Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2225 resultaten - Pagina 10 van 149

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Dan richt Cyrenius zich tot de beide ENGELEN en vraagt hen hoe dat nu mogelijk was. Maar zij wijzen met hun hemels mooie handen zeer eerbiedig naar Mij en zeggen met heldere en welluidende stem: "Zijn wil is ons bestaan, onze kracht en onze snelheid! Uit ons zelf kunnen wij niets; als Hij wil, nemen wij Zijn wil in ons op, en kunnen daardoor dan alles. Onze schoonheid, die nu al uw aandacht opeist, is onze liefde tot Hem, en deze liefde is niets anders dan Zijn wil in ons! Als u echter net als wij wilt worden, neem dan Zijn levend woord in uw hart op en volg dat vrijwillig, dan zult u daardoor ook net als wij de almachtige kracht en sterkte van Zijn woord in u hebben. Als Hij u dan zal roepen om naar Zijn wil te handelen, dan zullen u alle dingen mogelijk zijn, en u zult meer kunnen doen dan wij, omdat u geheel uit Zijn liefde bent ontstaan, terwijl wij alleen nog maar uit Zijn wijsheid voortkomen. Nu weet u hoe gemakkelijk wij dat, wat u zo verbaasde, kunnen doen. Handel in de toekomst geheel naar Zijn woord, dan zullen ook u heel wonderbaarlijke dingen mogelijk zijn!"
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar hier bij u is Degene, Die deze orde eeuwig gevestigd heeft en als enige in staat is om haar weer op te heffen, als Hij dat wil. Zoals u nu binnen deze vaste orde Gods, die in eerste instantie de basis is van uw bestaan en het bestaan van alles wat u omringt, toch vrij bent te denken, te willen en te handelen, zo is de Heer nog vrijer en kan doen wat Hij wil.
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Wie dus de liefde tot Mij opwekt, die wekt zijn door Mij aan hem gegeven geest, en omdat Ik Zelf deze geest ben en moet zijn, omdat er in eeuwigheid geen andere levensgeest buiten Mij bestaat, wekt hij daardoor dus Mij Zelf in hem en is daardoor in het eeuwige leven helemaal ingeboren en kan dan voortaan in der eeuwigheid nooit sterven en nooit vernietigd worden -ook niet door Mijn almacht, omdat hij een is met Mij. Ik kan Mij Zelf ook niet vernietigen omdat Mijn oneindige bestaan zich in der eeuwigheid nooit in het niet-bestaan kan veranderen. Denk daarom dus niet dat jouw liefde tot Mij dóm is, maar zij is juist zoals zij zijn moet! Volhard daarin, dan zul je eeuwig geen dood voelen of smaken!"
Hoofdstuk 41: Het wezen van de ware liefde. Aan de zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Daaruit kun je dan ook heel eenvoudig concluderen dat het verschil tussen Schepper en schepsel in een bepaald opzicht niet zo bijzonder groot is als jij het je voorstelt; want het schepsel is geheel en al de wil van de Schepper, die beslist volkomen goed en waardig is. Als deze vrije wil, die van de Schepper is uitgegaan en Zijn beeld draagt, zelf in zijn vrije persoonlijke bestaan onderkent wat hij eigenlijk is, en daarnaar handelt, is hij aan zijn Schepper gelijk en in het klein volkomen gelijk aan wat de Schepper in het oneindig grote is. Onderkent de door de Schepper vrij gelaten deelwil echter niet wat hij is, dan houdt hij weliswaar niet op datgene te zijn wat hij is, maar hij kan de hoogste bestemming niet eerder bereiken, dan wanneer hij bij zichzelf ontdekt heeft wat hij eigenlijk is.
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De zon geeft aan de wereld beslist het sterkste licht, en toch kun jij het nog heel prettig verdragen! Als met de toename van het licht ook de warmte toeneemt kun je het licht natuurlijk wel moeilijker verdragen. Maar zou je ook zoals een engel, met je lichaam in de jouw begrip te boven gaande, van licht gloeiende, zonnelucht kunnen bestaan? Ik zeg je: Deze zonnelucht zou de aarde met alles daarop in een oogwenk vernietigen, zoals een druppel water die op witgloeiend metaal valt!
Hoofdstuk 45: Engelenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Wie in dat licht en dat vuur bestaan wil, moet zelf eerst uit zulk vuur en licht bestaan! Wel, daarom moeten de beide engelen hun liefde voor jou onder controle houden, omdat hun te sterke liefde je zou vernietigen! -Begrijp je dat?"
Hoofdstuk 45: Engelenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Maar Ik geef je ook nog deze raad: Als een zieke bij je komt of als jij bij hem geroepen wordt, vraag hem dan steeds nadrukkelijk: 'Geloof je dat ik je in de naam van Jezus, de heiland uit de hemelen, kan helpen?' Antwoordt de zieke daarop serieus: ' Ja, ik geloof!', genees hem dan; twijfelt hij echter, genees hem dan niet voordat hij gelooft dat jij hem in Mijn naam kunt genezen! - Nu nog even een woord tot jou, Jaïrus!"
Hoofdstuk 46: Opdracht aan Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JAÏRUS zegt: "Heer, hiermee voorkwam U mijn geheimste wens! Het is niet nu pas, maar allang mijn wens geweest om mijn nare ambt neer te leggen; maar nu alles zich zo wonderbaarlijk ten gunste van mijn bestaan ontwikkeld heeft, zal ik morgen al een bode met een ontslagaanvrage naar Jeruzalem sturen, met het verzoek dit ambt aan een ander te verlenen! Liefhebbers voor dit soort ambten zijn er in Jeruzalem steeds genoeg. Zij moeten voor de verlening van zo'n ambt tienvoudig belasting betalen aan de tempel, en daarom zal dit verzoek de heren in de tempel zeker heel welkom zijn. Zij stellen zelfs degenen, die het een of andere hoge ambt bezitten, voor, om daarvan af te zien. Zodoende krijgt een nieuwe liefhebber dan de gelegenheid om de tempel nog een paar honderd ponden zilver en goud rijker te maken! Met de ambten wordt nu in Jeruzalem een heel winstgevende handel gedreven!"
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Wij mensen met ons domme verstand kunnen natuurlijk de reden van zulke degeneraties niet begrijpen, maar wel zien wij in, dat ze onmogelijk zouden kunnen ontstaan als de almachtige en wijze God dat niet wilde. Waarom moeten er anders wolven bestaan, die er alleen maar zijn om de vredige en geheelonschadelijke schaapskudden te verwoesten en zich te verzadigen met hun bloed en vlees? Waarom moeten de leeuw, de beer, de tijger, de hyena en andere verscheurende roofdieren er zijn, waarom naast de zachte duif de machtige vraatzuchtige adelaar? Kijk, dat zijn ondoorgrondelijke geheimen voor ons kortzichtige mensen, en wij kunnen ze niet oplossen!
Hoofdstuk 50: Verdediging der oudsten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Als er nooit een echte diamant, nooit een echte parel, nooit echt goud en zilver en nooit echte kunstzinnige Perzische stoffen geweest zouden zijn, dan zou ook nooit een mens er aan denken om zoiets te vervalsen! En als het echte niet zoveel waarde zou hebben, dan zou er ook zeker geen namaak van komen, want geen mens zal het in zijn hoofd halen om namaak kalksteen te maken, want er is een ontzaglijke hoeveelheid voorhanden. Nu kun je je wel voorstellen dat men om dezelfde reden nooit een valse ark met de vuurzuil nagemaakt zou hebben, als er vroeger niet werkelijk een echte en ware zou hebben bestaan."
Hoofdstuk 52: De verdwenen vuurzuil boven de ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Maar daarom is onze geest nog geen paal en perk gesteld om de parasieten als een deel van de levensboom te moeten aanvaarden. Voor ons blijft de oorspronkelijke echte boom toch bestaan en zijn parasieten nemen wij voor wat ze zijn; en tegen deze levenswijsheid kan geen God enig bezwaar hebben. God zou toch wel een dwaze God zijn als Hij tegen ieder van ons afzonderlijk zou zeggen: 'Ga heen en breek de tempel af, die helemaal vervuild is; want Ik, God, heb een groot onbehagen aan deze gruwelen!' Zou de zwakke enkeling dan niet tegen zijn God kunnen zeggen: 'Heer, kijk nu eens, wat voor onzinnigs verlangt U van mij, Uw armzalig, zwakke schepsel? Als mijn bestaan U hindert, kost het U slechts een gedachte en dan ben ik er niet meer, maar van mij het onmogelijke te verlangen is hetzelfde als een mug te bevelen om met baar eigen natuurlijke kracht een olifant op haar rug te nemen en weg te dragen!'
Hoofdstuk 50: Verdediging der oudsten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De spreker, die CHIWAR heette, antwoordde: "Heel goed! Dat is duidelijk, maar de vraag is, wat is de reden van het in zekere zin sterven van de ark des verbonds! Bestaan doet ze nog en zo nu en dan staat zij nog op de plaats van de valse in het heilige der heiligen, -wat echter in deze tijd haast niet meer gebeurt vanwege het frequente bezoek dat de allerheiligste ruimte thans ten deel valt. Men weet toch maar al te goed, dat voor nauwelijks dertig jaar, behalve de hogepriester, die het recht had om op de stoel van Aäron te zitten, geen mens in het allerheiligste mocht komen, en de hogepriester zelf maar tweemaal per jaar, volgens de gebruikelijke voorschriften; alleen in buitengewone omstandigheden mocht hij ook wel drie of viermaal in het allerheiligste komen.
Hoofdstuk 52: De verdwenen vuurzuil boven de ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De BEIDEN zeggen: "Niet op die manier, beste vrienden, want de Heer is, in alles rechtvaardig! Als jullie in je hart Hem toegedaan zijn, dat in je leven toepassen, en geloven dat alleen door Hem de Schrift vervuld wordt en voor het grootste deel al vervuld is, dan doe je genoeg. Maar blijf verder die je bent, opdat de dienaren der wereld en des duivels, waarmee de tempel volgepropt zit, niet voortijdig gewekt worden! Leer het volk Mozes en de profeten, en houd je aan de ware geboden van God. Maar houd je aan de wereldse voorschriften van de tempel alsof ze niet bestonden, dan zullen jullie daardoor net zo goed Zijn leerlingen zijn als degenen, die Hij uit de vissers geroepen en uitgekozen heeft. "
Hoofdstuk 54: De raad van de engelen aan de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] En ZIJ roepen: "En met uw geest, opdat u ons net als Hij, genadig zou mogen zijn! Want tot op heden drukten uw wetten zwaar op ons, erger dan de dood. Maar omdat wij nu zelf onvoorwaardelijk Zijn leerlingen zijn geworden en ons uw wetten nu zelf opleggen, bestaan uw harde wetten haast niet meer voor ons. Wij danken u zelfs voor deze wetten, want zonder die zouden wij gemakkelijk verraders van deze allerheiligste zaak hebben kunnen worden! Daarom vragen wij u ook niet meer om opheffing van de uitgevaardigde strenge wetten, want wij zelf, die net als u denken, geloven en handelen, heffen deze juist door ons persoonlijk handelen, voor alle tijden der tijden tot op het laatste streepje op!"
Hoofdstuk 55: Volk en bestuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Cyrenius vraagt Mij om vergeving, net als alle anderen, en zij zien het verkeerde van hun mening in, maar Ik troost hen en zeg: "Oh, jullie zullen nog wel vaker in nog grotere beproevingen komen, maar vergeet dan dit voorval en Mijn aan jullie gegeven leer niet, anders zouden jullie, ondanks dat jullie Mij allen gezien en gesproken hebben, in nog grotere verzoekingen raken. Dan zouden jullie ook nog van Mij kunnen afvallen en weer terechtkomen in het wereldse met haar leugens en bedriegerijen. Je zou worden als degenen, van wie je meent dat zij Mij gezocht en geroepen hebben, terwijl Ik hen, om ze des te makkelijker te kunnen verdoemen, in Mijn plaats tovenaars en wichelaars zou hebben gegeven!" - Allen vragen nogmaals om vergeving, - en Ik zegen hen allen.
Hoofdstuk 66: De dwaling van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...