Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 2 van 1166

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Lazarus en ook Agricola verbaasden zich over de grote beslistheid waarmee ze deze toespraak tot Mij en ten dele tot de slavenhandelaar Hibram richtten, want Ik gaf die twee de gave om de taal van deze kinderen uit het Noorden te verstaan, alsook om met hen te spreken, omdat dit hoogst noodzakelijk was, opdat speciaal de Romein zich beter voor hen verstaanbaar kon maken. Ik had ook deze jongeren die gave kunnen geven, maar dat zou niet zo goed voor hen geweest zijn, want als zij de taal beter zouden verstaan, zouden zij ook eerder en vollediger kennis van alle mogelijke ontaardingen, ondeugden, zonden en slechte gewoonten gekregen hebben. Wanneer zij echter de hun nog vreemde taal van de Romeinen pas langzamerhand zouden leren, dan zouden zij voorlopig door de Romein, die uiteindelijk toch alle jongeren mee naar Rome nam en er voor Lazarus niet één achterliet, in hun taal in Mijn leer worden onderwezen, die hun dan een voortdurende bescherming zou geven tegen de dwaasheden van Rome; en alles was dus goed zoals Ik deze zaak had geregeld.
Hoofdstuk 39: De opvattingen van de jonge slaaf De toekomst van Rusland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Door enkel het verstand van de mensen te verlichten zou de goede zaak echter nog minder gediend zijn dan wanneer ze van buitenaf onderricht worden door een medemens, die aan de hand van Mijn leer wijs en sterk is geworden. Maar als nu zoveel mensen niet in Mij geloven, terwijl Ik in hun bijzijn niet alleen onderricht geef maar ook tekenen doe die vóór Mij nog nooit iemand heeft gedaan, zullen ze hun eigen verstand, waarmee alleen ze geen tekenen zouden kunnen doen, nog minder vertrouwen; want hun hart en wil zouden niet zo gemakkelijk en snel als jij denkt in volledige harmonie komen met datgene waarvan ze inzien dat het waar en goed is. Want ook al ziet een mens met zijn verstand al het goede en ware heel duidelijk in, terwijl zijn hart nog vol allerlei wereldse dingen is, dan kost het hem nog heel veel harde strijd met zijn eigen wereld, voordat die uit het hart en de wil daarvan verwijderd wordt en de mens dan ook alleen maar liefheeft en wil, wat hij als waar en goed onderscheidt.
Hoofdstuk 103: De weg van de mensen naar het doel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Als jullie echter vanuit de levende geest van Mijn woord de gave verleend wordt om tekenen te doen, moeten jullie daar ook niet al te openlijk en opvallend mee omgaan, want daardoor zouden jullie de goede zaak van de waarheid van Mijn leer veel meer schade dan nut brengen. Want alles wat opgedrongen en afgedwongen is wekt Mijn geest in de ziel niet, of hier en daar slechts gedeeltelijk.
Hoofdstuk 46: Het belang van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Maar willen we ten overvloede de zaak nog duidelijker hebben, laten we dan nog eens naar de scène kijken waarin de Heer driemaal aan Petrus vraagt of hij Hem liefheeft. Waarom vraagt Hij hem dan driemaal? De Heer wist toch al dat Petrus Hem liefhad en Hij wist ook dat Petrus alle drie dezelfde vragen vanuit hetzelfde hart en vanuit dezelfde mond gelijkluidend zou beantwoorden. Dat wist de Heer. Dat is dan ook niet de reden dat Hij deze vraag aan Petrus heeft gesteld, maar om reden dat Petrus zou erkennen dat hij vrij is en de Heer boven alle wetten uit liefheeft. En daarom betekent de eerste vraag: 'Petrus, heb je Mij lief?' - Petrus heb je Mij op de weg gevonden? Dat bevestigt Petrus en de Heer zegt: 'Weid Mijn schapen', dat wil zeggen: leer ook jouw broeders Mij zo te vinden! - De tweede vraag: 'Petrus, heb je Mij lief?' betekent: Petrus, ben je bij Mij, sta je bij de deur? Petrus bevestigt dat en de Heer zegt: 'Weid dan Mijn schapen!' ofwel: breng dus ook jouw broeders mee, opdat ze bij Mij mogen zijn bij de deur naar het leven! - En voor de derde keer vraagt de Heer aan Petrus: 'Heb je Mij lief?' Dat wil zoveel zeggen als: Petrus, sta je boven elke wet? Ben jij in Mij zoals Ik in jou? Angstig bevestigt Petrus dat en de Heer zegt nogmaals: 'Weid dan Mijn schapen en volg Mij!' Dat wil zoveel zeggen als: breng dan ook jouw broeders, opdat zij in Mij mogen zijn en in Mijn ordening en liefde mogen wonen zoals jij.
Hoofdstuk 102: Hoe men God boven alles liefheeft - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] (Het was in de wereld, en deze is Daardoor ontstaan, maar ze herkende Het niet. Joh. 1:10 ) Hoe Ik, de bron van alle licht, ondanks al de voorboden en verkondigers van Mijn komst miskend kon worden door deze wereld d. w .z. door de verduisterde mensen, die met hun hele wezen uit Mij of wat hetzelfde is, uit de bron (het Woord) ontstaan zijn, is reeds in het vijfde vers duidelijk naar voren gebracht. Alleen moet daarbij nog wel aangetekend worden, dat hier onder het begrip 'wereld' niet verstaan moet worden 'de aarde als draagster van verloren zielen, die tesamen de materie vormen', maar alleen 'de mensen' als zodanig. Zij zijn weliswaar voor een deel uit de materie genomen, maar als vrijgemaakte wezens behoren ze niet meer, of behoeven ze niet meer te behoren, tot deze vanaf de zondeval reeds veroordeelde zielsmaterie. Want het zou geen goede zaak zijn als Ik verlangen zou dat een steen, die nog in het diepste gericht ligt, Mij zou herkennen! Dat kan Ik alleen terecht verlangen van een vrij geworden ziel, die Mijn geest in zich heeft.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Dan blijft alleen nog de vraag over, waarom Johannes zich niet als Elia of als een profeet bekend maakte, terwijl hij volgens Mijn eigen getuigenis zowel het ene als zeker het andere was. Want Ikzelf heb bij een bepaalde gelegenheid tegen de apostelen en ook aan de andere toehoorders van Mijn leer rechtstreeks gezegd: Johannes was Elia, die vóór Mij komen zou, als u het van Mij wilt aannemen.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] (Jezus antwoordde en zei tot hem: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het Rijk van God niet zien'. Joh. 3:3) Op deze vraag van Nicodémus antwoordde Ik net zo kort als het vers dat aangeeft, namelijk: 'Waarlijk, waarlijk zeg Ik u: Tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het Rijk van God niet zien en nog minder binnengaan!', wat zoveel wil zeggen als: ' Als u uw geest niet volgens de wegen, die Ik u met Mijn leer en daad aangeef, opwekt, kunt u het goddelijk levende van Mijn woord beslist niet herkennen, Iaat staan in de leven gevende diepte daarvan binnengaan!'
Hoofdstuk 18: Het onbegrip van Nicodemus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Wel, wat deed Ik dan in dit land? Het vers zegt, dat Ik met hen bezig was en dan doopte. Men vraagt zich hier af, wie dan met 'hen' bedoeld werden en waaruit die bezigheid bestond, die Ik met hen had. Onder 'hen' worden in de eerste plaats de leerlingen verstaan, die in Jeruzalem weer met een paar man uitgebreid waren, en verder al degenen, die aan Mijn leer een gelovig interesse hadden.
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Allen, die Mijn leer gelovig aannamen, werden door Mij zichtbaar met water, onzichtbaar echter met de geest van Mijn eeuwige liefde gedoopt, en verkregen daardoor de macht 'Gods kinderen' te heten. Daaruit bestond dus Mijn bezigheid met hen. Wat Ik zei en wat Ik deed is in gedeelten door de andere drie evangelisten opgetekend en behoeft hier niet weer herhaald te worden; het bestond voornamelijk uit het aan de kaak stellen van alle grove gebreken waarmee de Joden en de Farizeeën behept waren, en uit het roemen van de liefde voor God en de naaste.
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik wees hen op al hun gebreken, spoorde de zondaars ernstig aan om boete te doen, waarschuwde allen, die Mijn leer aannamen, voor de terugval in het oude zuurdeeg van de Farizeeën en deed wonderen om daarmee Mijn lichte leer de nodige kracht bij te zetten in deze barre materialistische tijd; Ik genas veel zieken, verloste bezetenen van de onreine geesten en nam steeds meer leerlingen aan
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Ook Johannes doopte nog in Enon bij Salim; want daar was veel water, en zij kwamen daarheen en lieten zich dopen. Want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen. Joh. 3:23-24) Op Mijn tocht door het Joodse land kwam Ik ook in de omgeving waar Johannes in de kleine woestijn bij Enon in de buurt van Salim doopte. Hier had hij water, terwijl de Jordaan in de omgeving van Bethabara zeer weinig water bevatte en dat water was ook nog troebel, onrein en vol stinkende wormen. Daarom was Johannes van standplaats veranderd, hield te Enon zijn indringende boetepredikingen en doopte daar ook zelfde mensen die zijn leer aannamen en oprecht berouw getoond hadden.
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Onder hen waren er ook veel die Mijn leer al aangenomen hadden, maar voordien nog niet door Johannes gedoopt waren. Deze vroegen Mij of het nodig was om zich eerst door Johannes te laten dopen. En Ik zei tegen hen: 'Eén ding is noodzakelijk, en dat is het daadwerkelijk uitvoeren van Mijn leer! Wie zich echter eerst door Johannes wil laten reinigen, zolang hij nog vrij zijn werk doet, die zal zo'n reiniging goed van pas komen.' Naar aanleiding van dit gezegde van Mij gingen toen velen daarheen en lieten zich door Johannes dopen
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Jezus antwoordde en zei tot haar: 'Ieder, die van het water uit deze bron drinkt, die zal na een poosje weer dorst hebben.' Joh. 4:13) Ik zeg: 'Ik zei al dat je geen besef hebt en daarom is het ook wel begrijpelijk dat je Mij niet verstaan kunt en wilt. Kijk, Ik zei je ook: Wie Mijn woorden gelooft, uit diens lichaam zullen stromen levend water stromen! Nu, Ik ben al dertig jaar in deze wereld en heb nog nooit een vrouw aangeraakt; waarom zou Ik dan nu opeens jou begeren?! 0, jij begripsloze zottin! En gesteld dat Ik het met je aan wilde leggen, dan zou je dorst toch weer terugkomen en zou je weer moeten drinken om je dorst te lessen. omdat Ik je echter levend water aanbood, daarom is het wel duidelijk dat Ik daarmee jouw levensdorst voor eeuwig wilde lessen! Want weet je, Mijn woord en Mijn leer is dat water!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Niet alles, Mijn broeder, maar alleen datgene, waarvan Ik zeg dat je het opschrijven moet! Want als je alles zou opschrijven wat daar gebeurde, en wat hier in de komende twee dagen nog gebeuren zal, dan zou je veel vellen vol moeten schrijven; wie zou dat vele dan wel lezen en begrijpen? Als je echter de hoofdpunten juist en in de goede zin van het woord, zoals het je gegeven is, optekent, dan zullen de rechtschapen wijzen die in Mij geloven, zonder meer goed begrijpen wat hier gebeurde en waarom het gebeurde, en je bespaart je veelonnodige moeite. Dus, Mijn beminde broeder, maak het jezelf niet te moeilijk en dan zul je ondanks dat toch altijd de voornaamste schrijver van Mijn leer en Mijn daden blijven.'
Hoofdstuk 34: In Sichar. De hemelse inrichting van het huis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Morgen vroeg zullen hier echter een aantal priesters en andere mensen en burgers van deze stad komen; meldt het aan hen, zodat ze er mee bekend zijn dat jullie nu officieel voor God en de hele wereld getrouwd zijn! Als jullie kinderen krijgen, voedt ze dan in Mijn leer op en doop ze ook in Mijn naam, zoals je Mijn leerlingen er morgen veel zult zien dopen op de manier, zoals een zekere Johannes dat doet in de Jordaan; van hem zullen jullie wel gehoord hebben. Ik zal daarom jou, Mijn Joram, morgen de macht geven om in het vervolg iedereen te dopen, die in Mijn naam geloven zal.
Hoofdstuk 36: De Heer trouwt Joram en Irhaël. De eerste van twee volle dagen in Sichar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...