Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

290 resultaten - Pagina 10 van 20

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20
[1] Bij deze herberg hielden wij stil, en de waard kwam ons tegemoet en verontschuldigde zich dat hij ons niet kon opnemen; want ten eerste was zijn herberg veel te klein om ons plaats te kunnen bieden, en ten tweede had hij zo weinig mondvoorraad dat het voor ons niet voldoende zou zijn. Maar midden in de stad bevond zich een Griekse herberg, die van alles voorzien was, en daar zouden wij goed onderdak kunnen vinden.
Hoofdstuk 33: De Heer bij de waard in Pella - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] De waard, de vader van de genezene, zei: 'Mijn zoon, je zou wel eens heel erg gelijk kunnen hebben; want ook ik ben stil in mijzelf op die gedachte gekomen! Maar laten we niet al te sneloordelen; want deze goede Wonderheiland zal vast wel bereid zijn om ons naar waarheid meer uitsluitsel over Zichzelf te geven!'
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Nu kwam er een engel dichter naar de opperstadsrechter toe -het was de jullie reeds bekende aartsengel Rafaël - en zei tegen hem: 'Je hebt juist en naar waarheid gesproken - maar wat nu nog niet is, zal mettertijd steeds meer komen; want neem van mij aan dat wij -zoals je ons hier ziet - en nog tallozen van onze gelijken nooit stil hebben gezeten, en in deze tijd al helemaal niet!
Hoofdstuk 198: Het verschijnen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Kijk naar Mij! Ik ben wat Mijn lichaam betreft ook een mens, maar Ik eet en drink steeds een en hetzelfde voedsel en stil Mijn dorst eveneens met zuivere, goede en gezonde wijn -maar altijd in de juiste mate; en wat Ik nu voor jullie ogen eet en drink, dat at en dronk Ik ook al in Mijn kinderjaren, evenals trouwens de meeste van Mijn leerlingen, die bijna allemaal vissers waren en van vis leefden.
Hoofdstuk 210: De belangrijkste voedingsmiddelen voor de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[25] De leden van de Hoge Raad zijn het met deze woorden eens en sluiten hun vergadering. Nicodemus verwijdert zich echter stil en onopgemerkt en zal hier weldra aankomen.
Hoofdstuk 41: De tempeldienaren smeden boze plannen - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[14] De inwoners van Efraïm bekommerden zich zo goed als helemaal niet om ons, maar deden stil hun werkzaamheden en hielden ons voor een soort nieuwe sekte van de joden, zoals die juist in Mijn tijd niet zelden ontstonden, en ze dachten dat wij aanhangers waren van Johannes, die zich hier wilden voorbereiden op het Godsrijk dat zou komen. Omdat ze bovendien wisten en ook zagen dat wij de oude burcht weer herstelden, beschouwden ze ons pas echt als zonderlingen, waar je beter niet mee om kunt gaan, om niet door hun eigenaardigheid aangestoken te worden.
Hoofdstuk 47: De bezigheden van de Heer en Zijn leerlingen in Efraïm - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[6] Nauwelijks was dan ook bekend geworden dat Ik Mij weer openlijk vertoonde, evenals Lazarus -die zich sinds zijn opwekking sterk had teruggetrokken en een stil beschouwend, innerlijk leven leidde, waardoor hij veel meer dan vroeger besefte wie Ik was en wat Mijn doen en laten te betekenen had alsook over Mijn leer en Mijn persoon nu geen enkele twijfel of onduidelijkheid meer voelde - of er ontstond een buitengewoon grote toeloop van Joden uit Jeruzalem en nog meer van Joden uit andere landstreken, die vanwege het feest naar Jeruzalem waren gekomen. Het waren voornamelijk Joden die niet uit deze streek kwamen, die over het wonder en over Mij hadden gehoord en die nu vaak uit nieuwsgierigheid, maar ook wel om zuiverder redenen naar ons toekwamen. Allen uit het Joodse volk die ook nog maar enigszins ontvankelijk waren voor het goede, zijn in die tijd in Mijn nabijheid geweest, opdat de zielen verlicht konden worden, en zodoende waren Mijn leerlingen en Ik volop bezig om allen die toestroomden, en wier ziel dorst leed, te verkwikken.
Hoofdstuk 61: De aankomst in Bethanië. Het verblijf bij Lazarus De terugkeer van judas. Zijn gesprek met de Heer - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[7] In stil gebed bleef de Mensenzoon nu op de berg, en begaf zich vervolgens voor zonsopgang naar beneden naar het huis van Lazarus, zonder dat iemand het had gemerkt.
Hoofdstuk 65: De Heer begeeft Zich alleen naar de top van de Olijfberg Het gesprek tussen de Godheid en de Mensenzoon Jezus - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[14] En zie, dit alles en nog veel meer andere zaken zal Mijn Geest je leren, indien jullie Zijn stem horen! Zijn stem is niet luid, maar zeer stil, maar juist daardoor alles doordringend als de warmte van de liefde en als het licht van de genade en als de kracht van de erbarmende liefde van jullie heilige Vader.
Hoofdstuk 6: De analogie van het gesternte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] "Grote, almachtige God van alle macht, alle kracht en alle heiligheid! Laat Uw hevige toorn varen en stil het vuur van Uw alles verwoestende gramschap en luister in de rust van Uw heiligheid naar de woorden van Uw eeuwige Liefde, die het enige leven in U is, net als U, eeuwig en machtig en sterk zoals U uit Haar en Zij uit U, en wil niet het leven in Haar vernietigen en U door Haar, maar laat genade voor recht gelden en laat de Liefde U genoegdoening geven en eis verzoening voor Uw bezeerde en beledigde heiligheid en geen offer dat U van Haar mocht eisen ter eeuwige verzoening van Uw heiligheid zal voor Uw Liefde te groot zijn!"
Hoofdstuk 9: Het gericht van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En zie nu wat de oorzaak van mijn daad was; de slang in het gras sprak mij aan en zei: 'Eet mij op en verzadig je aan mijn vlees en stil je dorst met mijn bloed, dan zul je een heer van de aarde zijn en al je nakomelingen zullen over die aarde heersen en hun kracht en macht zal groter zijn dan die van alle gezegenden; en ik geef je geen gebod, maar de macht om te heersen en de kracht om alles aan je te onderwerpen!'
Hoofdstuk 15: Kaïns bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En zie, zo heb Ik Mij in korte tijd een volk opgewekt waarvan tot op dit uur nog afstammelingen bestaan, - waar echter, daarover later! Welnu, toen zij nu zo goed voorbereid waren, liet Ik op de achtergrond een hooglied vol wijsheid en liefde voor hen klinken door middel van Meduhed; het werd daar reeds opgetekend en is nog heden ten dage voorhanden - waar echter, ook daarover later! Het luidde als volgt: Luistert allen, gij late kinderen van Mijn genade, hoe Ik u onthaal, luistert, hoe Ik u allen uitnodig aan Mijn grote gastmaal! Komt allen, die trouw van harte zijt hier in Mijn midden, en doet mede met 't gemeenschappelijk loven van Mijn naam, nog volgens d' oude zede, die Meduhed u zo vroom en trouw wist te leren, daar hij - als eerste - Mij in zijn hart heeft willen begeren! Neemt dus zijn goed en zinnig voorbeeld wel in acht; ziet zijn ogen, mond en oren, en zijn witte baard, zo zacht, als veilige tekenen van zijn vroom en zeer wijs spreken! O, dat toch jullie allen in dit alles hem geleken! Zodat ook gij straks worden kunt Mijn lieve, trouwe kinderen, die dat kwade slangen broed niet meer vermag te hinderen. Ziet, schoon spoelen van haar gruwelen zal Ik spoedig heel deez' aarde, der zondaren streven naar Mijn liefde zal dan blijken zonder waarde! Maar als gij van binnen trouwen vroom van hart zult blijven, zal Ik Mijn watervloeden graag aan u voorbij doen drijven! En als Ik straks Mijn toorn zal ontkluisteren van zijn banden, dan zult gij veilig zijn geborgen: Ik zorg voor hogere landen! Dan zullen op aarde alle geslachten klagen,en de 'groten' zullen geen hoongelach meer wagen. En als dan d'hoge watervloeden ruisend stromen over de bergen, zullen ze slechts weinig kinderen sparen: dat zijn Mijn liefdedwergen. Ja, zeer klein werden ze en heel veel minder waard; hun groot gebrek aan liefde heeft hen zeer ontaard! Ziet op dus naar Mijn licht-doorstroomde hemelzalen, Ziet Mijn sterren stralend van Mijn genâ verhalen. Ziet hoe de vlakten der aarde worden verlicht door de zon. Ziet hoe de maan haar begeleidt, welwillend van toen ze begon. Ziet alle werelden gehoorzamen aan Mijn wil. Doet gij ook zo dus al uw werken steeds heel stil. Ge wilt het wezen van de sterren geheel doorleven? Hoor! Ik zeg: de liefde zal het juiste antwoord geven! Als het hart volkomen zuiver op de liefde zal zijn gericht, zal Ik de fakkel van Mijn genade geven als een licht; daar leest een ieder dan gemak'lijk in fel en vlammend schrift, Gods naam in grote letters heel duidelijk gegrift. O gij, klein hart, in nauwe borstkas ingesloten, kendet gij de bron, waaruit zo groots ge zijt ontsproten..., dan zouden er geen vragen over de dode materie in u rijzen; ge liet ze, onbekommerd, dan graag zweven op hun eigen wijzen, wetend dat de Schepper Zelf van al deez' nietig kleine dingen..., onbeduidend vergeleken met een hart, dit steeds met liefde wil omringen. Dàt, wat voor zwakke mensenkinderen zo vaak als groot opdoemt, wordt door Mijn liefde daarentegen slechts zo klein genoemd! Want die dingen in de ruimten, ze zijn als niets zo klein... gelijkend mensenharten, die nog niet ontkiemd in liefde zijn! Houdt daarom niets voor groot dan slechts Mijn liefde trouw en, wat direct daarna komt: des zondaars waar berouw. Ik alleen ben groot, daar Mijn liefde en machtig besturen, en een vrije geest, die in de orde is gegrondvest, zal voortduren. Wat betekenen Mijn zonnen in hun onbekende banen?! Slechts dat ze u als al het andere, steeds uw zwakte manen! Wat zijn zij meer... in het licht van Mijn volmaakte Godheid...dan 't afgevallen hulsje van een zojuist ontpopte mijt? Stel dat g' eens tot in het centrum al dezer werelden in mocht keren... om daar dan het geruis te horen van hun snelle vluchten door de sferen... Om daar ook de sterkte te meten van aller zonnen felste licht... en d'almacht te verstaan, waarmee Ik al dat groots verricht... Zoudt ge ook dan nog nader tot Mijn grote liefde kunnen komen? Neen zeg Ik; aan vertwijfeling zoudt ge niet kunnen ontkomen! Zoudt gij ook kunnen besturen daar de grote hemelwagen? En hem - net als grote geesten - snel naar de sterren jagen? Kondt g'uit uw mond ook lichtende zonnen baren, zonder weeën? En hen onderdompelen - zoals Ik de Mijnen - in de golven van de zeeën? Dan nog zou al uw kracht, naast de Mijne, een vergelijk behoeven: ze is als zand en stof in oude leem - en steengroeven! Kijk op naar 's hemels blauwe randen, kijk over golven naar der zeeën verre stranden, maar geloof gerust, omdat Ik 't u zeg: grenzen zijn daar niet, waar men overdag zeeën van licht van de zon en 's nachts de sterren ziet! En heel de inhoud van uw grote zee is zelfs niet te vergelijken met slechts een druppel der daargindse 'kleinste' sterrenrijken. Richt daarom uw oog op Mij, de Grote, gij kleine mensenrij, en beperk uw weetgierigheid maar tot Mij. Heinde en ver, ja overal moet ge Mijn liefde zoeken! Laat uw blikken alom dwalen tot in de vreemdste hoeken! De tekenen van Mijn naam zult g' overal kunnen vinden; maar laat u dan ook door niets anders dan door Mijn liefde binden! Ja, zelfs het gras zal u over Mij verblijdend informeren, mits g'u maar onophoudelijk van Hanochs zonden afblijft keren! En als g' elkaar, als broeders nu, steeds trouw wilt blijven minnen, en in bedwang houdt voor elkaar uw ongeregeld' aardse zinnen, dan zal grote genade tot u komen van boven... en u zal getoond worden hoe men de Vader moet loven. Zo kniel dan neder op deez' aard', de moeder van uw zonden, schudt af het stof der slang, 't maakt dodelijke wonden! Dank Mij, jullie Redder, vol nieuwe vreugde in het hart en laat aan Mij gewijde tijd je nooit brengen tot enige smart! Laat de macht van Mijn liefde jullie diep in de harten raken, dan zal het licht van Mijn genade je tot nieuwe mensen maken!
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] En zie, toen nu Henoch zulk een stil gebed in zijn liefhebbende hart gesproken had, hetgeen een waarachtig gebed was dat Mij alleen daarom al aangenaam was en eeuwig aangenaam zal blijven, omdat het een terecht gebed was, liet Ik meteen een engel naar de aarde afdalen om daar zijn broeder Henoch te sterken en liet Ik hem zijn tong geheel losmaken. En nadat dit gebeurd was, zie, toen vermande Henoch zich vanuit zijn liefde en sprak als volgt:
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En luister nu verder, dierbare vaderen en jullie, ons altijd gehoorzame kinderen, luister ook! - Zo zag ik verder, niet vet van de zuil van Seth die omgeven was door lichtende golven, de derde zuil; die was als door een roodachtig licht omgeven, meer verheven dan al de anderen; en alle baren die sneller en sneller om de andere zuilen sloegen, stonden hier stil en wasemden, door eerbied en liefde gedrongen, uit hun zacht trillende rimpels de Heer en eeuwig heilige Vader, een vurig loflied toe.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En zo legden deze drie mensen zich ter ruste en sliepen goed tot aan de verkwikkende morgen, toen een frisse wind hen heel opgewekt en versterkend wekte. Het tijdstip waarop zij zich neerlegden was volgens jullie rekening het negende uur en het tijdstip van opstaan was, op dezelfde wijze gerekend, het derde uur van de morgen. - En toen zij nu aldus gesterkt op hun benen stonden, verrichtte ieder van hen in zijn hart een stil offer en na deze stille daad stond Adam meteen op en sprak in de aanwezigheid van Henoch en Eva het volgende korte gebed uit:
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20