Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13452 resultaten - Pagina 2 van 897

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Nadat Ik dat gezegd heb, dringen veel mensen, die tijdens het gesprek met Simon Petrus hierheen gekomen zijn, zich naar voren en eisen van Mij dat Ik tekenen doe. Ze zeggen: ' Als u voor die domme blinden tekenen kunt doen, dan willen wij dat ook wel eens zien! Als u dat werkelijk kunt, dan geloven wij u ook; is het echter bedriegerij, dan weten we meteen wat ons te doen staat! Wij kunnen dat beoordelen, want we hebben overal verstand van!'
Hoofdstuk 77: De Heer weet de juiste maat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Van degenen, die gebleven waren, zeiden er een aantal: 'Nee, van hem of haar zou ik dat nooit gedacht hebben!' Anderen moesten er om lachen en zeiden: 'Wat heeft U dat slim aangelegd! AI had men hen er tien jaar lang over ondervraagd, dan zouden ze er toch nooit iets over gezegd hebben; U heeft hen echter alleen maar heel liefdevol en vriendelijk aangeboden om hen hiervan te genezen, - en kijk, nu kiezen ze allen het hazenpad! Ze dachten zeker dat U, Die water in wijn kon veranderen, hen ook misschien bij name kon roepen en zeggen: ' Jij hebt daar zo en zoveel maal mee gezondigd, en jij deed het ook zo en zoveel maal!' en dat zouden ze natuurlijk niet kunnen verdragen en daarom namen ze de benen! Maar ze zijn er nog niet achter gekomen, dat ze zich door weg te lopen veel meer verraden hebben! We veroordelen ze niet - want we kennen onze eigen zwakheden ook wel, en we weten wel dat men het beste alleen maar voor eigen deur veegt en schoonmaakt -, maar het blijft toch wel wat lachwekkend dat ze geloofden, door zich uit de voeten te maken, niet herkend te worden als die zondaars, die U bedoelde! Nee, die zijn nog een ietsje dommer dan een neushoorn uit Perzië!'
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De beledigden zeggen echter: 'Dat moet je zelf dan maar weten; wij gaan! Mochten wij de heer des huizes nog iets schuldig zijn, laat hij dan maar de rekening voor ons opmaken!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik raad hem aan: 'Maak je vrij van alles, dan zul je veellichter wandelen; want de dieven vallen alleen maar diegenen aan, waarvan ze weten dat ze iets bij zich hebben! Heb je echter niets, dan kunnen ze ook niets wegnemen!'
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Allen zien nu wel de waarheid van Mijn woorden in en hebben er spijt van dat ze door hun onbezonnenheid dit kwaad aangericht hebben! Ik troost ze echter en druk hen op het hart om in Kapérnaum niets te vertellen van het hier verrichte teken, behalve dan aan enkele waarheidlievende vrienden, die dan ook weten te zwijgen! En dat beloofden ze Mij.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Laat echter niemand hem ook maar met de geringste gedachte iets verwijten over de ons toegebrachte schade; want dan is het helemaal met ons gedaan! We hebben de oude goden nu al zo lang geen echt offer meer gebracht, daarin zeker het meest gehinderd door de domme Joden, die het altijd beter willen weten dan wij, dat een beledigde god nu zelf zijn offer is komen halen! Zo is het! Daarom mogen wij daarover ook geen ontevreden gedachten in ons laten opkomen! Het enige wat we kunnen doen is naar beneden gaan en hem begroeten en hem dan zeer nadrukkelijk vragen, of hij deze omgeving maar liefst meteen weer wil verlaten!'
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Als je in een grote werkplaats van een kunstenaar komt en je ziet vele verschillende werktuigen, weet je dan wel hoe de kunstenaar ze gebruikt om een kunstwerk te scheppen? Daar zul je ook wel je hoofd schudden en je schouders ophalen; maar daarmee kom je niet te weten, hoe de kunstenaar zijn vele verschillende werktuigen gebruikt, en hoe daardoor een bepaald kunstwerk geschapen wordt. Als de kunstenaar het je echter wil uitleggen, dan zul je het ook begrijpen, op de manier waarop de kunstenaar het je uitgelegd heeft.
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] En als ze Mij in het huis aantreffen, vuren ze direkt een groot aantal vragen op Mij af. Ik verwijs hen echter allemaal naar Mijn leerlingen en zeg: 'Dit zijn Mijn getuigen; zij weten overal van, stel uw vragen maar aan hen!'
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik zeg: 'Denkt u er zo over?! U matigt zich aan dat u alleen de zonden vergevende kracht zoudt bezitten, en u zegt daarbij dat hij alleen maar door de dood te genezen is. Ik zeg u echter: Opdat u zien en weten kunt dat de Zoon des mensen op aarde óók de macht heeft om de zonden te vergeven, zeg Ik nu in uw bijzijn tegen deze zieke: 'Sta op, neem je bed en ga volledig gezond en getroost naar huis! (Matth. 9:6)
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik zeg: 'Wie gelijk heeft, gelooft ook, dat het waar is. Bewijzen jullie Mij echter de vriendendienst, dat jullie allen die dit gehoord en gezien hebben, voorlopig daarover zwijgen en niemand iets daarover zeggen; want jullie weten hoe slecht de wereld is!' - Zij beloofden Mij dat ze dit alles strikt voor zich zouden houden.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Een Romein, die op dat tijdstip te gast was bij Cornelius, neemt nu het woord en zegt: 'Vrienden, een wijze heeft eens gezegd, dat ieder groot man door de goden vervuld is met hun adem. Als er echter ooit een man het sterkst door de goden beademd zou zijn, dan is het beslist deze Jezus, die naar aardse maatstaven van heel geringe komaf schijnt te zijn; maar de goden houden niet van de praal van de aarde, als ze de aarde betreden verbergen ze zich steeds achter het zo mogelijk nederigste uiterlijk en laten alleen door hun daden aan de sterfelijke weten, wie en wat ze zijn. En dat zal ook bij deze overigens zeer eenvoudige man het geval zijn. Jullie kunnen wat mij betreft menen en denken wat je wilt; maar ik zeg dat Hij een God van de eerste rang is! Want een dode is door geen sterfelijke meer op te wekken!
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik verlang echter voor het feit dat Ik jullie ogen voor het licht geopend heb, dat je ten eerste Gods geboden zult houden, God lief zult hebben boven alles en je naaste als je zelf en dat je je naasten in alles waarmee je ze kunt helpen, graag en volijverig zult helpen. In de tweede plaats gebied Ik jullie ter wille van Mij Zelf, dat je hierover met niemand spreekt, maar ervoor zorgt dat niemand het verder te weten komt!'
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Zijn roeping, om terwille van de mensen voor Mij de weg te banen, was een zeker 'Moeten', waarachter echter ook nog eeuwige vrijheid verborgen ligt, die jullie in dit lichaam niet kunnen begrijpen; maar dat hij Mij had mogen volgen toen hij Mij zag en herkende, dat was geen 'behoort' en nog minder een 'moeten'. Zijn geest heeft toen geluisterd naar de ingeving van de ziel, begon daarom ook te twijfelen en heeft al voor de tweede maal boden naar Mij gestuurd. Wie vraagt, weet nog niet waar hij aan toe is; want iedere vraag gaat uit van pure onwetendheid, of twijfel aan de waarheid van wat men denkt te weten. Als Johannes helemaal wist waar hij aan toe was, zond hij geen boden naar Mij.
Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar de leiders in Kapérnaum benoemden anderen en zonden die achter Mij aan. En ook die moesten hard vechten tegen de storm; want het waren de zogenaamde hondsdagen en de herfst was dichtbij, en in die periode stormt het veel in Galiléa en nog meer op de zee van dit land. En pas op de vijfde dag kwamen ze in de plaats waar Ik Mij nog ophield, en ze verlangden een gesprek met Mij. Ik liet ze echter niet binnenkomen, want Ik wist wel wat ze wilden, maar Ik liet hen weten dat Ik hier nog langer zou blijven en van hier uit de nabijgelegen plaatsjes zou bezoeken, - en dat ze zich kalm moesten houden, want anders zou het hen heel slecht bekomen!
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De Farizeeën zeggen: 'Wij zijn zuiver en hebben geen arglist in onze harten. Wij volgen Mozes en wij zijn Joden, zoals ook Jezus een Jood is en de wet van Mozes nooit te niet kan doen. Men hoort echter van alle kanten veel vertellen over zijn daden en lessen, en wij moeten daarom beslist weten of zijn daden en lessen Mozes wet niet opheffen. Als ze Mozes en de profeten bevestigen, dan nemen wij ze ook aan; doen ze het tegendeel, dan is het wel duidelijk dat we daartegen moeten zijn!'
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...