Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 2 van 111

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[8] Ik zeg: 'Laat het echte beheer maar aan God de Heer over, en geef aan degenen, die de Heer naar je toestuurt, en dan zal je vermogen niet kleiner worden! Heb je dan niet vele en grote akkers en weiden, en tuinen volooft en druiven, en zijn je uitgebreide stallen niet volossen, koeien, kalveren en schapen? Kijk, als je daarmee handel drijft, dan zal de zegen van God je steeds datgene volledig vergoeden, wat je in de loop van het jaar aan de werkelijk armen hebt gegeven; maar wat je op de rentegevende rekening van de rijken wegzet, zal je van bovenaf nooit worden vergoed, en je zult veel zorgen hebben en je steeds afvragen, of ze je geld wel goed beheren. Doe daarom, zoals Ik je nu gezegd heb, dan zul je een goed en zorgeloos leven hebben, en alle armen zullen je liefhebben en overal waar het maar mogelijk is zegenend van dienst zijn, en de Vader in de hemel zal je doen en laten steeds zegenen; en zie, dat zal beter zijn dan de steeds grotere zorgen die de rentegevende rekeningen je zullen geven!'
Hoofdstuk 58: Het vlees heeft een aards einde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De koopman doet dat erg veel genoegen en hij zegt: 'Heer, omdat U mij de eer aangedaan heeft om aan deze tafel te komen zitten, waaraan: ik ben gaan zitten, zal ik van nu aan een tiende deel van alles wat mijn goederen opbrengen aan de armen geven, en alle belasting, die ze aan de Romeinen moeten afdragen, zal ik voor tien jaar vooruit betalen! Daarna hoop ik dat God, Uwen onze Vader, ons door U, o Heer, van deze plaag verlossen zal, waaraan ik met al de mij ten dienste staande middelen zal meehelpen, zoals ik U dat buiten reeds waarachtig en getrouw heb aangeboden.
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Jaïruth zegt: 'O Heer, dat is alweer een tegenvaller! Want wie kan er Voor instaan dat hij niet één keertje per jaar in gedachten, woorden en daden zondigt?! Met een paar van die tuchtmeesters erbij, die alles weten, zou dat niet zo'n leuke geschiedenis worden! Daarom zou ik ook dit verzoek weer willen intrekken, en alles moet blijven zoals het is en was.'
Hoofdstuk 64: De wil van de Heer is de kracht van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Na dit antwoord vraag Ik de overste of er geen zieken in dit plaatsje zijn. En de overste zegt: 'Mijn vriend, als u soms ook iets van de geneeskunde afweet, genees dan mijn vrouw! Want ze lijdt nu al een heel jaar aan een onbekende ziekte, waar geen dokter raad mee weet. Misschien gelukt het aan uw grote wijsheid, om vast te stellen wat de kwaal is, en mijn vrouw te genezen!?'
Hoofdstuk 71: De Heer getuigt van de Vader. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Vanaf nu gerekend tot aan die tijd zullen er duizend en niet. Nog eens duizend jaar voorbijgaan! Dan zal Ik dezelfde engelen, die Je nu hier ziet, met grote bazuinen tussen de arme mensen sturen! Deze zullen de geestelijk dode mensen als het ware uit de graven van hun nacht opwekken; en als een vuurzuil, die van het ene einde der wereld naar het andere rolt, zo zullen deze vele millioenen ontwaakte mensen zich over alle wereldmachten heen storten, en niemand zal hen kunnen weerstaan!
Hoofdstuk 72: Het einde der wereld en het oordeel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar vanaf die tijd gerekend na een verloop van duizend jaar wordt de vorst van de nacht éénmaal voor een zeer korte tijd van zeven jaar en enige maanden en dagen in het tijdelijke vrij ter wille van zichzelf; voor een totale val of voor een mogelijke terugkeer.
Hoofdstuk 72: Het einde der wereld en het oordeel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (Hij is dezelfde Johannes, die later eens door Mijn apostelen, toen Ik ze in het tweede jaar uitzond om het volk te leren, bedreigd werd, omdat hij ook in Mijn naam mensen genas en boze geesten uitdreef, zonder dat hij daarvoor van Mij een uitdrukkelijke opdracht had) (Mark. 9,38-40).
Hoofdstuk 73: Sichar. Johannes, de genezen verlamde man. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Joram zegt nu nog heftiger: 'Wie bedoel je met dat 'tovenaar uit Galiléa', jullie ellendige schepsels?!' Dan schreeuwt de hele bende: 'Die timmerman uit Nazareth, die Jezus heet, die bedoelen we, die kennen we heel goed, net zoals zijn moeder die hier nu ook is, en zijn broers en zusters, die ook hier zijn! Ook zijn vader hebben we gekend, die een jaar geleden moet zijn overleden, en naar wij gehoord hebben kwam dat door het verdriet over zijn vrouwen kinderen die hem niet wilden volgen en hem van alle kanten bedrogen zouden hebben!'
Hoofdstuk 74: Bij Irhaël. Nooit kwaad met kwaad vergelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Maar de doodstraf mag alleen over diegene uitgesproken worden, bij wie over een periode van tien jaar, elk middel om op welke wijze dan ook zijn leven te beteren, zonder gevolg blijft. Als de misdadiger op het schavot beterschap belooft, dan moet men hem nog een jaar erbij geven! Heeft in die tijd echter geen beterschap plaats gevonden, dan moet de doodstraf voltrokken worden; want van een beterschap van zo'n mens op aarde is dan niets meer te verwachten, en het is beter hem van de aarde te verwijderen!
Hoofdstuk 81: De Heer is de brug naar de geestelijke wereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Hoe Uw waarlijk heilige leer zich echter op een weg met zo ontzaglijk veel hindernissen baan zal breken door de nacht waarin de mensheid nu begraven ligt, dat is me nog net zo onduidelijk als voorheen! Als het puur met wonderen te weeg gebracht moest worden, dan zou het voor de mensen niet veel nut hebben, zoals U Zelf al zei, omdat op die manier de mensen, die vrij moeten worden en zijn, alleen maar machines zouden worden; daarentegen zal het langs de natuurlijke weg veel bloed kosten en een ontzettend lange tijd vergen! Ja, ik zou bijna met zekerheid durven zeggen, hoewel ik geen profetische gave heb, dat afgaande op mijn kennis van de mensheid uit de vrij verre omtrek van Azië, Afrika en Europa, van nu aan gerekend, binnen twee duizend jaar nog lang niet de helft van de aardse mensen zich in het licht van deze leer van U zal zonnen! - Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 81: De Heer is de brug naar de geestelijke wereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Van degenen, die gebleven waren, zeiden er een aantal: 'Nee, van hem of haar zou ik dat nooit gedacht hebben!' Anderen moesten er om lachen en zeiden: 'Wat heeft U dat slim aangelegd! AI had men hen er tien jaar lang over ondervraagd, dan zouden ze er toch nooit iets over gezegd hebben; U heeft hen echter alleen maar heel liefdevol en vriendelijk aangeboden om hen hiervan te genezen, - en kijk, nu kiezen ze allen het hazenpad! Ze dachten zeker dat U, Die water in wijn kon veranderen, hen ook misschien bij name kon roepen en zeggen: ' Jij hebt daar zo en zoveel maal mee gezondigd, en jij deed het ook zo en zoveel maal!' en dat zouden ze natuurlijk niet kunnen verdragen en daarom namen ze de benen! Maar ze zijn er nog niet achter gekomen, dat ze zich door weg te lopen veel meer verraden hebben! We veroordelen ze niet - want we kennen onze eigen zwakheden ook wel, en we weten wel dat men het beste alleen maar voor eigen deur veegt en schoonmaakt -, maar het blijft toch wel wat lachwekkend dat ze geloofden, door zich uit de voeten te maken, niet herkend te worden als die zondaars, die U bedoelde! Nee, die zijn nog een ietsje dommer dan een neushoorn uit Perzië!'
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De overste zegt: 'Als die kerels nog tien jaar zo doorgaan, dan zullen er in Judéa niet veel mensen in leven blijven. Het is maar goed dat er in hun hoge raad een gematigd persoon zit, anders was er niet lang nadat U zo dapper de tempel gereinigd heeft van het gespuis, een kolossale herrie ontstaan! Maar een echt rechtschapen man, Nicodémus genaamd, is het gelukt om deze kerels, waarvan er nu al bijna net zoveel zijn als er gras is op de aarde, in toom te houden. Het was bijna om je dood te lachen, hoe buitengewoon slim hij het voor elkaar kreeg hen te doen geloven, dat deze tempelreiniging met opzet door God werd toegelaten om Zijn dienaren daardoor veel geld te verschaffen, ten nadele van de verkopers, wisselaars en duivenverkopers, die behalve hun kleine plaatshuur nooit een offer in de tempelkas deden terwijl ze toch het meeste geld van heel Jeruzalem bezaten! De meesten waren het daar mee eens, en sommigen zeiden zelfs: 'Nu, laat die op het volgende feest maar weer komen met zijn toverkracht; we kunnen hem gebruiken!' Maar degenen, die zelf in de tempel als bijverdienste ook via vertrouwde agenten wisselhandel bedreven hadden, waren het natuurlijk met deze wens helemaal niet eens. Maar desalniettemin sta ik er toch voor in, dat U wegens een eventuele tempelreiniging bij een volgend feest door het gespuis geen haar gekrenkt zal worden; want U heeft hen de laatste keer aan een aanzienlijke som gelds geholpen. Wanneer U daarom bij een zelfde gelegenheid weer eens naar Jeruzalem zoudt gaan, sluip dan maar heel in het geheim naar binnen, anders zult U de tempel van zelf al gereinigd vinden; want deze kooplui, wisselaars en veehandelaren hebben naar alle richtingen spionnen uitgestuurd, die al Uw doen en laten in de gaten moeten houden, net zoals de ons bekende ontzettend slechte tempeldienaars dat doen. Degenen, die ik onderweg gevangen liet nemen, waren voornamelijk dat slag kerels en ik geloof niet dat er ook maar twee eerlijke bij waren!
Hoofdstuk 88: Overste Cornelius en de tempelreiniging. (4.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik heb op deze manier gedurende ongeveer twee duizend jaar steeds hetgeen ontbrak aangevuld; maar wie nam het aan? Geloof me: Altijd maar heel weinigen, en die dan nog zelden met veel vuur! Men nam er wel kennis van en schreef het op; maar men heeft steeds om allerlei waardeloze redenen niets gedaan om zijn levenswandel daarnaar te richten en zichzelf geestelijk ervan te overtuigen, dat die overigens eenvoudige mens in ernst door Mij was geroepen om de mensen in de steeds donker wordende wereld weer een nieuw licht uit de hemel te brengen.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Als dit nu door al de eeuwen heen steeds dezelfde ervaring blijkt te zijn, dan vraag je je wel af, of de schuld wel bij Mij ligt dat de oude geschriften nu nog steeds diezelfde hiaten vertonen, die voor duizend jaar al door ingebeelde verstandelijke onderzoekers en tobbers zijn ontdekt, en die de aanleiding waren dat veel twijfelaars en vervolgens verwerpers van Mijn leer en van Mijn volstrekte goddelijkheid, als paddestoelen uit de grond geschoten zijn.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik ben nu pas een paar uur in het gezelschap van deze grote profeet, en het is mijn heilige plicht om Hem te doorgronden en zoveel mogelijk te Ieren kennen, zowel in Zijn zienswijze als in de strekking van Zijn optreden! Jij bent nu al ongeveer een half jaar in Zijn omgeving en je moet Hem daarom ook beter kennen dan ik! Moet ik me echter daarom, omdat jij Hem al kent, helemaal geen moeite geven om Hem tenminste ook zover te leren kennen als jij Hem tot nu toe hebt leren kennen?!' ,!,
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...