Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5699 resultaten - Pagina 2 van 380

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] Hoe zou er ook geloof te vinden moeten zijn bij mensen van de grofst materiële soort, wier innerlijk zieleoog reeds lang aan de ergste staar lijdt?! Het geloof is immers het oog van de ziel, waardoor zij de geestelijke beelden in zich opneemt en pas langzaam maar zeker in haar geest over hun waarde en zin begint te oordelen, op dezelfde manier waarop ook het lichamelijke oog de beelden van de buitenwereld eerst opneemt en zich in eerste instantie geen oordeel kan vormen over de waarde en de zin van het geziene, wat vaak pas lange tijd daarna gebeurt door de ontwaakte goddelijke geest in het hart van de ziel. Maar iemand die totaal blind is, wiens oog tot dichte duistere materie is geworden, ontvangt geen beelden van de buitenwereld, levert derhalve aan zijn ziel niets ter beoordeling en kan geen oordeel over de waarde en de zin van kleuren geven, weet niets van schaduwen licht en nog minder van de vorm van de dingen.
Hoofdstuk 165: Marcus spreekt over geloof en ongeloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] DE BUURMAN zegt: 'Vriend Hiram, heeft de hitte van de zon soms te sterk op je hersenen ingewerkt? Jouw woorden zijn immers zo buitengewoon verward, dat we allemaal in ernst medelijden met je beginnen te krijgen. Wie van alle sterfelijke mensen kan zich ooit een voorstelling maken van de oneindigheid der ruimte, wie van de eeuwige duur van de tijdstroom? Deze mensen zeker evenmin als wij, -en wanneer ze slapen al helemaal niet! Wel, ze mogen dan wel werkelijk wijs zijn en een machtige wil hebben; maar volledige kennis van de oneindigheid der ruimte, van de eeuwige tijd, de krachten, het licht en wezen van het leven kan geen enkele beperkte wijze op deze aarde bevatten, en dus ook deze vreemdelingen zeker niet!
Hoofdstuk 209: Aziona en Hiram in gesprek met hun buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Toen zei SIMON PETRUS: 'Heer, waar moeten we dan heen? Slechts U alleen heeft immers levenswoorden, ook al zijn wij niet in staat ze meteen ten volle te begrijpen. (Joh.6,68) Op het juiste moment zult U deze wel weer nader voor ons toelichten, wanneer wij waardiger zijn voor Uw hogere licht dan nu. En bovendien hebben wij immers meteen vanaf het begin geloofd en erkend dat U Christus en de levende Zoon van God bent, en dus kunnen wij U, o Heer, immers onmogelijk meer verlaten! (Joh. 6,69) Heer, verstoot ons alstublieft niet en heb geduld met de zwakheden van ons, die nog steeds groot zijn!'
Hoofdstuk 46: Een beproeving voor de leerlingen van de Heer (Ev.Joh. 6,65-70) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Maar toen zeiden DE FARIZEEËN EN SCHRIFTGELEERDEN, die in het geheim niet erg met de uitleg over de hel tevreden waren: ' Ah, daarover maken wij ons helemaal geen zorgen en wij laten dat aan Zijn goedheid en wijsheid over. We hebben immers gemopperd omdat Hij zoveel zondaars en tollenaars aannam, die toch ook echt geen hemelse geesten waren, dus zal Hij ook wel voor geesten die reeds werkelijk hels zijn een uitweg hebben! Want in Zijn wijsheid zal nog heel veel verborgen liggen wat Hij ons niet zal openbaren. Wat wij nodig hebben zal Hij ons openbaren; wat we echter beslist niet nodig hebben, daar moeten we ons ook niet druk over maken. Als een duivel uit eigen wil zo blind en dom is en als hij geen licht wil aannemen, -wel, laat hem dan in eeuwigheid duivel blijven! Als hij voortdurend de gelegenheid heeft zich te verbeteren, en het hem niet aan begrip en verstand en ook niet aan wil daarvoor ontbreekt, maar als hij toch het goede en ware niet wil en het in zekere zin een eer vindt tegen de wil van God in te gaan, wel, laat die nar dat dan doen zolang hem dat waarschijnlijk plezier verschaft, en God en alle zalige heiligen zullen daarbij niets verliezen! -Dat is zo onze heel nuchtere mening.'
Hoofdstuk 241: Lazarus wil de zondaars helpen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Dat er achter Hem iets heel buitengewoons schuilgaat, kun je je wel voorstellen, maar waaruit dat buitengewone bestaat, dat zul je snel en gemakkelijk merendeels vanzelf ontdekken als je maar, zoals ik je heb aangeraden, goed op alles let wat Hij zal zeggen en doen. Ik heb je immers al in het begin op dit vaatwerk op onze tafel gewezen, dat Hij enkel door Zijn wil in zekere zin heeft geschapen. Verder was je er nu ook getuige van dat Hij tijdens de uitleg van Zijn wonderen die beide gouden bekers, die nu nog voor Hem staan, uit de lucht deed ontstaan; ze zijn volkomen gelijk aan de bekers die onze gastheer Lazarus binnenbracht, waarbij hij vertelde hoe die jongeman, die nu aan die kleine tafel met Lazarus eet en drinkt, deze net zo wonderbaarlijk uit de lucht deed ontstaan als die verheven man dat hierbinnen deed. Nu je dat allemaal gehoord en gezien hebt, moest je, evenals je ouders en je broer, al wat meer licht over die verheven man krijgen, die zo uiterst wijs kan spreken en zulke buitengewone daden tot stand kan brengen. ,
Hoofdstuk 22: De weetgierigheid van de jonge jodin met betrekking tot de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De dochter zei: 'Ik ben niet weerbarstig en al helemaal niet ijdel, maar ik richt mij naar hetgeen deze verheven man en grote meester ons leert en ik ben hem van ganser harte dankbaar voor de overgrote weldaden die hij ons heeft bewezen. Wat kan ik en wat kunnen wij allen nog meer doen? Maar ik wil ook niet onwillig zijn om deze verheven meester als een ware Messias en Heiland van de mensen te beschouwen, want dat was immers in zekere zin iedere grote en onder bepaalde omstandigheden ook iedere kleine profeet, omdat hij de mensen die in de algehele nacht van het leve? verzonken waren, weer het licht der levenswaarheden bracht en hen Uit het slijk der zinnelijkheid weer naar een zuiverder geestelijk en waarachtig leven verhief. En dat doet, zoals ik dat nu heel goed bemerk, ook deze man, die vol heerlijkheid en vol waarachtig goddelijke kracht en macht is en daarom is hij dan ook beslist een ware Messias voor de mensen die zich door hem laten onderwijzen.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei: 'Wel, wat kan dat jou of iemand anders schaden? Ik ben toch immers op deze wereld gekomen om jullie door het levende licht van de waarheid van de vele vergissingen te bevrijden. Als jij niet voor de dag komt met je schijnbaar goed gefundeerde aanmerkingen op de wet en de profeten, dan blijven deze binnen in je en ze kunnen het leven van je ziel nog heel goed bederven; kom je er echter mee voor de dag, dan ben je ze ook kwijt en het licht van de eeuwige waarheid zal dan in je hart komen wonen. Spreek dus maar en geef je kritiek zonder enige terughoudendheid, dan zal Ik je wel weer een waar licht geven! Want kijk, het is juist nu zelfs heel noodzakelijk, omdat er hier velen zijn die net als jij Mozes en de profeten allang hebben bekritiseerd! Open dus maar weer je mooie mond en spreek met je bedreven tong!'
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Helias zei: 'O Heer, bij dit gebod vind ik nu, nadat ik van U het juiste licht heb gekregen, helemaal geen gebreken en leemtes meer! Er staat: 'Gij zult niet stelen! ' Daar moet je immers weer in de eerste plaats de ware naastenliefde volledig bij betrekken! Want wat ik redelijkerwijs beslist niet kan wensen dat het mij gebeurt, dat mag ik ook mijn naaste niet aandoen en dus zie ik nu opnieuw dat de hele wet van Mozes en zeker ook alle profeten vervat zijn in Uw twee geboden van de liefde. Ik merk nu ook dat het gebod van de naastenliefde zuiver voortvloeit uit de barmhartigheid als uit de machtigste zevende geest van God in het hart van de mens en dat deze alle voorgaande zes geesten doordringt en levend maakt en de hele mens pas goed en waarlijk wijs maakt. Wie echter goed en wijs is, zal zich beslist nooit vergrijpen aan wat van zijn naaste is. En dus is ook het zevende gebod helemaal in orde en ik vind niets wat er aan ontbreekt.'
Hoofdstuk 33: Het zevende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Je kunt denken wat je wilt, en daardoor niet zondigen zolang je hart maar geen welgevallen heeft aan een onbehoorlijke gedachte. Heb je echter welgevallen aan een slechte gedachte, dan verbind je automatisch je wil aan die slechte gedachte, die zonder enige naastenliefde is, en dan ben je er niet ver vanaf zo'n gedachte, die al reeds door je welgevallen en je wil levend is geworden, in de daad om te zetten wanneer de omstandigheden gunstig lijken en de daad zonder uiterlijk gevaar toelaten. Daarom is het immers van het grootste belang om de gedachten die in het hart van de mens opkomen, door het gelouterde licht van het zuivere verstand wijs te bewaken, omdat de gedachte het zaad voor de daad is. De noodzakelijke en wijze bewaking van de gedachten kon echt niet treffender uitgedrukt worden dan juist door wat Mozes zegt: 'Heb geen begeerte naar dit of dat!' Want als je eenmaal sterk begint te begeren, is je gedachte al tot leven gebracht door je welgevallen en door je wil, en dan zal het je moeite kosten zo'n tot leven gekomen gedachte volledig in je te verstikken. De gedachte en het idee is immers, zoals eerder gezegd, het zaad voor de daad, die de vrucht van het zaad is. Zoals echter het zaad is, zo is dan ook de vrucht!
Hoofdstuk 36: Hoe belangrijk het is om de gedachten te bewaken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Wel, waarom dan eigenlijk? Ik heb je er immers Zelf om gevraagd, en jijzelf hebt steeds gezegd: wie doet wat Ik wil, zondigt niet! Je hebt alleen maar gedaan wat Ik wilde, en daarom heb je dan ook niet gezondigd en als je niet hebt gezondigd, dan hoef je je ook niet vanwege een of andere zonde voor Mij te schamen. Want wat je hebt gezegd, was niet alleen ter wille van jezelf erg belangrijk, maar ook voor al de anderen, want zij hadden allemaal precies dezelfde twijfels en zijn daar nu geheel en al van genezen. En zie, dat was ook min of meer het werk van jouw waarlijk zeer bedreven tong, en dat was iets heel goeds en helemaal niets slechts en dus hoef je je niet te schamen over wat je hebt gezegd. Jij hebt voor je jeugdige leeftijd een heel zuiver verstand en dat is het aanvankelijke licht van het hart. En wie een juist licht in zijn hart heeft, kan ook gauw en gemakkelijk het echte levenslicht vinden. Begrijp je, wat Ik je daarmee heb gezegd en heb laten zien?'
Hoofdstuk 38: Over menselijke kritiek. De raad van de Heer om zich van alle twijfel te ontdoen. Het innerlijke omgaan met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Rafaël zei: 'God boven alles liefhebben en jullie mensen te dienen, die geroepen zijn om evenals wij, zuivere geesten, Zijn kinderen te worden, is immers ons hoogste geluk en zaligheid! Hoe kan iets wat jullie nog een groter licht kan geven, dan lastig voor mij zijn? Let dus goed op wat ik jullie verder nog over het wezen van een zuivere geest ga meedelen!
Hoofdstuk 71: Het wezen van de geest - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Daarom was jouw vermeende list dan ook geen leugen, maar waarheid; want het gaat hier immers voornamelijk om het winnen van de heidenen en niet om het winnen van de joden, die van Mozes al het juiste licht hebben. Als zij het niet willen gebruiken, is het hun eigen schuld als zij in hun zelf gewilde duisternis te gronde gaan. En kijk, daarom heb je goed gesproken toen je tegen de burgers zei, dat het hier gaat om een beraadslaging van de Romeinen, en wat je deed heb je dus heel goed gedaan. Maar zojuist zijn ook de mensen uit het binnenland van OpperEgypte met z'n zeven en hier aangekomen; zeg tegen de Romeinen dat zij zich op hun ontvangst moeten voorbereiden!'
Hoofdstuk 137: De nieuwsgierige burgers van Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nu zeiden allen weer: 'Heer en Meester! Alles, alles is sinds eeuwigheid alleen Uw werk en Uw verdienste! Wij mensen zijn immers in alle opzichten niets vergeleken bij U! Alleen Uw liefde en genade heeft ons het bestaan gegeven en U wilt ons zelfs nog verheffen tot kinderen die aan U gelijk zijn; daarom zijn wij in alles Uw werk, en onze voortreffelijkheid is alleen Uw verdienste! O Heer en Meester, verlaat ons toch nooit; want zonder U zijn wij in het geheel niets! Wat zouden wij uit onszelf weten van al de geestelijke dingen, van U en van Uw almachtige wil? En zoals wij alles alleen aan U te danken hebben, zal ook ons verre nageslacht alles aan U te danken hebben, als zij nog ons inzicht en ons zuivere geloof zullen bezitten. Maar U, o Heer en Meester, zult er wel voor zorgen dat ze niet te ver verwijderd zullen raken van het licht, dat voor ons nu zo helder schijnt!'
Hoofdstuk 20: Over de wetten van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Er staat immers in de oude spreuken der wijsheid dat men alles goed moet onderzoeken en vervolgens het goede moet aannemen en behouden! Wanneer wij als mensen dat nu ook bij u doen, dan hoeft u ons om die reden toch nog niet als vervloekte zondaars te beschouwen! U hebt de leerlingen, die tevoren helemaal geen geleerde mensen waren, toch zo'n innerlijk licht gegeven, waardoor ze u direct konden herkennen als de beloofde Messias; waarom geeft u ons dan niet zo'n licht? Moeten wij dan, omdat wij wat bedachtzamer zijn bij het aannemen van het geloof in u, door u veroordeeld worden tot de eeuwige duisternis? Kijk, kort hiervoor hebt u ons een heel goed verhaaltje verteld over wie onze naaste is! Wij zijn echter ook arm aan licht, en wij hebben dan ook veel harder een barmhartige Samaritaan nodig dan de voor Jericho half doodgeslagen man; maar in u schijnt die er voor ons nog niet te willen zijn. Wat is uw antwoord hierop, wijze meester?'
Hoofdstuk 65: De huichelarij van de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Agricola zei: 'Heer en Meester, begrepen hebben wij dit beeld wel, maar zoals ik het begrepen heb, bevat het niet veel vertroostends, zoals wij dat wel uit Uw vele andere lessen en woorden ontvangen hebben. Het is wel waar dat voor het bereiken van een groot geluk ook van tevoren grote offers en inspanningen nodig zijn; maar als men naar mijn mening een volkomen ernstige en vaste wil heeft om volledig volgens Uw leer te leven -wat ik voorzover ik kan beoordelen niet als bijzonder moeilijk en buitengewoon inspannend beschouw, aangezien U immers Zelf gezegd hebt dat Uw Juk zacht en Uw last licht is -dan moet ik nu eerlijk bekennen dat ik uit deze woorden, volgens welke men het rijk Gods in deze dagen en ook in een toekomstige, woeste tijd slechts met geweld en inspanning tot zich kan trekken, het troostende van het zachte juk en de lichte last niet kan ontdekken.
Hoofdstuk 104: De gelijkenis van de hongerige reiziger. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...