Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2373 resultaten - Pagina 10 van 159

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[12] Juist daarom hebben die drie magiërs het pasgeboren kind niet meer uit het oog verloren, tot op dit uur zorgden zij voor zijn complete magische opleiding en nu kwamen ze ook weer als drie engelen uit de hemel en ze helpen Jezus bij het volvoeren van zijn wonderen, en het volk, dat blind is en niets van al die geheime dingen weet, te verblinden met allerlei wijze preken en wonderbare daden.
Hoofdstuk 171: De verzinsels van Rhiba. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als Hij kroon en scepter zou willen, mijn hemel, Hij heeft er meer dan voldoende macht voor! Want net zoals Hij Zijn apostelen in een oogwenk uit alle windstreken door Zijn onzichtbare dienaren door de lucht kan laten vergaren, wat we met eigen ogen hebben gezien, net zo zou Hij alle heersers van deze aarde kunnen verzamelen en hen heel eenvoudig ter verklaring kunnen zeggen: 'Ik ben de Heer, en jullie allen zijn voor eeuwig afgezet! Als jullie Mijn knechten wilt zijn dan mag je bij Mij blijven; maar wil je dat niet, verdwijn dan en verga!'
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[25] Wij zijn het die de boden van God gestenigd hebben en wij zouden nu ook deze goede Jezus uit de wereld willen helpen, als dat zou kunnen! Maar de hemel zal daar wel op toezien! Mocht zoiets echter mogelijk worden -want God laat de mensen zelfs de slechtste daad begaan opdat zijn maat voor de hel vol zal worden -, dan voorspel ik jullie de eeuwige vloek over al de Joden, dat ze op aarde nooit meer een thuis zullen hebben, en dat hun naam, waar zich zelfs de heidenen voor gebogen hebben, walging zal opwekken bij de mensen!
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De vreselijk ontstelden antwoorden: ' Je weet toch, dat we de geboden van Mozes moeten houden, waarop we bij de hemel en bij de tempel hebben gezworen! Als nu deze Jezus overal het tegenovergestelde leert en doet, dan kunnen we toch niet zo maar onze eed omruilen voor deze bijna geheel anti-mozaïsche leer? Maar we zullen nadenken en zien, wat er aan te doen is! Nu zeggen we niet ja en ook niet nee; want er staat geschreven, dat er uit Galiléa nooit een profeet zal opstaan! En daarom is deze geschiedenis, hoe wonderbaarlijk ze ook op haar unieke manier is, toch altijd gekoppeld aan veel dingen die tot nadenken stemmen!'
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Blijf jij echter in het vervolg vervuld van zulke gevoelens en gewaarwordingen en sluit je hart nooit voor de armere broeder, ook al was hij eens je vijand, dan zal jou mettertijd een grote genade uit de hemel ten deel vallen! Als je allerlei zondaren ziet, veroordeel en verdoem ze dan niet; want -begrijp Mij goed -zij zijn het meestal niet die zondigen, maar de geest die ze daartoe aanzet. Je kunt niet weten door welke geest ze gedreven worden. Er zijn er genoeg, die in hun vroomheid heel gemakkelijk hoogmoedig zouden kunnen worden en die dan al gauw vanaf de vermeende hoogte van hun deugd met veel verachting en afschuw neer zouden willen zien op de zondaren, waardoor ze dan zelf onbewust nog grotere zondaars zouden worden dan degenen, die ze verafschuwen; dan komt er een geest en verleidt zulke mensen tot de een of andere zonde, en de al trots geworden voorvechter van de deugd ondervindt zo aan den lijve, dat hij nog lang geen God, maar slechts een heel gewoon zwak mens is !
Hoofdstuk 174: Gedragsregels voor rechters en wetgevers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Ik met hen klaar was, kwamen de apostelen naar Mij toe en zeiden: 'Heer, U bent soms toch wat raadselachtig! Weet U, we hebben al zoveel wonderen van U gezien en ook aan den lijve ondervonden, dat we er ook maar geen ogenblik aan kunnen twijfelen, als we dat al zouden willen, dat U in de volste en waarste zin des woords de Zoon van de levende God bent en ook zijn moet; want wat U doet heeft tot op heden geen mens kunnen doen. Maar toch komen er bij U bepaalde ogenblikken voor, waarop U in alle ernst bang schijnt te zijn voor de mensen, terwijl U toch, zoals wij meermalen overtuigend gezien hebben, gebieden kunt over alle zeer machtige engelenscharen uit de hemel!
Hoofdstuk 177: De vervulling van de profetie. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Daar kijkt de oude geweldig raar van op en hij weet niet wat hij moet zeggen. Pas na een poosje zegt hij, vrij zacht: 'Om Jehova's wil! Bent U soms een engel uit de hemel, of wordt U door een van hen geholpen en heeft de Vader in de hemel die aan U als dienaar gegeven?'
Hoofdstuk 179: Jesaïra. De rekening van de oude man. (10.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar Ik hief Mijn rechterhand op boven Mijn leerlingen en zei: 'Kijk, dat zijn Mijn moeder en Mijn broeders! (Matth.12:49) Want wie de wil doet van Mijn Vader Die in de hemel is, die is werkelijk Mijn broeder, Mijn zuster, Mijn moeder! (Matth.12:50) Ga echter naar buiten en zeg tegen de wachtenden dat Ik zal komen!'
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Zo pakt een verstandige heer des huizes dat aan; moet de Vader in de hemel soms onverstandiger handelen dan een verstandig mens op deze vergankelijke aarde?
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Kisjonah zegt dan: 'Heer, U zou niet een paar dagen, maar liever een paar maanden, of op z'n minst weken met al de Uwen in mijn, maar in waarheid eigenlijk geheel en al Uw, huis moeten doorbrengen. Want in Nazareth zult U, als U geen vuur en zwavel van de hemel laat regenen, bijna of helemaal geen geloof vinden, vooral niet bij de Farizeeën en schriftgeleerden, die U eigenlijk hoe langer hoe meer naar het leven gaan staan!'
Hoofdstuk 194: Het geestelijk huis van de mens. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Terwijl Ik dat nog maar net uitgesproken had, was de jongeman ook al terug met de vrouwen, en wij gingen aan de tafels zitten en aten vrij snel en opgewekt het avondmaal. Na de maaltijd zei Ik tegen allen: 'Luister , omdat de nacht nu mooi en helder is met veel sterren, gaan we niet meteen naar bed, maar naar buiten onder de vrije hemel op het grasveld; want Ik ben voornemens om jullie nu nog veel te vertellen en te laten zien!'
Hoofdstuk 197: Verklaring van de gelijkenis van het onkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Want zoals uit het hart van de rechtvaardigen de hemel in alle heerlijkheid zal opbloeien, zo zal bij de onrechtvaardigen datgene uit hun hart zijn volle wasdom bereiken, wat zich daarin bevindt; een slecht zaad zal nooit goede vrucht opleveren!
Hoofdstuk 197: Verklaring van de gelijkenis van het onkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Daarom moeten jullie wat zich in Sichar openbaart ook zo bekijken en aanvaarden zoals het is, en je moet daarmee een natuurlijk gevecht aangaan, waarbij Ik jullie zal ondersteunen; maar als jullie dadelijk over de blindheid en de boosheid van de mensen tot over je oren in ergernis en toorn geraakt, en over zulke boosdoeners alleen maar een verterend vuur van de hemel afroept, dan kan het je onmogelijk anders vergaan dan het jullie vergaan is!
Hoofdstuk 201: Twee redenen voor Gods afzijdigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] En als je al een zogenaamd Godshuis bouwen wilt, bouw dan zieken en bejaardentehuizen voor jullie arme broeders en zusters; geef hen daarin alles wat ze nodig hebben, dan zul je op die manier de echte godsdienst uitoefenen waaraan de Vader in de hemel veel genoegen zal beleven.
Hoofdstuk 202: De ware vrije kerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] 'In geen geval, broeder!', zegt Ahab. 'Maar Ik vind alleen maar dit: Wij moeten ons in alle deemoed van onze harten wel verwonderen dat Hij zoiets in ons bijzijn doet, en ons, hoewel we echt niet zulke waardevolle schepsels zijn, zo waardig acht voor Zijn liefde, wijsheid en macht, dat Hij nu juist zulke daden ten aanschouwe van ons verricht! Ik vind mijzelf tenminste voor de minste nog niet waardig genoeg! Maar als wij weten Wie Hij is, en we verbazen ons dan nog, als Hij die hemel en aarde geschapen heeft iets buitengewoons doet, net alsof een mens dat gedaan had, dan vinden wij de Heer eigenlijk alleen maar een wat buitengewoon mens! En dan vind ik, dat de manier waarop jullie je verbazing hebt getoond na het plotseling verdwijnen van de storm, niet op zijn plaats is!
Hoofdstuk 193: Op zee. De verwondering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...