Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

51 resultaten - Pagina 2 van 4

1 - 2 - 3 - 4
[8] Want wanneer iemand op het dak staat en iemand anders beneden op de grond ziet liggen, en met boze opzet naar beneden springt boven op hem om hem te doden of toch in ieder geval zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan moet zo iemand ten strengste gestraft worden voor zijn boosaardige opzet. Maar als iemand zomaar, enkel uit onvoorzichtigheid van het dak valt en daarbij ook iemand die beneden op de grond ligt of toevallig voorbij loopt dodelijk verwondt, dan is hij immers volledig onschuldig aan zo'n ongeluk, en dan is het een zaak van de rechter om goed te onderscheiden welke omstandigheden er toe leidden, dat deze persoon tot boosdoener werd!
Hoofdstuk 58: De invloed van de liefde op het verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] IK sprak verder en zei: 'Wees niet dwaas in jullie denken! Welk ook maar enigszins wijs mens zal het je als zonde aanrekenen, wanneer je zonder het te weten en te willen toch iemand hebt geërgerd?! Er komen en moeten weliswaar bepaalde ergerniswekkende zaken in de wereld komen, maar deze worden van boven toegelaten; maar hier zeg Ik enkel: Wee degene, door wie ze moedwillig en met kwade opzet komen!" (Matth. 18,7)
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Ik denk dat jullie het nu wel begrepen zullen hebben, en als Ik later weer eens dit onderwerp aanroer, moeten jullie niet meer naar de betekenis van zulke onderwijzende beelden vragen die Ik met opzet zo verhuld geef, omdat ze puur voor de ziel zijn, die nu bij ieder mens op deze aarde ook door het vlees verhuld is voor het lichamelijke oog! Want een leer die de hele mens betreft is heel anders dan een leer die alleen de ziel aangaat. Begrijpen jullie dit nu allemaal?'
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] IK zei: 'Laten we naar buiten gaan en die boze opzet van de ruwe aardgeesten bekijken, die dat gedaan hebben op aansporing van andere geesten van gestorven mensen. Deze geesten zijn als je vijanden naar gene zijde overgegaan omdat je hun boerderij tengevolge van een gerechtelijke beslaglegging vanwege niet betaalde grote schulden door koop in je bezit hebt gekregen! Laten we dus naar buiten gaan en de zaak in ogenschouw nemen!'
Hoofdstuk 70: Het verzonken land - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] PETRUS zei: 'Heer wat moeten we dan aanvangen met iemand die zich de moeite zou nemen ons door leugens en vleiende woorden te verleiden? Die kwade opzet zouden wij natuurlijk wel meteen doorzien, maar als wij dat doorhebben en het die persoon voorhouden, en hij ons toch, ondanks alle plechtige verzekeringen, blijft verleiden, -wat moeten wij dan met zo iemand beginnen?'
Hoofdstuk 161: Het geven van een voorbeeld als beste les en vermaning. Waar ernst en dreiging op hun plaats zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Zo'n komeet is ook een groot gericht in wording voor een bepaald soort geesten. Die moeten langzaam maar zeker steeds inniger en inniger samengaan, zodat zij in ruimte en tijd uiteindelijk een bonte, stoffelijke massa vormen. Deze vorming van zichtbare, vaste massa noemen wij de omhulling van de geestelijke potenties, en deze omhulling is het eigenlijke gericht waaruit dan na lange tijd de in het gericht gevangen gehouden geesten hun zelfstandige levensvrijheid kunnen bereiken. En omdat kometen dus gerichten in wording zijn, hebben zij ook deze invloed als zij dichter bij een reeds lang bestaande aarde komen, of wordt door Gods engelen deze invloed ook voor een oude aarde gebruikt, omdat deze invloed daar een gericht opwekt en met name de mensen tegen elkaar opzet, - natuurlijk alleen maar als het noodzakelijk is, dat wil zeggen, wanneer de mensen God totaal beginnen te vergeten en zichzelf voor goden aanzien. -Nu weetje dan ook watje van kometen moet denken, en dus kunnen we nu deze plaats wel verlaten. Of wil je eerst nog iets vragen?'
Hoofdstuk 166: Wat meteoren en kometen eigenlijk zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ik heb je dit nu gezegd, opdat je het niet vreemd zult vinden wanneer dat met Mijn lichaam zal gebeuren, -maar de kwade opzet van de mensen die dat zullen doen, zal helemaal tevergeefs zijn; want Ik zal daarna op de derde dag toch net zo volledig weer temidden van jullie zijn, als Ik nu bij jullie ben. Daarna zal het gericht over het kwade tempelgebroed pas beginnen. Omdat jullie allen dit nu weten, kunnen jullie Mij opgewekt volgen naar de tempel!'
Hoofdstuk 169: De verwijzing van de Heer naar Zijn kruisdood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Wij zijn echter door enkele boodschappers, die wij hadden uitgezonden, nog in de afgelopen nacht te weten gekomen dat hij met al zijn volgelingen nog in de omgeving van Jeruzalem rondtrekt en het volk tegen ons opzet, wat ons bepaald niet onverschillig kan laten. Men verzekerde ons dat Nikodemus, onze ambtsgenoot, wel wist waar hij zich ophield, en dat is de reden waarom wij gekomen zijn om daarover met Nikodemus te spreken en met hem te overleggen hoe de zaak in elkaar zit en wat er van rechtswege aan gedaan kan worden. Kijk, dat is de belangrijke reden waarom wij gekomen zijn!'
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik noem hier met opzet de hoofdlieden en de eerlijke mensen het laatst, in plaats van aan het begin van het derde vers, en daar heb Ik Mijn reden voor. Luister nu naar de uitleg!
Hoofdstuk 175: Uitleg van het derde hoofdstuk van Jesaja De situatie in een geordende gemeente - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De ene Farizeeër zei: 'Aanvankelijk had een boze geest ons hierheen gevoerd, en was dus ook datgene wat wij jou eigenlijk hadden willen vragen, volstrekt niets goeds. De woorden van deze meer dan verstandige en wijze jongeling en de uitzonderlijke macht van deze zeven mannen, die nog om ons heen staan, hebben ons van gedachte doen veranderen en wij hebben al gauw ingezien, hoe ijdel en dwaas onze boosaardige opzet was, en omdat zij ongegrond was hebben we die dan ook laten varen.
Hoofdstuk 2: Het verzoek van de Farizeeën om een veilig geleide - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] De hoofdman, zijn metgezellen en de waard uit de buurt van Bethlehem viel onze Rafaël echter op, die nu ook aan tafel naast Mij at en deze keer met opzet nog meer dan anders, om de aandacht van de vreemdelingen te trekken. Dezen keken dan ook met steeds grotere oplettendheid naar hem en verwonderden zich in stilte steeds meer over het feit dat een overigens zo bevallige jongeman zo veel kon eten.
Hoofdstuk 130: De Heer keert met de Zijnen terug naar Bethanië (28.3 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[28] En toen ze nu op de plaats aankwamen waar de slang op Kaïn wachtte, de plek waar Kaïns boze opzet vorm kreeg, omslingerde deze Abels voeten en handen en gooide hem op de grond, nam een grote steen en verbrijzelde daarmee het hoofd van Abel, zodat zijn bloed en zijn hersenen in de wijde omtrek de aarde besproeide.
Hoofdstuk 19: Kaïns moord op Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[34] Zeg me, als U wilt en kunt, of ik als vader ten opzichte van mijn kinderen ooit zo met opzet heb gehandeld! Heb ik hen ooit geleerd voor U de stomme te spelen?! Waarom bindt U hun tongen en sluit hun harten voor mij?
Hoofdstuk 93: Adams nieuwsgierigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Deze opzet was een idee ge­weest van Maronius Pilla, die - als voormalige stadhouder van Jeru­zalem - uiteraard heel goed wist hoe die tempel er van buiten en van binnen uitzag!
Hoofdstuk 141: Voorbereiding van, en uitnodiging tot het feestelijk banket door Cyrenius. Inwijdingsrede tot het feest door het Kindje. Uitnodiging van de armen en hun deelname aan de feestmaaltijd. Ook voor de leeuwen een maaltijd - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[20] Geloof me, je zult zelf nog vaststellen, dat God, die grenze­loos rechtvaardig is, dit uitvaagsel van de mensheid nog op deze we­reld een bepaalde kroon zal opzet­ten, waarnaar hij door zijn bloed­dorst feitelijk haakt; een kroon, waarover heel de wereld zich nog zal verwonderen!'
Hoofdstuk 59: Jozef stelt vragen over Herodes. Maronius Pilla antwoordt. Het afschuwelijke einde van Herodes - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
1 - 2 - 3 - 4