Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3023 resultaten - Pagina 10 van 202

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[11] Zodra het volk buiten is stappen de oude Farizeeën vol woede in hun harten op Mij af en vragen Mij heel brutaal, wat voor plannen Ik met Ahab heb, of Ik hem ook wil klaarmaken voor de hel?! Als Baram die vraag hoort, ergert hij zich terecht en zegt tegen hen: 'Ik heb ieder jaar mijn belasting tot de laatste cent betaald, en ben daardoor wettelijk bezitter van dit door mij gebouwde huis en daarom duld ik het van niemand, dat iemand die ik in mijn eigen huis als gast eer en verzorg, door vreemden zoals jullie, onaangenaam behandeld wordt! Ik gebied jullie daarom in alle ernst mijn huis ogenblikkelijk te verlaten en je buiten de omheining van mijn bezitting te begeven, omdat ik anders niet wacht om gebruik te maken van mijn duur betaalde rechten als eigenaar!'
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Daarom zei Ik tegen Kisjonah: 'Laat de trap op de oever zakken; wij moeten in het schip, want het land wordt ons te eng!' Kisjonah liet snel de trap neer, en wij klommen meteen op het schip. (Matth.13:2) Maar omdat het volk Mij het schip in zag gaan, dacht het dat Ik meteen zou wegvaren. Daarom begon het luid te vragen om hen de beloofde leer van het hemelrijk te geven!
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[25] Allen antwoorden: ' Ja, Heer en Meester; want Uw wijsheid gaat boven al onze nog zo hoge en wijs gewaande gedachten! Daarom vragen wij U, of U op deze manier verder wilt spreken!'
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zie, zo sprak eens de grote profeet, en zo zong ook eenmaal David in zijn acht en zeventigste psalm in het tweede vers, en naast heel veel andere dingen slaat dat juist op Hem, en dan vragen jullie nog: Waarom zó, en wat betekent dat?', terwijl je toch al een behoorlijk lange tijd met Hem optrekt?! Als het noodzakelijk is dan zal Hij ons deze gelijkenissen wel uitleggen, en als het niet nodig is, -nu, dan mogen we ons allen wel heel gelukkig prijzen, dat wij nu zien en horen mogen, wat alle aartsvaders graag gezien en gehoord zouden hebben!'
Hoofdstuk 192: Onkruid tussen de tarwe, mosterdzaad en zuurdeeg. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Nu vragen de leerlingen die aan de zee wonen: 'Heer, waar zullen we nu naar toe gaan?' 'Recht toe, recht aan, naar huis!', zeg Ik. Maar zij zeggen daarop: 'Heer, daar zal het ons niet zo goed vergaan! Want de Farizeeën hebben Uw aardse moeder alles afgenomen, en wij denken daarom dat het er thuis wat bedenkelijk uitziet, hoewel we heel precies weten dat U eigenlijk overal een huis heeft en thuis bent.'
Hoofdstuk 194: Het geestelijk huis van de mens. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Kisjonah was nog lang niet bekomen van zijn verbazing en wilde Mij net vragen, hoe dat mogelijk zou zijn, toen de jongeman heel soepel weer voor hem stond en glimlachend zei: 'Wel, u staat er nog over na te denken hoe dat mogelijk zou zijn, en het is allemaal al gedaan! Zelfs dat, waarvoor uw ijverige schrijvers geen gelegenheid hadden om in de dag en rekeningboeken te boeken, vanwege de drukte aan de tol, heb ik gauw nog verholpen -zodat ze nu helemaal vrij zijn en klaar met hun werk!'
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De jongeman zegt: 'Maar, beste vriend, doe niet zo verbaasd! Kijk eens naar de tafels! Toen u nog bezig was om aan de Heer der heerlijkheid te vragen of ik helpen mocht, gebeurde het reeds. Maar waar is uw wijn?'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De jongeman antwoordt: 'U bent wel erg nieuwsgierig; maar ik kan u alleen maar zeggen, dat ik zonder Hem, Die nu bij u in deze wereld woont, niets kan doen; Hij is Degene, Die al zulke dingen doet! Hoe Hij dat alles doet, moet u dus aan Hem vragen; want de kracht om deze dingen te doen is niet van mij, maar van de Heer die Zijn onderdak bij u kiest. Ga en vraag het dus aan Hem!'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Hierop vallen ze allen voor Mij op hun knieën en aangezichten en roepen: 'Heil aan u, gij volledig onbekende weldoener! Wat voor goeds en vriendelijks hebben wij u dan ooit gedaan, dat u zich over onze grote ellende wilde ontfermen?! En omdat u, een geheelonbekende heer en weldoener, ons een nog nooit gehoorde grote genade hebt bewezen, vragen wij allen wat wij voor u kunnen doen, zodat wij de gelegenheid hebben ons uw genade wat meer waard te tonen dan waartoe we nu als volkomen vreemdelingen voor u, in staat zijn!'
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: 'De goden, die jullie Grieken vereren, zijn slechts nutteloos knoeiwerk, door mensenhanden uit de materie gemaakt; en jullie kunnen hen duizenden jaren vragen, aanbidden, vereren en meer dan je eigen leven liefhebben, maar ze zuUen je toch nooit verhoren en iets goeds voor je doen om de heel eenvoudige reden, dat ze in de levende werkelijkheid niets zijn en niet bestaan.
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Waarom eis je dan van de Joden een pachtsom, terwijl God toch het land aan de Joden heeft gegeven en alleen zij dus het recht zouden hebben om van jullie pacht te vragen?! Jullie zijn vreemdelingen in het land van de Joden, die meer dan jullie, kinderen van Jehova zijn, en toch vraag je pacht voor de akkers, weiden en bossen, die sinds Abraham eigendom van de Joden zijn! Vraag jezelf eens af, of dat wel rechtvaardig kan zijn voor God en alle rechtvaardige mensen!
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Philopold bij Mij kwam, zei bij: 'Heer, ik heb ontzettend grof tegen U gezondigd; maar dat was alleen de schuld van mijn grote blindheid! Maar nu, nu U, o Heer, mij op een werkelijk wonderbaarlijke manier ziende gemaakt hebt en nu ik weet wie U bent, vraag ik U ter wille van Uw eeuwige liefde en wijsheid, of U mij arme, blinde zondaar al mijn fouten wilt vergeven die ik nu tegen U en daarvoor tegen mijn naasten heb begaan, zoals U mij dat al eerder precies hebt getoond. Als ik Uw heilige woorden opgeschreven zou hebben, - bij alle hemelen, dan zou ieder haakje zijn uitgevoerd! Maar ik geloof dat ik wel weet wat U wilt, en ik zal dat woordelijk nakomen! U heeft voor ons allen de schuld aan Kisjonah voldaan en U heeft voor niets al onze zieken zeer wonderbaarlijk genezen, en U heeft dat allemaal gedaan zonder ook maar iets vooraf te vragen, en daarom hoop ik nu, dat U een zondaar die U een gunst vraagt, niet af zult wijzen!'
Hoofdstuk 216: De laatsten en laagsten van de gehele oneindigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Nu willen wij U, Heer Jezus, vragen of we zo goed gedaan hebben!'
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Wij zijn helemaal uit Bethlehem gekomen, omdat we over uw buitengewone geneeskunst wonderlijke dingen gehoord hebben. Daarom hebben wij onze zieken ook meegebracht; degenen, die nog zoveel kracht hadden dat ze hun voeten konden gebruiken, moesten natuurlijk lopen, -de zwakkeren hebben we echter op lastdieren hierheen gebracht. Wij vragen u, of u zich over de lijdenden wilt ontfermen en hen wilt genezen van hun kwalen!'
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De vijf Farizeeën zeggen: 'Wij hebben ze aan de andere kant van de bocht in de herberg gebracht, omdat we niet konden weten of u er wel was. Want het was toch al erg moeilijk te weten te komen dat u zich in deze tijd meestal hier ophoudt, en het was helemaal niet zeker dat we u hier aan zouden treffen, maar we hebben het er toch op gewaagd. Anders zou men hier wel geweten hebben waar u zich dan zou bevinden, of wanneer u zo ongeveer terug zou komen. Vanwege die onzekerheid hebben we dan ook onze ergste zieken in de voornoemde herberg ondergebracht, opdat ze daar verzorgd zouden worden terwijl wij moeite deden ergens bij u te komen om u te vragen u te ontfermen over onze erge zieken! Daarom hebben we ook onze legerplaats op de berg boven de herberg gesitueerd, zodat we zo dicht mogelijk bij onze zieken zouden zijn die met moeite in de herberg zijn ondergebracht.
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...