Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6281 resultaten - Pagina 2 van 419

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[20] En Adam zei: "Waar spreken jullie over? Ik ken de zoon van Methusalah en die is pas eenhonderdenzesentwintig jaar oud en heeft nog nooit een vrouw leren kennen!* (* N.B. van 25 juni 1841: "Hier duiden de eenhonderdzesenrwintig jaar niet op de leeftijd, maar geven slechts een toestand aan waarin de mens nog niet tot de juiste verhoudingen is gekomen, d.w.z. honderd voor God, tien voor de broeder en de naaste en één voor zichzelf! Als je dus kunt rekenen, reken dan en je zult er achter komen wanneer de mens geschikt is om wedergeboren te worden. Lamech heeft nog geen vrouw leren kennen omdat hij in de geest nog niet op de trap stond, die gesteld is tot grondsteen van de eeuwige ordening. Ans.W.H. (Anselm W. Hüttenbrenner) is pas honderdzevenendertig jaar oud; - er moet van de zeven en van de drie nog zoveel afvallen. Amen. Dat zeg Ik, jullie Vader. Amen. Amen. Amen." - Methusalah was toentertijd tweehonderddrieendertig en Lamech zesenveertig jaar oud. Vgl. hoofdstuk 110, vers 7! De uitgever.) Waar spreken jullie over? Vervloekt zij de leugen en de mond die haar uitspreekt, en de tong die onwaarheid spreekt in het aangezicht van God! Daarom, bij de vloek van Kiïn, van de moordenaar, spreek, - waar komen die vrouwen vandaan?"
Hoofdstuk 38: De familie van Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Zie, dat zag ik allemaal en ik ben door de bijzondere genade van de Heer mij nu volledig daarvan bewust. - Toen nu de aarde overeenkomstig de eeuwige ordening geleidelijk aan en volgens de wil van de liefde van God zo bewerkt was, richtte de Liefde haar ogen omhoog naar God en zei:
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] 0 vaderen, zie dus, zo' n heel klein stofje zoals wij het nu kennen, is reeds te groot voor ons; hoe groot moet de oneindige veelheid in haar ordening van het eerste tot het laatste dan wel zijn! - Waar bestaat buiten God een wezen dat daaruit de eeuwige wijsheid van de heilige Vader zou kunnen begrijpen?!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Maar als een dergelijk mens toch ook zijn welgeschapen medemens liefheeft en deze hem wederkerig, dan is hij niet in conflict met de liefde; maar in de ordening van de liefde, die alleen vruchtdragend is, bevindt hij zich niet, - en zijn geestelijke zuster, de listigheid, evenmin. Want door haar wordt niemand tot leven bevrucht, noch kan zij ook maar iets voor zichzelf bewerken dat bevruchtend voor het leven is, daar zij altijd, hoewel in zekere zin schadeloos en onschuldig, toch alleen maar bedrog is, waardoor de teleurgestelde toch steeds meer of minder geërgerd wordt omdat hij dan al spoedig aan zichzelf en aan de sluwerik vraagt: "Waarom moest ik dan, al was het voor een goed doel, door een list beetgenomen worden en waarom gebruikte mijn broeder voor mijn bestwil een list? Is het goede dan niet goed, zodat het nodig was om door een list goed te worden? Of ben of was ik dan zelf boosaardig, zodat ik eerst door list voor het goede gewonnen moest worden?"
Hoofdstuk 107: Over de listigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Onmiddellijk daarop begon de hele natuur te beven en de elementen traden uit hun ordening. De zon, als het voorbeeld van het eeuwige licht, verloor haar glans, ten teken dat de mensen in hun geestelijke blindheid niet zagen dat de Godheid zich terugtrok onder het sterfelijk omhulsel van Mijn lichaam en het lichaam overgaf aan de materiële dood. Daarom sprak Ik de woorden: "Mijn God, Mijn God, waarom heb Je Mij verlaten?"
Hoofdstuk 3: De zeven kruiswoorden - Antonie Grossheim - Antonie Grossheim: De zeven woorden van Jezus Christus aan het kruis
[17] Maar jij, Mijn lieve liefdesbroeder Seth, laat de zonnen vergaan tot op één na, die daar in haar oude ordening zal blijven! Amen.'
Hoofdstuk 95: De zonsopgang op de hoogte. Adams dwaze verlangen naar de zonnegroet. De berisping van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[3] God Zelf heeft de bergen op de aarde geplaatst en geordend voor een duizendvoudig nut en heeft onder de bergen grote en diepe waterbekkens gegraven waarin zich honderd maal meer water bevindt dan in de zeeën van het aardoppervlak. En deze ondergrondse wateren zijn als het ware het bloed van de aarde dat door de brede kanalen van de aarde stroomt, en grotendeels de steeds gelijke beweging van de aarde bewerkstelligt en zodoende haar innerlijke organische leven volgens de ordening van de Heer; want ook het lichaam van een planeet moet een leven hebben, wil het een drager en voeder voor het leven kunnen zijn.
Hoofdstuk 342: Waltars woorden over Gods laatste poging om door Zijn engelen de mensen voor de zondvloed te waarschuwen en te redden. Mahals zending en de aftocht van de engelen naar de laagte. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[11] Waarmee correspondeert dan het tweede wiel dat dezelfde beweging maakt en dat door middel van een ketting met het veerwiel is verbonden? Dit wiel komt overeen met de wijsheid, die uit de liefde haar leven ontvangt en dus ook daarmee in nauwste verbinding staat. Waarmee correspondeert het centrale hoofdspil wiel? Met de eeuwige ordening, die uit de eerder genoemde twee wielen duidelijk naar voren komt en waardoor het hele mechanisme in al zijn delen zo wordt ingericht, dat alles zich tenslotte moet schikken voor het bereiken van het hoofddoel, dat vanuit de liefde en de wijsheid juist in deze ordening tot uiting komt. Kijk, nu hebben we reeds het geheel. Het spilwiel is gevonden en heet ordening. Langs deze spil zullen we dus ook omhoogklimmen en de grote, uiteindelijke bestemming van de dingen aanschouwen, zoals deze tot uiting komt precies in overeenstemming met de eeuwige liefde, wijsheid en de uit beide voortkomende orde.
Hoofdstuk 3: De klok, een overeenstemmend beeld van de zon - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Hoe hoger hij klom, des te minder grond hij had om op te staan en als hij al de top had bereikt, wat was dan het gevolg? Dat hij heel vlug weer afdaalde in de diepte van waaruit hij was opgedoken, want op de top kan zich niets handhaven. Wil zich iemand daarop vestigen, dan is het toch zeker afgelopen met zijn hele werkgebied, want dit kan onmogelijk groter zijn dan de spitse standplaats waarop de werkwillige zich bevindt. Dat wordt echter iedereen die op de top bezig wil zijn duidelijk; daarom kan ook niemand op de top blijven. Iedereen zal daar heel zeker door duizelingen bevangen worden! Het gevolg van die duizeligheid is dat hij de top weer verlaat en aan de andere kant weer vlug naar beneden glijdt. Dit is een heel wijze les uit de school van de eeuwige ordening! Haar naam is onthechting', wat zoveel inhoudt als het vernietigen van alle zelfzuchtige begeerten.
Hoofdstuk 12: De sfeer van de zevende geest. Raadselachtige beelden van geestelijke toestanden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] We weten echter ook dat elk ding in de wereld overeen kan stemmen met goed of slecht, en dat wordt door de aard van de liefde bepaald. Is de liefde volgens Gods ordening, dan wordt door haar alles goed; is de liefde tegen Gods ordening, dan wordt door haar alles slecht. Op deze manier ontwikkelt ieder mens dan in zichzelf of de hemel of de hel.
Hoofdstuk 119: De geest, schepper van zijn eigen wereld - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Zo rust ook het hele gewicht van de aarde op haar kleine, nietige middelpunt. Hoe kan dit wel zo'n van alle kanten daarop inwerkende zwaartekracht weerstaan? Om de eenvoudige reden dat volgens de eeuwige goddelijke ordening in de gehele oneindige schepping niets voorhanden is dat vernietigd kan worden en het allerkleinste zich tegenover het allergrootste voortdurend kan handhaven, zo niet in deze, dan toch weer in een andere vorm.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Volgens de onveranderlijke, eeuwige goddelijke ordening kan dus het allerkleinste naast het allergrootste bestaan. Wanneer dientengevolge de kleinste levenspotentie in haar geestelijke sfeer beseft dat zij niet gedood en niet vernietigd kan worden, dan heeft zij ook geen angst meer voor de allerhoogste levenspotentie. En dit bewustzijn bezorgt dan de laagste levenspotentie een gevoel van heerszucht waarin ze zegt: ik ben voor de opperste levenspotentie, die zich als godheid ziet, zo noodzakelijk en onontbeerlijk dat zij zonder mij niet kan bestaan. Als wij, als verscheidene, ja talloos vele lage levenspotenties, ons tot één geheel verenigen, dan kunnen we vanuit het centrum werken en de vermeende opperste potentie tot de laagste maken. Deze kan ons dan evengoed aanbidden, net als zij dat nu van ons verlangt. Als men mogelijkerwijs het binnenste van een wereld naar buiten kan keren, dan moet dat ook met ons, levenskrachten, het geval kunnen zijn. Als wij, lage potenties, ons verenigen en naar buiten toe grote beroering veroorzaken, dan ligt de godheid als lage levenspotentie aan onze voeten.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Kijk, precies hetzelfde is ook het geval met zo'n wellustige, genotzuchtige ziel. Ze is een modderpoliep, die slechts één levenwekkende begeerte heeft, namelijk die van het genieten. Haar hele intelligentie is erop gericht om zich dit genot te verschaffen. Wat is hiervan het gevolg? Niets anders dan de ellendige en hoogst beklagenswaardige toestand van de ziel zelf, namelijk het steeds dieper terugvallen in een allerordinairste en laagste dierlijke toestand. En het is nu juist deze toestand, die men de 'eerste hel' noemt. Dit is dus het heel natuurlijke, volgens de rechtvaardige ordening bereikte gevolg, zodat de ziel door deze verboden handelwijze tenslotte terugkeert naar de onderste, dierlijke toestand van waaruit zij vroeger langs zoveel trappen door de Heer opwaarts tot vrij mens werd verheven.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] De ontwikkeling van deze naastenliefde en haar loutering bestaat dus uit het doorvorsen en onderkennen van de geaardheid van de liefde in de geesten, om daarmee dan ook de wegen van de goddelijke ordening te herkennen en te begrijpen langs welke wegen en op welke manier deze geesten geleid moeten worden.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Vraag: heeft deze grote overdaad aan naastenliefde dit arme gezin nu gebaat of geschaad? Ik denk dat men hier niet veel woorden nodig heeft, maar slechts alle luxe in ogenschouw hoeft te nemen om haarfijn te kunnen beoordelen welk voordeel dit gezin voor het eeuwige leven door de aan haar verleende overmaat aan naastenliefde, heeft ontvangen. Hieruit wordt echter duidelijk dat men zich met de naastenliefde evenals met de eigenliefde moet beperken door zich aan de juiste maatstaf van de rechtvaardige goddelijke ordening te houden.
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...