Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1060 resultaten - Pagina 2 van 71

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[8] Want als dan later de mensen onze geschriften met elkaar vergelijken en bij mij niet zullen vinden, wat wel in dat van Matthéus staat, zullen ze dan niet beginnen te tobben en aan de echtheid van het hele evangelie gaan twijfelen en zeggen: 'Waarom vinden we van de ene Jezus niet in allebei de evangeliën dezelfde leer en dezelfde daden? Waarom schreef Matthéus dit en Johannes dat, het lijkt niet op elkaar en toch moeten beiden steeds bij Hem zijn geweest?!' Ik denk, dat als ik heel wat anders opschrijf dan Matthéus, dit oordeel van degenen, die na ons komen, onder de genoemde omstandigheden niet uit kan blijven!'
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ik vraag jullie, zo blind als je bent: Wie moet degene dan wel zijn, die slechts één simpel woord behoeft te zeggen, en storm en wind gaan liggen, de doden staan op en de lammen beginnen te springen als herten?!'
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] 'In tegendeel', zei een schriftgeleerde, een goede bekende van Jozef, Jozef heeft mij meer dan eens zijn nood geklaagd over zijn zoon Jezus, en daarbij gezegd: 'Ik weet niet wat ik met deze jongen aan moet! Zijn geboorte moet zeer uitzonderlijk geweest zijn. Uit de verschijnselen, die daarmee schijnbaar zeer nauw verband hielden, had men kunnen opmaken dat het goddelijke wezen Zelf Zich door dit kind op aarde moest manifesteren. Ook verscheidene, beslist buitengewone verschijnselen alsmede zijn vaak heel wijze gezegdes uit zijn vroegste kindsheid spraken daar maar al te duidelijk voor. Dit alles heeft mij met de grootste verwachtingen vervuld en dat des te meer, omdat ik in rechte lijn van David afstam. Maar juist nu het tijd wordt dat de jongen wat moet gaan leren, is er met hem niets te beginnen. Als ik hem naar een onderwijzer laat gaan, dan kan deze niets van hem gedaan krijgen; de jongen weet en begrijpt alles beter, en als de onderwijzer hem streng wil aanpakken, dan is het helemaal uit!
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Deze woorden treffen allen diep in het hart, en de leerlingen van Johannes beginnen in zichzelf te overleggen en zeggen: 'Hij moet dan toch een veel grotere profeet zijn, dan onze Johannes was! Want we waren tien volle jaren in zijn gezelschap, maar zo iets hebben we bij hem niet meegemaakt! -De Farizeeër heeft gelijk als hij zegt dat deze Nazareeër er meer vanaf weet! - Je zou echter bijna beweren, dat dat alles van en door hem op een ons onbekende wijze is geschied, en het geheel is een duidelijk zichtbaar bewijs voor de nu aan het licht gekomen blindheid van ons en onze grote meester Johannes!'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Het is voldoende, dat velen nu beginnen te vermoeden Wie Ik ben, en dat de meesten Mij voor een grote profeet en enigen Mij voor Gods Zoon, -Die Ik uiterlijk ook ben -, houden. Meer zou voorlopig te schadelijk zijn; daarom laten wij ze ook voorlopig in hun mening en hun geloof, en je mag Mij daarom niet verder verraden!'
Hoofdstuk 155: Het verschil tussen wetenschap en geloof. (28.2.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Een derde zegt: 'Van dat slapen zal zeker niets meer komen; want de anderen beginnen zich al klaar te maken voor het vertrek; daarom zal er voor ons wel niets anders overblijven dan hun voorbeeld te volgen. Want de weg naar de vlakte is lang en voor het opgaan van de zon zullen we nog lang niet in het dorp zijn!'
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Kisjonah vestigt er Mijn aandacht op en zegt: ' Je kunt eigenlijk wel lachen om dat gedoe; bij hen begint de sabbat pas op het moment dat de zonnestraal het punt beschijnt waar zij zich bevinden! Zoals U nu al een paar maal hebt gezien, o Heer, komt de zon pas tegen de middag bij deze hut, en deze ogendienaars zouden dus pas na een halve dag met de sabbat beginnen en deze gaan vieren. Zulke kerels zul je ergens anders op de goede aarde toch nauwelijks vinden!'
Hoofdstuk 175: Sabbatsheiliging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De ouden hadden echter nog geen morgenmaaltijd gehad en zeiden tegen de jonge: 'Ei,ei, als de soldaten nu maar snel kwamen! Het is beslist de hoogste tijd om te gaan, maar voordat de soldaten komen, kunnen we nog wel eerst een morgenmaal gebruiken; want de tovenaar zal toch niet voor zonsopgang met zijn kunsten beginnen?!'
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Maar nu beginnen de zonnestralen meer en meer aan kracht te winnen; daarom trekken wij ons van deze heuvel terug in de schaduwrijke tuin, en Matthéus, jij als Mijn schrijver kunt nu je schrijfvellen ordenen en de aantekeningen van het gebeurde en het geleerde op een wat completere manier opschrijven. Maar wij gaan nu wat rusten!'
Hoofdstuk 207: Het echte vasten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Terwijl Judas dit nog zegt, rolt de vloedgolf met ontzettend gedreun en lawaai de inham in; en omdat de vloed schijnbaar verscheidene vademen hoger is dan onze standplaats in de tuin, beginnen alle leerlingen te schreeuwen, en een paar vluchten zelfs op de dichtstbijzijnde heuvel, waar ze echter snel door de duizenden bliksemflitsen vanaf gedreven worden. 'Heer, help ons, als U kunt en wilt, - anders overleven we het niet!', schreeuwen nu honderden. Alleen Matthéus, Jaïruth, Jonaël en hun engel laten zich niet in de war brengen en zijn bijna met hun werk klaar .
Hoofdstuk 208: Aardbeven, storm en onweer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Daar zul je echt goed aan doen. Maar Ik zal nu toch eerst met de leerlingen een school bezoeken ter wille van deze Farizeeën, opdat hun ergernis niet nog groter wordt. Ze zitten toch al in hun maag met Matthéus, omdat hij hun een poosje terug erop heeft gewezen dat wij terwille van de synagoge zo vlug lopen. Als we nu de school in het dorp voorbij lopen, dan loopt de maat bij hen over en beginnen ze herrie te schoppen; maar als we nu eerst toch in een school gaan, dan kunnen ze niets meer zeggen en dan kan jij ook zonder schaamte je rekening aan hen voorleggen, dat wil zeggen als de sabbat afgelopen is.' Na deze woorden ging Kisjonah rechtstreeks met de zijnen naar huls, waar hij alles geheel verzorgd aantrof.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar Ik werd dit keer boos over de hardheid van de Grieken en zei tegen de verharde spreker, die de andere over het algemeen toch wat betere Grieken van een goede daad af wilde houden: 'Luister, verharde mens! Let op, of de grond niet wankelt, en hoe vast je dan wel staat! Er zijn er al veel geweest die ook met de stem van een superheld tegen hun omstanders geroepen hebben: 'Laat de aarde maar in puin vallen en ik zal mij zonder enige vrees op de uiteengespatte resten in de eindeloze ruimte voort laten dragen!'; maar toen daarna de aarde maar een klein beetje trilde, was de grootsprekende held de eerste die met verbluffend voetenwerk maakte dat hij weg kwam! Maar misschien deed hij dat toch niet zo zeer uit vrees om in zijn huis onder het puin begraven te worden, maar eerder alleen maar om, als de aarde echt in puin zou vallen, buiten een stuk op te pikken en daarop dan een onverschrokken rit door de oneindigheid te beginnen!
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Matthéus zegt: 'Nog meer van zulke mensen op aarde, en satan heeft een school waarin hij zelf nog wel honderd jaar les kan gaan nemen! Heer, wat is er met hem aan te vangen? Als hij echt zo is dan kunnen alle engelen langs de natuurlijke weg niets met hem beginnen!'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[27] Ik zeg dat Ik dat een goed voornemen vind en breng hen Zelf in de eetzaal, waar verfrissingen en allerlei versterkingen op hen staan te wachten. Ik zegen hun spijzen en dranken en geef ze dan de raad om naar behoefte te eten en te drinken en verzeker hen, dat ze er geen schade van zullen ondervinden. En ze beginnen te eten en te drinken; maar Ik trek Mij daarna in een ander vertrek terug, waar de eerlijke Baram uit Jesaira nog voor Mij en de Mijnen een buitengewoon rijkelijke maaltijd geserveerd had, waaraan Kisjonah en zijn familie blij naast Mij zittend deelnamen.
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Maar Ik heb de mogelijkheid om zulke ossen een heel andere preek vooraf te geven: Ik Iaat ze het ene ongeluk na het andere overkomen; daardoor krijgen ze allerlei zorgen en angst en vrees, beginnen na te denken, te zoeken en te vragen hoe dat toch komt dat ze nu van alle kanten belaagd worden, terwijl ze toch nooit iemand onrecht aangedaan hebben en altijd als nette, fatsoenlijke mensen hebben geleefd!
Hoofdstuk 219: Gelijkenis van de gemeste os. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...