Wanneer ik' s nachts op de weg over een steen ben gestruikeld en daarna ook gevallen, wie is daar dan schuldig aan, -de nacht, de steen, of mijn voet, die geen ogen heeft? Kort en goed, er zijn een aantal netelige vragen over en weer, die allemaal overduidelijk te maken hebben met een echt wederzijds aantasten van het individuele oernatuurrecht! Wie of wat is de ware schuldige?
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar een heel andere zaak is het, wanneer voortaan mensen die vanaf het begin het 'volk van God' genoemd werden, en als zodanig werden onderwezen en beschermd, -ah, als zij zich aanhoudend tegen deze leer van Mij zullen verzetten en met hun zeer kwade en zelfzuchtige ijver zullen vervolgen, ja, dan zal er voor hen geen ander middel meer zijn dan het allerscherpste en onverbiddelijkste zwaard! Wee hen wanneer het zover komt; dan zal geen steen op de andere blijven en de kinderen in het moederlijf zullen niet gespaard worden! En wie zal willen vluchten, zal door de pijlen van de boog achterhaald en gedood worden omdat hij uit zelfzucht, tegen zijn innerlijke overtuiging in, een moordenaar van Mijn woord en van Mij had willen worden; want degenen tegen wie Ik met de Mijnen te velde zal trekken, zullen een harde strijd te doorstaan hebben, waaruit zij nooit als overwinnaar te voorschijn zullen komen!
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als Mozes naast zijn uiterst volmaakte zielook had kunnen bereiken dat de geest in hem geboren werd, wat hem ook dan pas ten deel zal vallen wanneer Ik zoals een Elia, maar zonder vurige wagen, zal zijn opgevaren, dan zou deze grootste aller profeten van deze aarde alle sterren nieuwe banen hebben kunnen geven, en de grote zonnen zouden zich, net als de golven van de Rode zee, naar zijn wil hebben moeten voegen, zoals ook de harde granietrots precies op de plaats waar Mozes dat wilde, een rijke waterbron moest laten ontstaan, want hij beval de in de steen verbannen geesten en die begrepen Mozes' taal goed, en deden wat hij beval.
Hoofdstuk 262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] CYRENIUS zegt: 'Waar hebben jullie het over en wat willen jullie, brutale halfmensen?! Dit grondstuk heeft sinds vijfhonderd jaar bij deze berg en deze vissershut behoord, en was volkomen waardeloos omdat het een pure zand en steen woestenij was. Er behoorden echter nog twintig morgen land bij die niet omheind en dus aan de stadsgemeente overgelaten werden om vrij en naar believen over te beschikken. Bovendien hebben jullie je nu aan mij voorgedaan als berooide armen en bedelaars, die hun hele hebben en houden zijn kwijtgeraakt! Wat moet ik nu over die boosaardige leugenachtigheid van jullie zeggen?! Ik weet wel dat jullie huizen in de stad door het vuur zijn verwoest, en ik weet precies hoe groot jullie schade is; maar ik ben ook bekend met jullie grote bezittingen in Tyrus en Sidon en ik weet dat juist jij, Roclus, daar zoveel schatten bezit, dat je je zonder meer met mij zou kunnen meten! En datzelfde geldt voor alle elf die nu met je hierheen gekomen zijn!
Hoofdstuk 16: De deputatie uit Caesarea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Dat zijn zo de hoofdtrekken van een Epicurist! Hoeveel.geestelijks er in zo'n gemoed van steen huist, zal hopelijk zelfs wel voor iedere blinde overduidelijk zijn. Ja voor het rijk worden op deze aarde deugt de leer van Epicurius het meest, vooral wanneer zij met stoïcijns cynisme doorspekt wordt zoals dat bij jullie het geval is; maar voor het rijk worden naar de geest deugt zij allerminst, omdat zij de zuivere liefde tot God en de arme naaste totaal uitsluit. Dit was om Jullie wat zicht te geven op jezelf! En laat nu de redenen horen voor jullie echt Esseense atheïsme!"
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] ROCLUS zegt: 'Welaan dan, laten we maar eens kijken op welke plaats hij de steen der wijzen gevonden heeft!"
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Overdag zoekt niemand naar licht en is men zich niet eens bewust van de werkelijke waarde daarvan; men gaat immers in geen enkelopzicht gebukt onder de zwaarte van de nacht. Overdag is het goed lopen, omdat men iedere kuil, iedere steen op straat en iedere afgrond kan ontwijken, daar men dat allemaal al van veraf kan zien. Maar 's nachts in het stikkedonker is dat heel anders; dan kan men slechts moeizaam en met de grootste voorzichtigheid vooruit komen.
Hoofdstuk 46: Het priesterdom als vijand van het licht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] ROCLUS keek Raphaël nu strak in het gezicht en zei: 'Wel, mijn lieve, jonge vriend, hier heb ik een steen van de grond opgeraapt die ongeveer vijf pond weegt. Hij is van bruin graniet en is voor zover ik weet met geen enkel metaal verwant. Maak er goud van, maar het gewicht moet gelijk blijven!"
Hoofdstuk 55: Het wonder dat Roclus van Raphaël verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] RAPHAËL zegt: 'Houd de steen nu dan stevig vast, opdat hij niet wanneer hij als een goudklomp driemaal zwaarder is geworden uit je hand valt; want de oerplotselinge gewichtstoename geeft altijd hetzelfde gevoel als wanneer er een steen van ongeveer tien pond uit de lucht in je handen zou vallen! Je zou dus wel eens met goudklomp en al om kunnen vallen!"
Hoofdstuk 55: Het wonder dat Roclus van Raphaël verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Dit zei Roclus enkel vanuit een soort twijfel over het slagen van het bewijs. Op hetzelfde moment wil Raphaël de steen echter in goud veranderen. De steen verandert op dat moment ook helemaal in goud en werpt door de plotselinge gewichtstoename Roclus op de grond en wel zo hard, dat Roclus zich flink bezeerde en hij nauwelijks in staat was om weer op te staan.
Hoofdstuk 55: Het wonder dat Roclus van Raphaël verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Is dit niet heel anders met je kinderen, die ook uitjouw vlees en bloed zijn voortgekomen? Die wachten niet meer op jouw wil; zij hebben een volledig eigen leven, bewustzijn en wil. Ze zullen je wel volgen, en lessen en geboden vanje aannemen, maar niet overeenkomstig jouw, maar altijd slechts volgens hun hoogst eigen wil, zonder welke jij aan hen net zo weinig zou kunnen leren als aan een uit steen gehouwen beeld of een steen!
Hoofdstuk 71: Wat aan gene zijde het lot is van de materieel geworden ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Heb je dan niet gezien hoe zojuist deze jongen, die in feite ook slechts een schepsel van God is, die steen in goud veranderde, wat tegen het stereotype van de oergoddelijke wil in gebeurde? Heeft iemand hem ter verantwoording geroepen omdat hij zo'n enorme ingreep heeft gedaan in de basisorde van God? Integendeel, dit is slechts teweeggebracht door de goddelijke wil, verenigd met die van de jongen!
Hoofdstuk 76: De vrijheid van de menselijke wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] RAPHAËL zegt: 'Wel, geef me een steen, dan krijg je ook je wonder te zien!"
Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...