Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30449 resultaten - Pagina 2 van 2030

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Ik zeg u: als iemand de Mensenzoon 's nachts zoekt omdat hij dat overdag verborgen wil houden vanwege zijn aanzien bij de mensen, dan zal hij datgene wat hij zoekt niet makkelijk vinden. Want u zult als wijste der Joden wel weten, dat de nacht, 't geeft niet welke, het minst deugt voor het zoeken en het vinden. -Wie de Mensenzoon dus zoekt, moet Hem overdag en niet 's nachts zoeken; dan zal hij Hem beslist vinden.
Hoofdstuk 22: Alleen de liefde is het echte in de mens. In het Joodse land rondom Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Degene echter bij Wie jullie waren en waaraan je gevraagd hebt of Hij de Christus is, heeft, hoewel uiterlijk ook een mensenzoon, de Geest van God niet naar de maat van de mens, maar naar de eindeloze maat van Godzelf ontvangen; want Hij is Zelf de mateloze zee van de Geest van God! Zijn liefde is Zijn eeuwige Vader en deze is niet buiten de zichtbare Mensenzoon, maar in Hem; Hij Die in en uit de Vader, het Vuur, de Vlam en het Licht der eeuwigheid is.
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Dan komt de priester naar Mij toe en zegt: 'Meester! Uw daden laten zien, dat U meer kunt dan een gewoon mens. Maar als U werkelijk in staat bent om normaal te denken, en daar twijfel ik niet aan, want ik heb U in het huis van Irhaël heel wijs horen spreken, dan moet U beslist bepaalde erg onpraktische leerstellingen uit Uw prediking herroepen! Anders zijn wij genoodzaakt, ondanks al Uw daden, die zonder meer een Messias waardig zijn, U openlijk te betitelen als een fanatiek magiër, die opgeleid is in de een of andere oud-Egyptische school, en U Uit ons midden uit te wijzen als een pure Messiasschenner!
Hoofdstuk 40: Op Garizim. Kritiek op de bergrede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Al het volk dat geloofde, at mee; slechts een nog ongelovig deel ging naar huis, want dat dacht, dat het een valstrik was. Dat kwam, omdat het merendeels geïmmigreerde Galileeërs waren, waaronder velen uit Nazareth, die Mij kenden en ook Mijn leerlingen, die ze vaak op de vismarkt hadden gezien. Zij zeiden ook tegen de inheemse Samaritanen: 'Wij kennen hem en zijn leerlingen; hij is timmerman van beroep en zijn leerlingen zijn vissers. Hij was bij de Essenen in de leer, en die zijn goed bedreven in allerlei kunsten, in de heelkunde en in buitengewone toverij. Dat heeft hij daar geleerd, en nu oefent hij zijn perfect geleerde kunst uit om de Essenen een grote aanhang en veel inkomen te verschaffen. Deze jongemannen zijn verklede en door dezelfde Essenen in de Kaukasus gekochte en welopgevoede meisjes; die konden wel eens de grootste aantrekkingskracht uitoefenen! Wij laten ons echter niet zo gemakkelijk verlokken, want we weten dat met de God van Abraham, Isaäk en Jacob volstrekt niet te spotten is. Maar voor de Essenen, die zo ongeveer van mening zijn dat hun voorvaderen de wereld geschapen hebben, is het gemakkelijk te spotten met wat voor hen niet bestaat. Zolang wij aan een God van Abraham, Isaäk en Jacob geloven, hebben we die Esseense goocheltrucs niet nodig; en mocht het zijn, dat we ooit ons geloof verliezen, dan zullen de Essenen met hun slimme afgezanten zeker niet in staat zijn om dat te vervangen, maar dan zouden ze maken dat we pure Sadduceeën werden, die in geen opstanding en eeuwig leven geloven. Daarvoor behoede ons Jehova!' Met zulke opmerkingen gaan ze naar huis terug.
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De opperpriester zegt vol wroeging over deze waarheid: O wat een heilige pure waarheid komt er uit Uw mond! Ja, nu is mij alles duidelijk! Nu pas hebt U, o Heer, de drievoudige doek van Mozes geheel van mijn ogen weggenomen! Nu, o Heer, zijn er geen tekenen meer nodig, want hier is Uw heilige ware woord alleen voldoende! En ik verklaar nu uit volle overtuiging, dat van nu af aan, al degenen, die U geloven vanwege de tekenen en niet vanwege het ware woord, geen echt levend geloof hebben en slechts trage en machinale uitvoerders van Uw leer en Uw heilige wil zullen zijn. Bij ons zal het echter anders zijn! Niet de tekenen, die wij tijdens Uw aanwezigheid ontvingen, maar alleen Uw heilige ware woord zal in onze harten de bron zijn voor het echte levende geloof en de totale liefde voor U en uit U, en, terwille van U, zal het ook de bron zijn voor de juiste hoeveelheid liefde voor alle mensen. En verder geschiede alleen Uw heilige wil, die U, o Heer, ons nu zo overduidelijk en voor eeuwig waar hebt meegedeeld!'
Hoofdstuk 50: Voor de naastenliefde kent geen rustdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als het waar is, dan zweer ik je dat ik mijn Meester, Die volgens mij goddelijke kracht heeft, direct verlaat en terug ga naar mijn familie thuis! Want een schimmige magiër volg ik geen stap verder; want ik ben nog steeds een echte Jood, die Mozes meer gelooft dan honderdduizend fantastisch goede magiërs. Als je echter - wat voor mij vaststaat gelogen hebt, om uit pure kwaadaardigheid mijn verheven Meester verdacht te maken, dan ben je - zoals ik al eerder gedreigd heb -nog niet met mij klaar! Je zult ondervinden, dat ook ik door de genade van mijn goddelijke meester al tot heel wat in staat ben, zonder dat ik mij voor iemand als wonderdoener behoef voor te doen!
Hoofdstuk 53: De bestraffing van de leugenaar en lasteraar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De koopman zegt: 'Ik ken ze, het zijn domme inwoners van Sichar, die in hun geloof en denken meer heiden zijn dan kinderen van Israël. Maar de miserabelsten daarvan komen uit de omgeving van de Galileese zee, die zijn zeer materialistisch en hebben van iets hogers en goddelijks totaal geen weet! Pure herrieschoppers! Ze hebben liever een magiër uit Egypte dan Mozes en alle profeten, en liever een welgevormde hoer uit Boven-Azië dan goud en edelstenen! Ik ken hen maar al te goed; maar om hun geroddel te voorkomen, zal ik ze in mijn grote tuinzaal laten verzorgen: Want als ze niets zouden krijgen, waren we nog niet klaar!'
Hoofdstuk 58: Het vlees heeft een aards einde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Jouw dienaars en ook jij hielden Mij eerst voor een Romeins vorst, en dat was voor jou een reden te meer, om aan Mijn wens te voldoen; toen je echter tijdens ons veelzijdig leerzame gesprek tot de erkenning kwam, dat Ik de Messias ben, was je hart gelukkig en wenste nog sterker Mij en het hele gezelschap de beste verzorging te geven, zodat het Mij bevallen zou om bij je te blijven tot je jouw noodzakelijk geachte strijdmacht uit Boven en Achter-Azië tegen de Romeinen bij elkaar gebracht zou hebben, om onder Mijn leiding alle vijanden uit het land van God te verdrijven, omdat zij pure heidenen zijn en niet geloven in de levende echte God!
Hoofdstuk 60: Bij de Heer is de echte wil gelijk aan de daad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De Messias is nu als mensenzoon niet gekomen om deze wereld te oordelen, maar alleen om allen, die nu in de duisternis des doods wandelen, uit te nodigen voor het rijk van de liefde, het licht en de waarheid!
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik wil wel massa 's pure boosdoeners voor je hierheen brengen en ze vragen, of ze zich ervan bewust zijn dat ze kwaad doen, -en ze zullen allemaal toegeven, dat ze het weten! Vraag je ze echter waarom ze dan kwaad deden, dan zullen velen zeggen: 'Omdat we het prettig vinden!', en anderen zullen zeggen: 'We wilden wel het goede doen, maar omdat de anderen kwaad doen, daarom doen wij het ook!' En nog anderen zullen zeggen: 'Wij kennen het goede wel, maar wij zijn niet bij machte het uit te voeren; want we zijn nu eenmaal zo, we moeten diegene haten, die ons beledigd heeft!'
Hoofdstuk 76: De mens kent het goede, maar doet het kwade. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De profeten waren naar zijn idee pure ezels, omdat ze in beelden gesproken hadden, die men uit kon leggen zoals men dat zelf wilde; het was alleen aan hen te wijten dat de priesters, de koningen en het hele volk bedorven waren! Kortom, bij hem is ieder mens, hoog of laag, een ezel, als die niet zo denkt en doet als hij; en daarom denk ik, dat hij niet in ons gezelschap zal passen.
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] En de schriftgeleerde begreep Mij, wendde zich af en ging naar huis. Want Ik gaf hem daarmee te verstaan, dat ook hij een sluwe vos was en daarom ook een hol (betaalde baan) had, en dat vogels van zijn pluimage, onder de hemel, d.w.z. ver beneden de zuiver goddelijke waarheid en liefde, hun nesten, d.w.z. hun voedings en rustplaats hebben waar ze hun prooi verteren; maar dat bij de Mensenzoon niets te vinden is van al de wereldse bedriegerijen, zelfs niet een zogeheten politieke kunstgreep (steen), waarop je zo nu en dan je geestelijke 'hoofd' kunt laten uitrusten! De schriftgeleerde begreep precies wat Ik bedoelde en ging, zoals gezegd, zonder nog een woord te zeggen, vlug naar Kapérnaum terug.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik zeg jullie allen: Wie oren heeft, die hore! Ook de Mensenzoon is een zon, en Johannes is Zijn maan. De maan geeft wellicht in jullie geestelijke nacht en getuigde vooraf over het licht dat nu bij jullie is gekomen, en dat je nog steeds niet herkent in jullie duisternis; als de glans van deze maan nu echter mat wordt, omdat de zon van de dag bij jullie schijnt, hoe kan je hem dan van zonde verdenken?
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Zijn roeping, om terwille van de mensen voor Mij de weg te banen, was een zeker 'Moeten', waarachter echter ook nog eeuwige vrijheid verborgen ligt, die jullie in dit lichaam niet kunnen begrijpen; maar dat hij Mij had mogen volgen toen hij Mij zag en herkende, dat was geen 'behoort' en nog minder een 'moeten'. Zijn geest heeft toen geluisterd naar de ingeving van de ziel, begon daarom ook te twijfelen en heeft al voor de tweede maal boden naar Mij gestuurd. Wie vraagt, weet nog niet waar hij aan toe is; want iedere vraag gaat uit van pure onwetendheid, of twijfel aan de waarheid van wat men denkt te weten. Als Johannes helemaal wist waar hij aan toe was, zond hij geen boden naar Mij.
Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Hij lijkt op een pure waterwereld, die aan alle kanten omringd is door lucht waar licht doorheen schijnt, en die uiteindelijk niet in staat is om te bepalen, of zijn waterwereld uit de met licht doorschoten lucht of uit de waterwereld ontstaan is. Hij realiseert zich nog niet duidelijk genoeg, of hij zijn geestelijke kennis uit zijn natuurlijke verstand heeft verkregen, of dat zijn natuurlijke verstand zich uit de in de mens verscholen, misschien al aanwezige, maar ook in het begin zeer geheim werkende geestelijke kennis, heeft ontwikkeld. Om het nog duidelijker te zeggen, hij weet niet of het geloof uit de kennis voortkomt of de kennis uit het geloof, en wat nu wel het verschil is tussen die twee.
Hoofdstuk 158: De tweede scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...