Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 2 van 131

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] Daarbij zegt U nog dat Degene, Die zo afgedaald is uit de hemel, eigenlijk slechts schijnbaar op aarde aanwezig is, maar in werkelijkheid voortdurend in de hemel is! Zo zouden dan voorlopig alleen Henoch en Elia en later misschien ook U, deelnemen aan het Rijk van God dat zal komen, maar alle andere miljoen maal miljoenen kunnen in het vochtige donkere graf gaan liggen en daar voor alle eeuwigheid der eeuwigheden blijven, en zo door Gods genade en barmhartigheid weer tot aarde vergaan en tenslotte in het niets oplossen!?
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Op die manier ziet ook Uw gericht, dat U eigenlijk alleen van het geloof afhankelijk stelt, er zeer raadselachtig uit! Als het gericht noch een zondvloed, noch oorlog of pest en evenmin een verterend vuur is, maar alleen het ongeloof als zodanig, dan moet ik U, beste Meester, openlijk toegeven, dat ik de zin van Uw redenering nog steeds niet zie! Want wie van een redenering één of twee begrippen niet door heeft, die ontgaat in de grond van de zaak de gehele redenering. Wat is dan toch wel Uw 'gericht'? Welke nieuwe betekenis hecht U daaraan?'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] De reden waarom dit getuigenis in het evangelie niet zo compleet gegeven is, is nog steeds dezelfde als die we reeds eerder gaven: Omdat het ten eerste toen zo gebruikelijk was om zo te schrijven dat alleen de hoofdpunten vermeld werden en dat al het andere, dat de begrijpende lezer vanzelfsprekend vond, weggelaten werd; ten tweede opdat het heilige levende in het Woord niet verontreinigd en ontheiligd kon worden. Daarom is ieder vers een graankorrel met een behoorlijk dik omhulsel, waarin de kiem voor een oneindig leven verborgen rust
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zeg: 'U heeft goed en oprecht gesproken! Ik ben het helemaal met u eens, maar zeg Mij nu eens, wie u eigenlijk denkt dat Ik ben!'
Hoofdstuk 55: Bij Ezau's slot. De koopman en het hoogste ambt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik heb eigenlijk al veel te veel waarheden gezegd! Daarom houdt ik het beslist op de keizer en zeg nog eens: Op aarde is de keizer het hoogste; Caesarem cum love unam esse personam. Wat een keizer wil, dat doet God stil!
Hoofdstuk 56: Het gevolg van leugen en waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: ' Als Ik niet reeds lang geweten had, dat je een rechtvaardig en uitermate godvrezend man bent, dan zou Ik niet naar je toegekomen zijn. Maar weet wel, dat je Diegene vréést, die je eigenlijk boven alles moest liefhebben; dat is niet helemaal juist van jou, en daarom kwam Ik hierheen om je te tonen, dat je in de toekomst God meer moet liefhebben dan vrezen. Dan zal God wel naar je afdalen en bij alles wat je doet, jouw zekere, krachtige en betrouwbare helper zijn!'
Hoofdstuk 59: Ezau's slot. Vrees voor Wie hij lief moest hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (Onze vaderen hebben op deze berg God aanbeden; en u zegt dat in Jeruzalem de plaats is waar men God moet aanbidden.' Joh. 4:20) Ik weet wel dat in dit geval God alleen maar helpen kan; maar hoe en waar moet men Hem dan daarvoor aanbidden? Onze vaders zeggen dat men op de berg Garizim, waar de eerste aartsvaders God al aanbeden hebben, God moet aanbidden. De Joden zeggen echter dat Jeruzalem de juiste plaats is om God te aanbidden. Omdat u echter duidelijk een profeet van God bent, zeg me dan eens, waar men eigenlijk God moet aanbidden om verhoord te worden. Want zoals u ziet ben ik nog jong en de mensen zeggen dat ik een heel mooie vrouw ben; het zou toch iets verschrikkelijks zijn als ik tijdens mijn leven al door de wormen opgevreten zou worden! O, ik arme slechte vrouw!'
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De opperpriester, die zeer opmerkzaam naar deze toespraak geluisterd heeft, zegt: 'Dat is nu allemaal goed en wel, en ik denk, dat ik nu zo ongeveer alles wel begrijp; maar één ding wil ik nog opmerken, en dat is, dat de Meester eigenlijk alleen van het uitrukken van het rechter oog en het afhakken van de rechter hand gesproken heeft. Ik heb in mijn onderzoekingsdrang zo voor een totaalbeeld ook de voeten er maar bij betrokken, en tot mijn verwondering heb je mij het afhakken van de voeten net eender verklaard, als dat van oog en hand, die bij mijn weten alleen maar door de Heer genoemd zijn. Je zegt echter, dat de woorden van de Heer alleen maar een geestelijke betekenis hebben; hoe komt het dan, dat je in mijn aanvulling ook een geestelijke overeenkomst vond?
Hoofdstuk 44: Symbolische ogen, armen en voeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Daaraan kunt u zien, dat ik echt wel aan de armen denk; maar het zij verre van mij, dat ik om die reden de verhevenste geest zou vragen, dat Hij ofwel aards of hemels mijn geld zou beheren! Als Hij iets wil doen en ook al werkelijk iets gedaan heeft, waaraan ik niet twijfel, dan laat ik dat afhangen van Zijn vrije heilige wil! Ik heb echter zo'n onbegrensde eerbied voor Hem, dat ik het nauwelijks waag Hem daarvoor te bedanken, want ik geloof dat door zo'n zuiver materiële dank, waarmee ik Hem eigenlijk zeg dat ik geloof dat Hij mij als handlanger van dienst geweest zou zijn, ik Hem helemaal niet zou eren. Ik leef en werk daarom zo rechtvaardig mogelijk volgens de wet met mijn door God verkregen krachten, en bind de bek van os en ezel niet dicht als ze mijn oogst dorsen; maar de grote Geest eer ik alleen op Zijn dag! Want er staat geschreven: 'De naam van uw God zult u nooit ijdel uitspreken!'
Hoofdstuk 59: Ezau's slot. Vrees voor Wie hij lief moest hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Tot nu toe deed ik alles wat ik deed volgens een zekere norm, die Ik mij aan de hand van mijn wetskennis zelf voorschreef. Het kon me weinig schelen of een wet goed of slecht was, daarover heb ik eigenlijk nooit gepiekerd. Mijn lijfspreuk was: wet is wet, hetzij van God of Caesar! Als de wet straf kan opleveren, dan eist het eigenbelang, dat je het zó aanpakt, dat je je niet aan straf bloot stelt! Heeft een wet echter geen sanctie, dan is het ook geen wet, maar alleen een goede raad die je op kunt volgen; zonder straf is er geen plicht.
Hoofdstuk 63: De uitwerking van hemelse en aardse wijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Jonaël zegt: 'Wacht, we komen weer bij een dorp, dat nu volgens de Romeinse grondwet zelfstandig is, daar zal de Heer zeker weer iets ?oen! Laten we afspreken, dat je ons volgt tot in de stad, dan vind je in mijn huis of in dat van Irhaël zolang je wilt onderdak. Daar zul je alles te weten komen! Het is nu ook niet zo ver meer naar de stad. Deze plaats, waar we nu komen, behoort volgens de nieuwe verordening van de Romeinen eigenlijk al tot de stad, maar omdat het een voortreffelijke vesting voor de Romeinen is, hebben ze het van Sichar gescheiden, er een wal omheen gelegd en het een eigen naam gegeven. Dit plaatsje is niet groot, met duizend passen ben je er door. Daarna gaan we naar links en dan is het nauwelijks zeven landwegen gaans tot aan de eerste huizen van Sichar; heb dus nog een beetje geduld en dan zal dadelijk je wens in vervulling gaan!'
Hoofdstuk 66: Dorpje bij Sichar. Genezing van de verlamde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Nog niet helemaal van zijn verbazing bekomen, wil hij Mij nog een keer wat vragen en zegt: ' Als u dat niet bent, zeg me dan eens wie en wat u en uw dienaars dan eigenlijk wel zijn! Want u bent in ieder geval méér dan zomaar gewone doorsnee burgers, en ik zou het op prijs stellen als ik u de eer kan bewijzen, die u toekomt.'
Hoofdstuk 68: De overste en het toepassen van de leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] De overste denkt een poosje na en zegt dan: 'Bedoelt u nu het persoonlijke volgen of eigenlijk alleen het toepassen van de moraal?'
Hoofdstuk 68: De overste en het toepassen van de leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik antwoord: 'In de eerste plaats heb Ik het u eigenlijk al gezegd en wel zodanig, dat u het makkelijk had kunnen weten, als u er goed over had nagedacht, en ten tweede heb Ik u daarnet gezegd dat Jonaël uw verdere vragen zou beantwoorden. Wanneer u naar hem toe gaat, dan zult u heus alles te weten komen wat u nu nog niet begrijpt. Houd ons nu echter niet langer op; want de dag loopt alweer op zijn eind, en Ik moet vandaag nog veel doen!'
Hoofdstuk 70: De waarheid die alles doordringt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Het verwijt treft dus eigenlijk Mij, want de Vader en Ik zijn Eén! Want de wijsheid van de eeuwige Zoon, die van oorsprong de wijsheid van de Vader is, maakte het grote scheppingsplan en de liefde des Vaders voegde daaraan het grote 'Wordt' toe, en zo werden deze aarde, zon, maan en sterren geschapen!
Hoofdstuk 84: Naar Galilea. De zonsverduistering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...