Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10854 resultaten - Pagina 2 van 724

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Maar ook als je ze niet ziet, kun je met hen spreken en van alles aan hen vragen, en dan zullen ze hun antwoord in je hart kenbaar maken, wat je altijd in je hart zult horen als een duidelijk uitgesproken gedachte. En dat is beter dan het uiterlijke gesproken woord! Ik zeg je: Eén woord dat een engel in je eigen hart heeft gegeven, is voor je ziel heilzamer dan duizend woorden, die het oor van buitenaf heeft gehoord! Want wat je in het hart hoort is al van jou; wat je echter van buitenaf hoort, moet je je eerst nog eigen maken door het waarmaken van de gehoorde woorden.
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] PETRUS EN NATHANAËL vragen: "Maar Heer, wij hebben geen vistuig bij ons, hoe moet dat dan? Zullen we vast vooruitgaan en bij de vissers aan het meer vistuig lenen?"
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Geloven jullie mij echter niet, laten we ons dan bijvoorbeeld als Romeinen verkleden, naar Jeruzalem gaan, de tempel ingaan en ons daar als vreemden gedragen; dan zal er zich meteen een dienstbare geest melden, die ons haarfijn zal uithoren over: waar wij vandaan komen, wat wij in Jeruzalem zoeken, hoe lang wij in de 'Godsstad' zullen blijven, waarheen wij daarna zullen gaan, of we veel geld bij ons hebben, of we geen goud of zilver te verkopen hebben, en of wij soms voor een heel gering bedrag het allerheiligste zouden willen zien. Dan vragen wij alleen maar de prijs, en men zal honderd pond zilver zeggen. Dan zeggen wij dat het teveel is, en dat wij er helemaal niet op uit zijn om zulke zaken te zien; als de prijs dan tot tien pond gezakt is, tonen wij belangstelling. En we komen allen voor tien goedkope ponden in het allerheiligste als wij de desbetreffende opperbewaker vooraf plechtig bij alles wat ons lief is, beloven noch in het Joodse land, noch in verre vreemde landen ooit iets ervan te verraden, en ook niemand te vertellen in het allerheiligste te zijn geweest. Dat beloven we moeiteloos en zo komen wij als namaak-Romeinen in het allerheiligste en dan kunnen jullie jezelf ervan overtuigen of van alles wat ik jullie over de ark des verbonds heb meegedeeld ook maar één lettergreep gelogen is!
Hoofdstuk 51: De nagemaakte ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Wie zich aan het zuivere geloof houdt, die mag vragen. En wat hij gevraagd heeft zal hem gegeven worden ook al zouden de door ervaring bevestigde slechte voortekenen van aarde en lucht een schrille tegenstelling daarmee vormen; maar wie zich op de tekenen verlaat, die zal het ook naar de tekenen vergaan. De Farizeeën geloven in de tekenen en laten zich door de mensen voor grof geld betalen voor hun adviezen; zij zullen echter eens ook des te meer verdoemd worden!
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Na deze woorden beloven allen Mij dat zij deze zelfde dag nog hun honden zullen opruimen en in het vervolg nooit meer dergelijke dieren zullen houden. Toch vragen een paar zwakken in het geloof nog aan ~ of ze nu wel helemaal van deze kwaal bevrijd zijn en zij het nooit meer zullen krijgen.
Hoofdstuk 67: De genezing van de razende.(27 .10.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Cyrenius vraagt Mij om vergeving, net als alle anderen, en zij zien het verkeerde van hun mening in, maar Ik troost hen en zeg: "Oh, jullie zullen nog wel vaker in nog grotere beproevingen komen, maar vergeet dan dit voorval en Mijn aan jullie gegeven leer niet, anders zouden jullie, ondanks dat jullie Mij allen gezien en gesproken hebben, in nog grotere verzoekingen raken. Dan zouden jullie ook nog van Mij kunnen afvallen en weer terechtkomen in het wereldse met haar leugens en bedriegerijen. Je zou worden als degenen, van wie je meent dat zij Mij gezocht en geroepen hebben, terwijl Ik hen, om ze des te makkelijker te kunnen verdoemen, in Mijn plaats tovenaars en wichelaars zou hebben gegeven!" - Allen vragen nogmaals om vergeving, - en Ik zegen hen allen.
Hoofdstuk 66: De dwaling van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] JOSOË zegt: "O Heer, dat is toch heel gemakkelijk! Als ik eenmaal in huis ben zal ik er geen moeite mee hebben om mij net zo te gedragen als ik mij vroeger gedragen heb. Geleidelijk aan zal ik naar bepaalde dingen vragen zoals ik dat vroeger gedaan heb, ik zal ook mijn spelletjes opzoeken en die op de bekende manier gebruiken. Dat zal mijn ouders zeker opvallen en tenslotte zullen ze moeten zeggen: 'Dat is onze Josoë, die misschien door Borus met zijn geheime middelen uit het graf is opgewekt en in de loop van de tijd tot op nu helemaal genezen is!' En voorlopig laat ik hen in die mening. Op het geschikte moment zullen ze de waarheid wel vernemen, en volgens mij zal het zo best te regelen zijn. "
Hoofdstuk 78: De hemelse wijsheid of de duivelse leugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De HOOFDMAN, die ook naast Mij zat, zei: " Als ik Ebahl was wist ik wel wat mij te doen stond! Ik zou mijn knechten bevelen om deze kerels geducht te geselen! Wat zouden ze hem kunnen doen? En het zou zeker niet de eerste maal zijn dat zo'n ontvangst hen ergens te beurt viel! Ik zou heel korte metten met hen maken! En mochten ze hier binnen komen, dan zal ik hen in ieder geval toch zo'n poets bakken, dat ze naar lichaam en ziel zullen staan te trillen op hun benen, alsof ze de koorts hadden gekregen! Ik zal ze vragen op wiens bevel ze zo diep in de nacht in een plaats met een Romeinse bezetting hebben durven komen. Ik zal ze wel eens laten zien dat iedere plaatselijke kommandant het recht heeft een ieder, van welke afkomst en welk geloof hij ook is, gevangen te nemen en, als hij zich niet geldig kan legitimeren, onmiddellijk aan het scherprecht over te geven! Dat zal ik weliswaar niet daadwerkelijk op hen toepassen, maar ik wil hen toch wel een panische schrik op het lijf jagen, zodat het angstzweet tot over hun hielen naar beneden zal lopen!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] JARAH zegt: "O Heer, hoe kunt U me dat nu vragen!? Ik, een stofje van deze aarde, - en U, Die in Uw geest de enige, eeuwige, almachtige God bent! Oh, als de blinde Farizeeën van Jeruzalem dat toch eens konden zien, dan moesten ze toch tot andere gedachten komen! Maar zij kunnen het niet zien en zullen het niet zien, daarom zullen zij ook in hun verstoktheid en slechtheid te gronde gaan! Komen hun zielen in het hiernamaals soms ook in die zonneschool?"
Hoofdstuk 140: Ontwikkelingsperioden in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Ga nu maar naar jullie leerlingen en leer ze dit, anders zullen ze jullie gaan vragen, wat en waarom jullie Mij hardop gevraagd hebben!"
Hoofdstuk 147: De stem van de Heer in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] De vraag komt dan op: 'Waaraan dankt dit zandkorreltje, aarde genoemd, deze genade?' Heus, deze vraag zal eens nog zeer belangrijk worden en velen zullen zich daar geweldig aan stoten! Daarom zou het naar onze mening niet geheeloverbodig zijn, ook over dit punt een bevredigende verklaring te krijgen! -Wat denken jullie, zouden wij dat aan Hem mogen vragen?"
Hoofdstuk 147: De stem van de Heer in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] De HOOFDMAN zegt: "Vriend der mensen van deze aarde! Die eerste eigenschap, om je zonder materiaal, slechts door te willen naar believen te kunnen kleden, staat mij erg aan, en de arme mensen zouden dat speciaal in de winter heel goed kunnen gebruiken. Maar dat andere, eveneens mogelijke, te sterke stralen van jouw lichtgewaad bevalt mij niet, in ieder geval nu op deze wereld niet. Daarom zullen wij daarover ook geen verdere vragen stellen. Maar één ding zou ik nog graag van je willen weten; omdat we nu toch met z'n tweeën zijn en ons voor niemand behoeven te generen, zou je me dat wel kunnen vertellen, en dat ene is: Zijn er bij jullie ook geslachtelijke verschillen?"
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Maar IK zei: "Blijven jullie hier, opdat de wereld er niet vóór haar tijd aanstoot aan zal nemen! Want de vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen, maar de Zoon des mensen bezit zelfs geen steen om onder Zijn hoofd te leggen. Omdat Ik echter geen aards bezit heb en toch een grote schaar mensen met Mij meeneem, zou men zich af kunnen gaan vragen: 'Hoe houdt hij ze in leven? Hij heeft toch geen akkers, geen weiden en geen kudden! Hij is een dief of anders een bedrieger!' Blijven jullie hier om dat te vermijden, en jullie Essenen, ga naar jullie broeders en vertel hen alles wat jullie gezien en gehoord hebben. Zij zullen zich allen veranderen en betere dingen gaan nastreven!
Hoofdstuk 167: Vertrek uit Genezareth. Naar Tyrus en Sidon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Maar omdat de vrouw erg hard riep, zodat de LEERLINGEN daar hinder van ondervonden, hielden zij Mij staande en zeiden: "Stuur haar toch weg! Want nu schreeuwt ze al bijna een half uur zo hinderlijk dat onze oren er van tuiten! (Matth. 15:23) Als U haar niet wilt of kunt helpen, maak dan toch dat zij weggaat, anders zullen de andere mensen, die ook op deze weg lopen, nog gaan geloven dat wij de vrouw iets gedaan hebben, en dan zullen zij ons ophouden en met allerlei vragen lastig vallen!"
Hoofdstuk 168: Genezing van de dochter van de Kananese vrouw. Op de berg aan de Galilese zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Dat zal Ik wel op het juiste moment doen, maar nu en hier nog niet! We zijn nog geen half uur op het water en willen daarom niet meteen de rust daarvan verstoren en haar geesten wekken, die ons vervolgens erg zouden kunnen plagen. Maar meer naar het westen en dichter bij de veilige oever zullen we het net wel uitwerpen. Nu zullen we niets anders doen dan rusten met de rust van de zee. Als iemand van jullie echter iets wil weten, dan staat het hem vrij dat aan Mij te vragen."
Hoofdstuk 187: Pleziervaart op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...