Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

167 resultaten - Pagina 2 van 12

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12
[7] Ik heb jullie nu hopelijk het grote belang van deze toestand van ware levenskracht waarin een volmaakte mensenziel zich bevindt, voldoende uiteengezet en Ik heb jullie ook het grote belang laten zien van de volledige zelfkennis, die bij de kinderen door een juiste opvoeding, en bij de buiten hun schuld reeds geheel verkeerd opgevoede mensen door ware deemoed, geduld en voornamelijk door ware, daadwerkelijke liefde tot God en van daaruit tot de naaste, in de grootst mogelijke mate kan worden bereikt. Van de Moren met hun krachtige zieleleven heb ik jullie de daden, die jullie tot de ware zelfkennis moeten leiden, uitgelegd, maar het belang daarvan voor jullie leven hebben jullie toch niet voldoende begrepen. Het is dus nu aan jullie, terwille van de belangrijkheid van het onderwerp, vragen te stellen en door de vraag zelf te laten merken, waar en wat jullie nog missen!
Hoofdstuk 223: De kracht van een mens, die volmaakt is in de liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] En kijk, op overeenkomstige wijze zijn de volmaakte zielen van de zwarten niet hun eigen werk! Zij zijn weliswaar bijzonder goed gebouwd, maar de zwarten hebben daar maar weinig toe bijgedragen. En omdat het zo is en niet anders, kunnen zij voorlopig het kindschap van God niet bereiken; zou het echter enigen van hen ook gegeven worden dit te bereiken, dan zouden hun zielen er meteen onvolmaakter gaan uitzien. Omdat dus een tot het kindschap van God geroepen ziel slechts het materiaal voor de eigen bouw mag gegeven worden en daarnaast de leer hoe de bouw uitgevoerd moet worden, is hiermee beslist wel voldoende begrijpelijk uiteengezet dat, om het eigene van iedere ziel te bewaren, ook in het hiernamaals niet meer dan dat voor haar gedaan mag worden. Ook al is een ziel nog zo verdorven, dan mag zij toch niet door Mijn almacht aangepakt worden, maar wordt haar slechts zoveel materiaal aangereikt als zij kan verwerken; zij mag ook niet zwaarder belast worden dan haar krachten reiken."
Hoofdstuk 245: De zelfstandige ontwikkeling van een mensenziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Toen ROCLUS dit hoorde kwam hij snel naar Mij toe en zei: 'Heer en Meester, hier staat Uw minste en hoogst nutteloze knecht al dienstvaardig voor U! Gebied, o Heer, en ik zal het meteen precies uitvoeren! Want ik heb Uw woorden van zojuist nauwkeurig vernomen, heb ze in het liefdevuur van mijn hart getoetst en vond daarin zelfs alles natuurlijk en naar wat U, o Heer hebt geleerd en zo getrouwen duidelijk hebt uiteengezet. Weten en inzien moet weliswaar het eerste zijn, -maar meteen daarop volgt het handelen ernaar; want alle kennis en inzicht heeft zonder handelen.~een enkele waarde! Daar ben ik nu zo volledig van overtuigd, dat alle wijzen van de hele aarde mij niet tot een andere overtuiging zouden kunnen brengen. Daarom hoeft U, o Heer, slechts te gebieden en ik zal meteen aan het werk gaan!"
Hoofdstuk 127: De liefde als meest ware lofprijzing van God. De Heer geeft gelijkenissen over de aarde en het planten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Wie dat echter in zichzelf in de hoogste en diepste oerhelderheid van het leven ziet, wel, die kan toch geen vrees hebben voor de dood van het lichaam?! En als dat wel nog zo zou zijn, dan lijkt hij duidelijk op een dwaas, die wil huilen omdat men hem van een dwangbuis bevrijdt en hem in plaats daarvan het kleed van de hoogste en ongedwongenste vrijheid en helderheid van het eeuwige leven aanbiedt! Zoiets is echter ondenkbaar en daarom zal het jullie op het juiste moment ook beslist niet aan de nodige moed ontbreken.
Hoofdstuk 133: De houding van Gods kinderen tegenover politieke staatswetten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Eerlijk, Heer, volgens de ervaringen die ik hier op deze aarde heb opgedaan, zijn mensen heel vaak niet anders te helpen dan door enig goedbedoeld bedrog! Kinderen moet men in de eerste jaren immers steeds bedriegen, anders is er met hen toch helemaal niets te beginnen; en wat zouden ze er nu aan hebben als men bij hen meteen met de zuiverste waarheid aan kwam zetten? Ik heb U immers bij een eerdere gelegenheid toch al vanuit menselijk oogpunt duidelijk uiteengezet, dat het er mij nooit om te doen was ooit achter iemands rug om iets te doen wat nadelig voor hem zou zijn, maar altijd slechts opdat het hem op de een of andere manier tot voordeel zou strekken! En dat deed ik alleen maar omdat het van meet af aan al duidelijk voor me was, dat deze of gene absoluut op geen enkele andere manier te helpen was. Als dat bij U nu ook als zonde geldt, -ja, Heer, dan wordt het toch wel uiterst moeilijk om mens te zijn!
Hoofdstuk 138: Roclus probeert leugens om bestwil te rechtvaardigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Nu heb Ik je dit hopelijk duidelijk genoeg uiteengezet en je zult ook inzien, dat je dan verder niets meer hebt te vrezen! Nu je deze raad en dit inzicht hebt, moet je naar je vrienden en metgezellen gaan en dit ook aan hen vertellen! Of heb je soms nog iets achtergehouden, wat je bedrukt?"
Hoofdstuk 143: De Heer geeft Roclus raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Nu, Heer en Meester, heb ik mijn opvatting over de Messias in het algemeen alsook in het bijzonder en qua toepassing op Uw persoon uiteengezet, en ik zoals ook Aziona zijn het hierin nu volkomen eens.
Hoofdstuk 206: Hirams getuigenis over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Nu staat de vroegere, puur geestelijke voorstelling niet meer alleen maar als geestelijk beeld in volle helderheid in het bewustzijn van de ziel, maar ook als een in zekere zin gericht vast evenbeeld van het innerlijke geestelijke beeld in de materiële natuur en dient voor het gebruik van degene die het voorheen bedacht had.
Hoofdstuk 228: De tegenpool van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] De helderheid en de lichte rijkdom van deze ware leer zul ook jij echter pas beseffen als je op deze wijze zelf het levensmeesterschap zult bereiken; want nu kun je dat nog niet volledig begrijpen, hoewel je alles wat gezegd werd heel goed in je opgenomen hebt.'
Hoofdstuk 88: De grondslagen voor de geestelijke vervolmaking. Het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] IK zei: 'Het is nu eenmaal zo, en je kunt er toch niets tegen doen; want de vrije wil mogen wij hun niet ontnemen, omdat zij dan zouden ophouden mensen te zijn. Hun nog meer tekenen geven, zou vergeefse moeite zijn; want WIJ zouden daarmee niets anders bereiken dan alleen dat, wat Ik jullie al duidelijk uiteengezet heb toen jullie meenden dat Ik ook hier hetzelfde als aan de Eufraat moest doen.
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Ik zegje dat de mensen bij zo'n volledige gelijkheid wat hun talenten betreft en hun mogelijkheden en uiterlijk, hun woonplaatsen en bezittingen, en als zij dezelfde helderheid van inzicht zouden hebben, zich toch volledig op het niveau van de dieren en eigenlijk nog daaronder zouden bevinden!
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Als het nu met het eeuwige leven zo gesteld is als Ik jullie en alle anderen hier nu heb uiteengezet, en niet anders, waar willen jullie dan het eeuwige leven voor je ziel vandaan halen, waar jullie je hoop zozeer op gevestigd hebben?'
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] IK zei: 'Jullie zeggen watje begrijpt, en Ik zeg wat Ik van de Vader uit weet, en wat Ik dus ook heel goed begrijp! Jullie weten de reden niet waarom bepaalde dingen moeten gebeuren om bepaalde doelen met zekerheid te bereiken; Ik weet het echter maar al te duidelijk en precies waarom bepaalde dingen moeten gebeuren om bepaalde doelen met zekerheid te bereiken. Daarom is het echt niet gepast dat jullie Mij nu willen voorschrijven wat Ik moet doen! Ik heb jullie echter al bij verschillende gelegenheden duidelijk uiteengezet waarom Ik bepaalde dingen doe en waarom nu de verhouding van de mensen tot God zo slecht en duister is, en waarom het zelfs gebeuren zal dat Mijn lichaam in Jeruzalem gedood zal worden.
Hoofdstuk 145: De verwijten en twijfel van de leerlingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] De zuivere geest is een gedachte van God, die voortkomt uit Zijn liefde en wijsheid, en die tot een waar bestaan komt door Gods wil. Omdat God echter in Zichzelf een vuur is uit Zijn liefde en wijsheid, is dat ook het geval met de in zekere zin uit God naar buiten getreden gedachte die in een zelfstandig bestaan wordt geplaatst. Zoals het vuur echter een kracht is, is zo'n gedachte uit God op zichzelf ook een kracht, die zich van zichzelf bewust is en die zelf in de dezelfde helderheid kan werken als waaruit hij voortgekomen is. Als zuivere kracht doordringt hij alles wat jij materie noemt, maar kan zelf door de materie niet doordrongen worden, omdat de materie verder niets anders is dan een uiterlijke uiting van de geest uit God.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Een van de gematigde Farizeeën zei nu weer: 'Meester, ik en nog meerderen van ons, zien wel in dat u een geweldige leraar bent en vrij en open spreekt zonder enig aanzien des persoons, en het is ook geheel en al waar dat aan ieder mens de juiste weg tot het leven door de profeten is geopenbaard! Wel, aan deze openbaringen zouden de mensen toch ook meer dan voldoende hebben; waarom wordt het dan toegelaten dat er nog aardse koningen en machthebbers met hun eigen slechte wereldse wetten komen en daardoor de arme, zwakke mensheid nog het meest schade toebrengen? Volgens mij zou dat echt niet nodig zijn. Want hoe de mensen volgens de wil en de onveranderlijke orde van God moeten leven en handelen, is in de openbaringen immers volledig uiteengezet. Waartoe worden dan nog die al te heers en hebzuchtige vorsten, koningen en nu zelfs keizers toegelaten?'
Hoofdstuk 203: De toekomst van Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12