Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 10 van 278

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[13] Een meer gemoedelijke Farizeeër zegt: 'Nou, nou, laten we deze zaak maar laten rusten en praten we liever eens met meester Jezus, die zou ons wel eens van dit voorval de beste verklaring kunnen geven, want hij staat in alle wetenschap en wijsheid hoog boven ons!' Hij wendt zich tot Mij en vraagt: 'Wat denkt u van deze geschiedenis? Want u schijnt daarvan toch wel iets geweten te hebben, omdat uw eerdere gesprek met de leerlingen van Johannes daarop schijnt te wijzen. Want haast op hetzelfde moment, dat u tegen de leerlingen van Johannes zei, dat God voor diegenen zorgt, die Hem waarachtig liefhebben en zonder twijfel op Hem vertrouwen, en de lelijkheid en de verwerpelijkheid van de zelfzucht zo goed over de hekel haalde, gebeurde het, en daarom geloof ik eigenlijk dat u daarover van buitenaf in kennis bent gesteld of dat u ongezien zelf de veroorzaker bent!'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Matthéus werpt meteen zijn waardskleding aan de kant, trekt zijn nette mantel aan en volgt Mij, zonder eerst die aanwijzingen te geven, die een heer des huizes gewoonlijk aan de zijnen geeft voor de tijd dat hij afwezig is.
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Toen begonnen de gehuurde lawaaimakers (natuurlijk voor geld, want zonder geld werd er voor niemand lawaai gemaakt!) Mij uit te lachen, en één van hen zei vertrouwelijk tegen Mij: 'Het zal u hier niet zo gemakkelijk lukken als bij Jaïrus! Bekijk haar maar eens wat beter en dan zult u als dokter wel dadelijk moeten toegeven, dat zij, volgens de leer van de beroemde oude Griekse arts Hippocrates, uiterlijk volkomen dood is, en wilt u dan beweren dat ze zou slapen!?'
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] En toen de kamer en ook het hele huis bevrijd was van alle lastige gasten, ging Ik pas met Mijn leerlingen en de verwanten van de overste de kamer in, liep direkt naar het doodsbed, pakte zonder iets te zeggen de dochter alleen maar bij de hand, en ze stond ogenblikkelijk net zo fit en gezond op, alsof ze nooit iets had gemankeerd. (Matth. 9:25)
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ze zwegen wel de paar dagen dat Ik met Mijn leerlingen in het huis van de overste verbleef. Toen Ik daar echter wegging, werd dit voorval snel bekend in heel Galiléa. (Matth. 9:26) Dat had Ik wel kunnen verhinderen, als Ik de vrijheid van wil van de mensen beperkt zou hebben, wat zeer weinig moeite voor Mij geweest zou zijn; maar omdat Ik de vrije wil van de mens eerbiedigen moet, zonder welke de mens een dier zou zijn, moest Ik zonder meer toelaten dat Mijn ordening verbroken werd, wat de zaak geen goed deed.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Ik ben echt wel iemand die diep meeleeft en ik ben bijzonder goedmoedig en mijn fijngevoeligheid maakt dat ik geen vlieg kan doodslaan ; en geen worm kan plattrappen; maar u zou ik zelf zonder angst de kop af kunnen slaan. Ik geef de overste dan ook groot gelijk, dat hij u tot de galg (heeft dezelfde betekenis als kruis) heeft veroordeeld.'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] In hun grote angst zagen de Farizeeën nu wel in, dat niemand medelijden met hen had en een goed woordje voor hen wilde doen bij de overste, die over geheel Galiléa het Romeinse, meestal onverbiddelijke, scherprecht uitoefende. Ze vielen daarom, bij elkaar zo'n dertig man, voor de overste op de knieën, zwoeren dat ze het echt zo kwaad niet hadden gemeend met hun eerdere opmerkingen tegen Jezus, en dat ze daarmee alleen maar op een wat indringender manier duidelijk hadden willen maken, dat de onmiskenbare kracht van God in Jezus, de Meester van alle Meesters, ook de opperste van de duivels aan zich dienstbaar kan maken en moet maken; want het zou toch erg droevig voor de mensen zijn, als God geen macht over de duivel zou hebben. Daar in Jezus zonder de geringste twijfel de allerhoogste macht en kracht van God aanwezig was, moest deze zowel over alle duivels als over alle engelen macht hebben en hen zonder uitzondering tot absolute gehoorzaamheid kunnen dwingen! 'Wij wilden daarom met het gezegde, dat hij die duivels met behulp van hun aanvoerder uitdreef, alleen maar zeggen, dat zijn kracht van God sterker is dan alles, wat in de hemel, op de aarde en onder de aarde is. Als u nu begrijpt, hoge gebieder van Rome, dat wij alleen maar dit en beslist niets anders hebben bedoeld met wat we zeiden, en dat we daarvoor ter dood zijn veroordeeld, hoe is het dan mogelijk, dat u ons zo hebt kunnen veroordelen? Wij vragen u daarom in de naam van de goddelijke Meester Jezus, of u zeer genadig uw uitgesproken oordeel weer in wilt trekken!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ga nu echter in je huizen zonder dak; daar zul je eten en kleding vinden! Voed en kleed je en kom dan terug, en Ik zal dan nadere bijzonderheden met jullie afspreken!'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] 'Ja, ja, je hebt gelijk', zegt de oude, terwijl hij het kind tegen zich aandrukt, 'het zijn hier allemaal wonderen, en je hebt je beslist niet vergist toen je de jonge man zelfs voor de Messias aanzag. Want wat ons betreft is Hij dat zeker! Maar nu gaan we naar Hem toe en dan zullen we ook Hem in de naam van Jehova de Hem toekomende dank brengen! Want Hij is zonder twijfel door God naar ons toegezonden. Laten we nu dus vlug naar Hem naar buiten gaan!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Wat echter de tweede vraag betreft. daarop moet gezegd worden. dat de geest van de originelen ook in de afschriften geheel bewaard is gebleven; letters zeggen zonder meer niets. maar het gaat om één en dezelfde geest. Of is het soms niet meer dezelfde geest van God. als Hij zich hier op aarde op eindeloos verschillende vormen manifesteert en dat op een zon nog eindeloos gevarieerder doet? Zie, het is en blijft toch steeds één en dezelfde heilige Geest!
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ieder, die ook maar enige kennis bezit van de aard van de dingen, zal zonder moeite begrijpen dat zich in de vaak zeer dikke en verweerde schors, die jammer genoeg door velen al voor de boom zelf aangezien Wordt, allerlei vervuilingen en vele soorten wormen en insecten bevinden, die leven van het slechte voedsel dat de schors hen geeft. Omdat de schors uit de levende boom, maar nooit de levende boom uit de schors groeit, heeft de schors ook iets levends van de boom in zich, en daarom is het te begrijpen, hoe in en uit haar zoveel wormen en allerlei insecten toch een uiterlijk en vergankelijk levensvoedsel vinden.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Vooral in de marktplaatsjes en dorpjes heerste veel ellende, en dat was de mensen, die daar onder allerlei lasten gebukt gingen, goed aan te zien. Fysiek en psychisch waren ze verstrooid en kwijnden ze weg als schapen tussen de wolven zonder ook maar één herder. (Matth. 9:36) Omdat die ontreddering van de arme mensen bijzonder veel medelijden in Mij opwekte, zei Ik net als aan de bron in Sichar: 'De oogst is groot; maar er zijn maar weinig arbeiders! (Matth. 9:37) Vraag daarom aan de Heer dat Hij arbeiders zendt om te gaan oogsten! Want deze armen zijn rijp voor het Rijk van God, en de akker waarop ze staan is groot. Ze smachten en snakken naar licht, waarheid en verlossing! Maar arbeiders, arbeiders! Waar vind je ze?!' (Matth. 9:38)
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen ging Ik in hun midden staan en zei tot hen: 'Luister dan heel goed; Ik zal jullie nu zonder voorbehoud alles vertellen wat je moet weten.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Ik zeg: 'Beslist niet, broeders!' Ik zeg je: Jullie zullen noch goud, noch zilver, noch muntstukken in jullie gordels hebben; want een goede arbeider verdient zonder dat alles zijn voedsel! (Matth. 10:9) Wie echter niet werken wil als hij het wel kan, die moet ook geen eten krijgen! Want er staat geschreven: 'In het zweet uws aanschijns zult u uw brood verdienen!' Maar dat een werkschuwe mens met behulp van een aalmoes van goud, zilver en muntstukken voor zijn eten moet zorgen, dat staat nergens geschreven! De zwakken, ouden en gebrekkigen moeten volgens de wet door de hele gemeente onderhouden en goed verzorgd worden.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Maar zonder dat zal er toch al veel te gauw een tijd komen, waarin het goud, het zilver en het geld de mensen zal regeren en zal bepalen hoeveel men voor de wereld waard is. Dat zal echter een kwade tijd zijn; het licht van het geloof zal uitdoven, en de naastenliefde zal net zo hard en koud worden als het geld!
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...