Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

330 resultaten - Pagina 10 van 23

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23
[8] De omgeving leek een aardse te zijn. Men zag mooie bergen, velden, tuinen, wijngaarden en een groot aantal woonhuizen, die er heel mooi en goed verzorgd uitzagen, en de zeer ruime omgeving was goed verlicht, alhoewel ik geen stralende hemellichamen aan het helder blauwe firmament kon ontdekken. Maar het wonderlijkste was, dat ik door de heel helder waargenomen geestelijke omgeving heen ook heel veel van deze materiële omgeving kon waarnemen, maar alleen voor enkele ogenblikken, en toch bleef de geestelijke omgeving constant; en dat alles bewijst mij nu wel voldoende, dat hetgeen ik gezien heb niet louter een loze droom, maar werkelijkheid was.
Hoofdstuk 133: Het verslag van de hoofdman over wat hij helderziend waargenomen had - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De hoofdman:) 'Laten nu ook de anderen openlijk vertellen of ook zij hetzelfde gezien en gehoord hebben! Ik verlang dat niet voor niets, want het is mij om de zuivere waarheid te doen, om daarmee aan te tonen dat dit visioen geen droom, maar werkelijkheid was.
Hoofdstuk 134: De droom van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Toen hij de paarden buiten aan de knechten had overgegeven, kwam hij direct in de grote kamer naar ons toe en zei (de hoofdman) tegen Mij: 'O grote Heer en Meester! Pas toen jullie de herberg verlaten hadden, ben ik als uit een droom ontwaakt en wilde mij toen geheel en al aan U aanbevelen, maar toen waren jullie al verdwenen. Daarop werd ik gegrepen door een alles overheersend verlangen om U nog eenmaal te zien, te spreken en te horen. Ik liet mij dan ook onmiddellijk uit Bethlehem de beste rijpaarden brengen en reed met deze vrienden van mij in snelle draf hierheen en hoorde buiten van de mensen van dit huis, dat U hier een kleine rustpauze genomen hebt. Toen sprong mijn hart op van vreugde. Samen met mijn metgezellen sprong ik in allerijl van het paard en haastte mij naar binnen, en nu ben ik hier om U te begroeten, en om U van gans er harte te bedanken voor de eindeloos grote genade die ik van U tot heil van mijn heidense ziel ontvangen heb. Neem daarom, o Heer en Meester, deze dank ook genadig van mij aan!'
Hoofdstuk 126: De hoofdman van Bethlehem komt naar de Heer toe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] jullie zogenaamde geestenoproepers en geestenbezweerders, die ten eerste wat henzelf betreft maar uitermate zwak geloven in het bestaan van een geest en ten tweede in werkelijkheid nog nooit een geest gezien hebben, behalve in een lichte droom, doen het wel zo: ze roepen met hun mysterieuze, maar op zichzelf volkomen zinloze tekens en woordformules een gestorvene op, die vervolgens na drie of ook wel zeven keer roepen en bezweren verschijnt, gewoonlijk tot grote schrik van degene die hem liet roepen, en tevens met allerlei vuur en groot kabaal en gedaver en met een zeer dreigend en ontstemd gezicht en dito woorden degene die hem liet roepen, vraagt wat hij wil en waarom hij hem in zijn rust stoort. Maar zo'n geest heeft zelf de geestenwereld nog nooit gezien, gelooft daar net zo min in als zijn bezweerder en is niets anders dan een onherkenbaar gemaakt mens, die vaak aljarenlang met de geestenbezweerder samenwerkt in een vast en goed ingestudeerd winstgevend bondgenootschap.
Hoofdstuk 132: Over het bezweren van geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik heb namelijk eens heel levensecht gedroomd van een van mijn liefste broers, dat wij in Athene bij elkaar waren en met elkaar over een belangrijke aangelegenheid spraken. Ik was destijds nog in Rome en deze broer op het eiland Rhodos, waar hij werk te doen had. Ik schreef de droom die ik had op, om hem niet te vergeten. Maar een half jaar later kwamen ik en deze broer werkelijk in Athene bij elkaar, op dezelfde plaats waar we in mijn droom samengekomen waren, en het onderwerp van ons gesprek was, alhoewel met enigszins andere woorden, hetzelfde als waar wij in de droom reeds een half jaar eerder over gesproken hadden.
Hoofdstuk 134: De droom van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Deze droom was voor mij dus iets waars; maar waarom wist mijn broer daar dan niets van, aangezien de zaak hem toch veel meer aanging dan mij ? Wat was mijn broer in mijn droom? Alleen maar een beeld, dat de fantasie van mijn ziel als het ware levend en plastisch vorm gaf en hem de door hem gesproken woorden in de mond legde! Alleen ik was het eigenlijke ik, al het andere was een voortbrengsel van de fantasie van mijn ziel, waarvan ik echter niet kan zeggen, of die zich daarbij vrij en zelfstandig actief of toch alleen maar passief gedroeg.
Hoofdstuk 134: De droom van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Na het gesprek vroeg ik mijn broer of hij een halfjaar eerder in die en die nacht niet ook een dergelijke droom had gehad, zoals ik, en liet mijn broer bij deze gelegenheid de getrouwe aantekeningen zien, die ik meegenomen had naar Athene. Hij las die heel aandachtig door en verwonderde zich er erg over, dat mijn in zekere zin profetische droom nu in Athene bijna letterlijk werkelijkheid was geworden, maar hij verzekerde mij ook, dat hij daar nooit een droom over had gehad en ook niet het minste vermoeden had, dat wij elkaar in Athene zouden zien en spreken. Over het te bespreken onderwerp had hij wel vaak nagedacht en hij had mij daarom in Rome willen bezoeken. Ook had hij dikwijls een sterk verlangen naar mij gehad, maar dat wij elkaar zo heel toevallig in Athene zouden treffen, zien en spreken, daarvan had hij, zoals gezegd, geen enkel vermoeden en nog minder een soortgelijke droom gehad.
Hoofdstuk 134: De droom van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Dat is nu dus geheel en al in orde en afgehandeld; maar aangezien ik hier nu al een keer mijn droom verteld heb, zou ik dan ook van jou, jonge, wijze reus, graag een kleine toelichting krijgen op de wonderlijke dingen die daarin voorkomen. Want dat die droom beslist heel veel geestelijks bevat, valt niet te betwijfelen! Maar hoe is nu de samenhang met het materiële, dat pas na een halfjaar gebeurde? Wat was het Athene dat ik in de droom zag, en wat was die broer, en waar haalde hij de woorden vandaan die hij, terwijl hij zich als een object buiten zichzelf bevond, tegen mij gesproken heeft? Want de op een of andere manier vrij geworden ziel van mijn broer kon het niet zijn, omdat hij er absoluut niets van wist.'
Hoofdstuk 134: De droom van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu zei Rafaël: 'Tussen de droom die je gehad hebt en wat je nu gezien hebt, is heus een heel groot verschil, maar desondanks was jouw droom toch ook van geestelijke aard, zoals iedere droom dat in meerdere of mindere mate is. Maar het is geen volledig helder geestelijk schouwen, omdat de ziel zich in een dergelijke droom niet in zo'n volledige verbinding met de geest in haar bevindt, als nu bij deze verschijning het geval was.
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Kijk, in de ziel bestaan er drie goed te onderscheiden graden van schouwen en waarnemen! De eerste is puur natuurlijk, zelfs in de droom van de materiële natuurmensen bij wie de innerlijke geest nog zo passief rust als de geest van een plant in het omhulsel van de kiem in een zaadkorrel.
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Als in de slaap de zintuigen van het lichaam als het ware dood en onwerkzaam rusten, dan beschouwt de ziel, die niet kan slapen en dood kan gaan, het een en ander van de materiële beelden in zichzelf, brengt die voor enkele momenten tot leven en verheugt zich, als ze iets moois en aangenaams is tegengekomen; maar als ze iets vervelends en lelijks tegengekomen is, wordt ze ook in de droom angstig en doet ze alles om de verschijning die haar in het nauw brengt kwijt te raken door weer helemaal in het vlees van haar lichaam terug te gaan.
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Wat een ziel in zo'n eerstegraads schouwen in een droom ziet, heeft dan natuurlijk geen objectieve, maar alleen een passieve, subjectieve realiteit zonder verband; want ze neemt dan alleen op de materiële manier beelden waar uit haar eigen wereld en is daarbij ten dele actief en ten dele passief
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Maar in een droom zoals jij die gehad hebt, bevindt de ziel zich in een overgangsfase van het eerstegraads zien naar het tweedegraads en hogere zien. In dat geval is de ziel al meer geïsoleerd van haar puur materiële gedeelte, treedt in zekere zin uit haar lichaam, stelt zich door middel van haar aura volledig in verbinding met de buitenwereld en ziet en voelt dan uit de levensomstandigheden en materiële omstandigheden op aarde, die op haar inwerken, dingen die zich ver weg bevinden en meer waarheidsgehalte hebben.
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Maar sommige mensen, zoals jij ook, hebben het vermogen om ook datgene wat ze in die hogere graad van schouwen gezien en gehoord hebben, vanuit de droom ofwel de vrijere toestand van zien en handelen van de ziel op te slaan in de lichamelijke hersenen; en als de ziel zich dan weer in het lichaam terugtrekt en ook lichamelijk ontwaakt, ziet ze in de hersenen alles wat ze in haar vrijere en hogere graad van schouwen gezien, gedaan en gehoord heeft.
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Dat jouw ziel en ook die van je broer dat in de droom al een halfjaar eerder gedaan hebben, komt door de grote fijngevoeligheid van de vrijere ziel, die zich uit de behoeften die in haar leven en de logischerwijs daaruit voortvloeiende daden en omstandigheden in haar vrijere toestand reeds datgene voor de geest haalt, wat in aardse tijd pas veellater gebeurt. ledere ziel heeft echter ook in de lichamelijk wakkere toestand het vermogen om toekomstplannen voor zichzelf te maken en zich die als reeds volbrachte werken voor te stellen; maar omdat de ziel in haar lichaam alle voorwaarden en omstandigheden die nodig zijn voor de uitvoering van een opgevat plan klaarblijkelijk niet voldoende zuiver en zeker kan zien en voelen, wordt er aan de tevoren bedachte plannen nog heel veel veranderd, zowel wat betreft de vorm en doeltreffendheid als ook wat betreft de tijd, waarbinnen de ziel het werk volgens haar voorgenomen plan al in zijn volledige afronding voor zich zag.
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23