Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

73 resultaten - Pagina 2 van 5

1 - 2 - 3 - 4 - 5
[27] Toen wierp hij zich op zijn gelaat neer voor de engel des Heren en weende en smeekte luid om erbarmen; want het vlammende zwaard had hem de ogen geopend en hij zag in dit ijzingwekkende licht van de bestraffende gerechtigheid het gehele gewicht en de grootte van het onnoemelijke ongeluk, waarin hij zichzelf en al de zijnen door zijn lichtzinnigheid had gestort.
Hoofdstuk 13: De verdrijving uit het paradijs - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En jij, Abel, neem het zwaard in je rechterhand en volg Me heel ver van hier in de richting van de morgen op een hoge berg in een grote woestijn! Daar zul je een opening vinden; steek het gevest van het zwaard daar zodanig in, dat de punt naar de hemel wijst en dat van zijn beide vlammende snijkanten, de ene naar de middag en de andere naar de middernacht is toegewend.
Hoofdstuk 16: De opdracht van de Heer aan Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En ik zei: 'Doe wat je kunt, maar denk aan de grootte van Gods toorn! Want ik was groot en ben teniet gedaan; bedenk daarbij - mocht je op enigerlei wijze groter zijn dan ik, dat God eeuwig en oneindig is en vol van vlammende woedende toorn!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Ja jij, vader Enos, jij stond op de derde zuil en sprak met vlammende woorden tot de stil luisterende baren: 'O luister, al jullie wateren van de aarde; verneem de woorden uit de hoge en hoor de tonen van de heilige spraak! Je kunt zes dagen en nachten in vrolijke reeksen stromen en wiegen; maar, als de zevende dag gekomen is, gezegend met de heilige rust, de sabbat van de Heer, een heilige dag, luister, dan moet je die ook altijd vieren vanwege de verschuldigde lof en prijs aan de heilige Vader! Want het is overeenkomstig de eeuwige ordening, dat alles wat de levende adem uit God ademt en de liefde van de eeuwige, heilige Vader in zijn liefhebbende, denkende hart ondervindt, de rust en de plechtigheid van de heilige dag gedenkt; want dat is te allen tijde de meest heilige wil van de heilige Vader: zes dagen kunnen alle wateren arbeiden, kunnen zij met ruisende teugen stromen en wiegen; maar de heilige rust moet op de heilige sabbat zweven als vurige wolken over de zwijgende, luisterende baren, uitnodigend tot het feest!'
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[41] De golven omspoelden met arglistige bedrijvigheid de hoog in de vlammende luchten opstijgende zuil van Henoch. Maar mijn geestesogen verbaasden zich niet al te lang over de aanblik van dit zonderlinge beeld, daar ik spoedig gewaar begon te worden, dat onder de arglistige vloeden, gedeeltelijk door het slik van de bodem bedekt, zich vreemde, geroofde, gestolen wateren bevonden op gruwelijke wijze geboeid.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[56] Ik keek vol verwachting toe bij de wonderbaarlijke en langdurige vermenging van de vlammende tongen met zulke oneindige massa's bedrieglijk zand en toch wilde niets anders dan slechts heel wit, reeds doorgloeid zand als het lang gewenste resultaat te voorschijn komen!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[57] Maar zie, te midden van het zo met smart gewenste resultaat verhief Methusalah zich met verschrikkelijke blik en begon op geweldige wijze de heilige wil van de eeuwige, heilige Vader tot het geheel doorgloeide zand te prediken. En de machtige woorden die vurig aan Methusalahs mond ontvloden, goten zich naar alle denkbare richtingen in brede stromen uit, gelijkend op grote wateren, angstaanjagend bruisend en ruisend en woedend, zoals de vlammende tongen voordien en sleurden het zand met zich mee. En het bruisen, ruisen en woeden sprak duidelijk verstaanbare machtige woorden, ja, woorden van macht en van de eeuwige grootheid van de heiligheid van God!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Je hebt juist gesproken tegen je broeder en ieder woord van jou is reeds met het vlammende schrift van de sterren in het boek van het eeuwige leven ingeschreven. Maar nu stel Ik jullie een vraag die Ik graag beantwoord krijg; want zonder de oplossing van deze vraag blijft ieder mens, hoe krachtig hij ook in de nacht uit zijn slaap wakker is geschud, toch min of meer slaapdronken en deze toestand is voor een gewekte slechter dan de slaap zelf!
Hoofdstuk 149: De vragen van de onbekende Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Zie en luister hoe het er nu buiten uitziet: de gehele morgenstreek is één vuurzee! Het is niet alleen dat talloze vlammende bliksemstralen uit een onafzienbaar dichte, vurige en daardoor gloeiende wolkenmassa neerslaan, maar ook uit de aarde breken allerwegen bliksems en vlammen uit!
Hoofdstuk 157: De onweersbui - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Luister, luister maar naar het voortdurende gekraak! Hoor de alles aan het schudden brengende donder! Bemerk het bestendige beven van de aarde en hoor het reeds naderende woeden van de zee! Hoor, hoe uit duizenden dieren muilen een afgrijselijk gehuil zich schrikwekkend weergalmend mengt met het woeden, razen en bruisen van de vlammende orkaan!
Hoofdstuk 157: De onweersbui - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[33] Zie, welke onbevreesde woorden pas kortgeleden aan je mond zijn ontsnapt! Waar is nu jouw grote moed en waar het onwankelbare vertrouwen?! En toch heeft nog geen van de door jou uitgesproken verschrikkingen plaats gevonden! Wij staan nog allemaal op de nog voldoende vaste aarde. Zij is nog niet verwoest; de zee is nog niet verdampt; er is nog geen hagel zo groot als de wereld op de aarde gevallen; ook is nog geen enkele berg door de vlammende orkanen weggedragen en boven onze hoofden zijn nog geen vlammen ineen gewerveld; en toch sta je naast me te trillen alsof hevige koortsaanvallen je ineens aangegrepen hebben!
Hoofdstuk 158: De vreze Gods en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En alle drie dankten Adam en begonnen daarna alles te overdenken, maar zij konden niets passends vinden waarmee zij hun harten tevreden konden stellen. De ene hield het op de engel die na de vlucht in het land Euehip aan Abel het vlammende zwaard overhandigde, de andere hield het op de geest van Abel zelf en de derde twijfelde welke mening hij zou onderschrijven. En zo was er een grote stilte ingetreden onder allen die hier bijeen waren, - deels omdat iedereen in voldoende mate met zichzelf bezig was en deels in afwachting om misschien iets van Asmahaëls roep op te kunnen vangen door zeer ingespannen te luisteren. Maar daarop wachten was ijdel en geheel vergeefs; want Asmahaël wist wel wat Hij deed en ook hoe, en het was voor Hem niet nodig om als een balkende ezel te schreeuwen, want Hij hoefde Zijn machtige woord alleen maar in de harten van degenen die zich uit angst hadden verstopt, te laten weerklinken. En zij die zich hadden verborgen hoorden deze heerlijke roep heel goed in zichzelf, zodat er niet één achterbleef, maar allen, groot en klein, oud en jong haastten zich naar de grote innerlijke roepstem en ieder van hen herkende Hem als Diegene die hen tevoren in stilte in hun harten had geroepen.
Hoofdstuk 130: Asmahaëls Vaderroep tot de kinderen van middernacht heeft succes - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Als U wilt, laat dan door het inslaan van talloze bliksems de aarde tot stof vergaan en de zee verdampen als een dauwdruppel op gloeiend erts; ja laat met zo'n geweld vlammende orkanen waaien, dat haar kracht in staat is met bergen te spelen zoals een bruisende storm anders met het loof van de bomen speelt; en laat hagelstenen groot als werelden zich op de aarde storten, - en U zult nooit enige angst in mij bespeuren! Want waar U bent, daar is het altijd goed vertoeven; maar zonder U is het ook bij het allermooiste en rustigste weer afschuwelijk op de aarde, net als overal en dan is alles verlaten en leeg, - en alles waar men maar naar kijkt grijnst je griezelig dreigend en dood brengend aan. De wind roept en huilt: dood! Het gras sterft. Het water ruist: dood! En de oevers beven en gaan ten onder. En het water verdampt in de dood, in het duistere niets. De straal van de zon, die anders het leven brengt, doodt de wormen van het graf.
Hoofdstuk 156: Over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Ik zag niets dan ontelbare, oneindig grote, onbeschrijfelijk fel vlammende werelden zich als bliksemstralen in de oneindigheid bewegen; de ene overtrof de andere tot in het oneindige in grootte, licht en heerlijkheid!
Hoofdstuk 183: Een blik in de diepten van de schepping - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] O, de aarde zou ons allemaal in brede en diepe, vlammende spleten moeten verzwelgen, als ons naast U ook maar de flauwste wens over zou blijven, ofschoon wij U, o Emmanuël voor dit verlof om te mogen spreken eeuwig nooit genoeg zullen kunnen bedanken!
Hoofdstuk 186: Onschuld en schaamte. Terugkeer en ontvangst van de boden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5