Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6869 resultaten - Pagina 2 van 458

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] IK zeg: " Je hele wezen toont, dat je bij Mij zou willen blijven en mettertijd ook bij mij zult blijven, maar nu heb je nog wat rust nodig, die Je moet nemen terwijl je lichamelijk niet bij Mij bent, opdat je ziel en je nieuwe lichaam een hechtere eenheid zullen vormen. Als dat in de loop van ongeveer een jaar gebeurd is, kun je wel weer bij Mij komen en dan zul je je in Mijn nabijheid goed staande kunnen houden zonder dat Ik, .zoals nu, gedwongen ben om met de macht van Mijn wil jouw ziel in je. lichaam vast te houden. Kijk, dat is de reden waarom Ik je nu voor je eigen bestwil een tijdje bij Mij weg laat gaan! Maar bedenk nu eens. of je liever met de Romeinse opperstadhouder Cyrenius mee gaat, of dat Je liever. terug gaat naar je aardse ouders! Het maakt Mij niets uit, -maar het is wel waar, dat je bij Cyrenius altijd meer kunt opsteken, dan als een soort vreemdeling in het huis van je ouders, want die zullen lange tijd niet weten wat ze met je aan moeten."
Hoofdstuk 80: Cyrenius neemt Josoë op. De dood van Johannes de doper. Jezus in de woestenij en aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De onrijpe zielen krijgen op de door jou geziene zon weer een lichaam, echter zonder geboren te worden, en dat wordt dan tesamen met de ziel ook vergeestelijkt en kan zo in het echt geestelijke overgaan. Hoe zulke zielen van hier naar daar worden overgebracht en door wie, dat heb je bij de reis naar de eerste zon zelf meegemaakt. Deze engel, die hier nog naast ons staat, is de leider en beheerser van alle werelden en zonnen waarover Ik net met je sprak. Daaraan kun je zien welke macht en welke wijsheid hem gegeven is.
Hoofdstuk 140: Ontwikkelingsperioden in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] RAPHAËL zegt: "Ook duizenden van die vissen zou ik zogezegd met gemak aan kunnen. Maar hier is de door jou aangereikte voldoende. Hij heeft me echt goed gesmaakt. Ik zou hem ook langzaam, zoals jij, op kunnen eten, maar dan zou je op de gedachte zijn gekomen dat ik helemaal een aards mens ben, -en dat zou niet goed voor je zijn, omdat je dan op mijn persoon, respectievelijk mijn gestalte verliefd zou kunnen worden! Maar nu ik je een keer laat zien dat ik nog geen volkomen aards mens ben, schrikt je dat af en blijf jij zonder moeite in jouwen ik in mijn gewone doen. Je zult nog wel meer van zulke opzettelijke dingen van mij beleven! Als ik wil, kan ik ook echt onaangenaam worden, maar dat onaangenaam zijn heeft steeds een wijze oorzaak."
Hoofdstuk 165: Hemelse kwade ingrepen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Kijk, ieder blij hart dat je in Mijn naam verkwikt hebt, zal eenmaal een nieuwe hemel vol zaligheden zonder maat en tal voor je worden, en het zal je reeds op deze aarde verkwikken zoals geen ander aards geluk dat kan, en het zal in je de echte vrede te weeg brengen, -een vrede die de wereld niet kent! Ga dus nu en neem alles in ontvangst!"
Hoofdstuk 186: Het geschenk van Cyrenius aan Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "O Heer van al het leven, dit lieftallige meisje is zeker al lang geen aards meisje meer; zij is een gepersonifieerd hemellicht van de eerste grootte, waartegenover ik nauwelijks een heel klein sterretje ben! Ook ik heb wel, als weinig andere stervelingen, door Uw genade ervaringen opgedaan, -want het is geen grapje om volgens je gevoel bijna twee jaar in de wereld van de geesten en tevens met een vergaan lichaam in het graf doorgebracht te hebben, en tenslotte bij je volle bewustzijn, door Uw genade en door Uw wonderbaarlijk mededogen, op deze aarde terug te komen. Maar toch geef ik nu hardop toe, dat ik mij nauwelijks geschikt acht om een zwakke en talentloze leerling van dit meisje te zijn. Als zij zo vriendelijk wil zijn om mij over veel zaken maar iets te Ieren, dan zal ik dat met de grootste dank van de wereld bereidwillig aanvaarden."
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Jouw Europese volken uit het noorden waren eens in Azië, de wieg van het mensengeslacht, net eender en nog beter in alles verzorgd, dan nu jouw Romeinen, en zij hadden uit de hemelen een rechtstreekse opvoeding genoten. Er waren wijzen onder hen, zoals de aarde tot Mij toe niet kende, maar wat was daarvan het gevolg? Zij aten en dronken heel gezellig, werden van dag tot dag trager en zakten van geslacht tot geslacht af naar hun tegenwoordige staat. Maar nu, in deze armzalige toestand moeten zij in het zweet van hun aanschijn zorgen voor een mager onderhoud van hun lichaam en daarbij zijn ze toch niet helemaal zonder wijzen en leraren.
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Dat is ook de reden van de pijnlijke bevallingen bij de vrouwen, en ook van de meestal zeer pijnlijke wijze waarop het sterven bij mensen plaatsvindt. Want een natuurziel die al door de zaadstroom van de man verwond is, verbindt zich direkt heel hardnekkig met het vlees van de moeder en moet tijdens de geboorte steeds met geweld, onder het verscheuren van allerlei banden, uit haar lichaam ter wereld komen. Maar kinderen zoals Isaäk en nog een aantal anderen op deze wereld zijn volledig zonder dat de moeder pijn voelde ter wereld gekomen.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Deze pure wereldse en vleselijke mensen zien er uiterlijk weliswaar vaak heel mooi en aantrekkelijk uit, vooral het vrouwelijk geslacht, hetgeen heel begrijpelijk is door de steeds grotere eenwording van hun ziel met het vlees. Maar zulke mensen worden daardoor ook zwak en heel ontvankelijk voor alle slechte, fysieke indrukken. Hun lichamen worden gemakkelijk ziek en het geringste contact met een besmettelijke ziekte is dodelijk voor hen, terwijl mensen die een vrije ziel en daarin een vrije geest hebben, alle vergiften van de aarde over zich heen kunnen laten komen zonder ook maar de geringste schade te lijden. Want een vrije ziel en daarin een vrije geest hebben kracht en middelen in overvloed om iedere zwakke vijand krachtdadig te bestrijden, terwijl een ziel die in alle levensuitingen aan haar vervloekte lichaam zit vastgeketend, op een aan handen en voeten gebonden reus lijkt die zich zelfs niet tegen een lastige vlieg teweer kan stellen en moet dulden dat een zwakke dwerg hem heel op z'n gemak, maar des te pijnlijker, met een mes het hoofd van de romp scheidt."
Hoofdstuk 11: De aanleiding tot de zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Als echter alle zorg op de teerheid van het lichaam is gericht en er zelfs speciale scholen bestaan waar het lichaam door allerlei gymnastiek zo harmonisch mogelijk en zelfs door allerlei zalven en oliën zo teer mogelijk wordt gemaakt, dan is er geen vrije en sterke ziel meer; en komt er ook maar een zweem van ziekte over zulke walgelijk zwakke lichamen, dan houdt de dood zonder moeite zijn rijkste oogstfeest.
Hoofdstuk 12: Vrijmaking van de ziel en de in de ziel begraven geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] IK zeg: "Ja, maar niet tot werelds koning en ook zonder gouden kroon! Zou Ik dan niet de macht hebben om Mij een aards koninkrijk te nemen dat zich nog ver over alle einden van deze aarde uit zou strekken? Wie zou Mij dat kunnen verhinderen?
Hoofdstuk 16: Over de verhoging en kroning van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Wel, bijna net eender vergaat het een ziel als zij volledig is afgezonderd. Zij heeft dan weer licht en dan weer duisternis. Licht noch duisternis ziet de ziel echter als een realiteit, maar slechts als een tijdelijke afschaduwing van datgene wat de ziel, zonder het te weten of te willen, opneemt uit de sfeer rondom haar, zo ongeveer als waarop een aan het gras hangende dauwdruppel het beeld van de zon in zich opneemt. De druppel is nu wel verlicht, maar zijn bewustzijn gaat niet zo ver dat hij met inzicht zou kunnen waarnemen waar vandaan het licht zijn lichaam is binnengedrongen.
Hoofdstuk 31: Mathaël over de weg naar het ware leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Het is daarom zaak, je levenswater niet steeds maar in de voor het lichaam behaaglijke koelte te laten staan, máar naar het vuur te brengen om het te koken, opdat het in machtige dampwolken opstijgt en zich vormt tot een nieuw leven. Anders is alles voor niets. Laat mijn woord nóg zo onaangenaam voor je zijn, toch blijft de waarheid eeuwig waarheid, -en alle~n door haar kan men de ware en volle levensvrijheid bereiken, zonder welke geen echt, eeuwig leven denkbaar is!"
Hoofdstuk 32: De eenheid van het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL, die deze woorden wel had gehoord, zegt: "Bevrijd je ziel zoveel mogelijk van alle wereldse banden, dan zul je spoedig zonder veel moeite begrijpen hoe een ziel op de snelste wijze aan die grote wijsheid kan komen! Maar zolang de ziel nog te diep in de oude modderpoel van de dood vastzit, waarbij die modderpoel bestaat uit haar lichaam, kan er nog lang geen sprake zijn van -en geen zicht zijn op -een speciale, goddelijke wijsheid!
Hoofdstuk 42: Ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Zonder een aards gesproken woord kan een nog zo zuivere leer ons niet bereiken. Het gesproken woord is echter stoffelijk en moet tenslotte wegvallen als de innerlijke, zuivere geest zich heeft ontwikkeld. En zo gaat in de loop der tijden met de uiterlijke godsdiensten ook de uiterlijke glans altijd in iets bedenkelijkers over, maar daarvoor in de plaats ontwikkelt zich op de achtergrond langzaam maar zeker een zuivere, geestelijke kracht en waarheid van een eerdere openbaring van God aan de mensen. -Is het niet zo, vriend Risa?"
Hoofdstuk 64: De goddelijke orde en ons aardse verstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Als zulke mensen matig worden, of op rantsoen gesteld, waarbij men hun vriendelijk uitlegt waarom men dat voor hen doet en matigheid en schraler eten aanbeveelt, zal het bloed weldra rustiger gaan stromen en de zinnelijke drift zal veel aan kracht beginnen in te boeten, zonder enig nadeel voor de algemene gezondheid van het lichaam en de ziel.
Hoofdstuk 72: Onderzoek van toekomstige echtparen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...