Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 2 van 728

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[10] Wordt echter je levenswaterpot op het ware vuur van de liefde, van grote deemoediging en veel lijden en pijnen gezet, O, dan begint het in de pot geweldig te koken en daardoor zullen al heel gauw de vrij gekomen levensdampgeesten zichzelf, hun eerdere koude, trage toestand, dat wil zeggen de zinnelijke ziel en de ondeugdelijke pot, herkennen. Het. zich nog in de pot bevindende, heet borrelende levenswater zal dan met duizend lichte oogjes de boven zich opstijgende levensgeesten zien en beseffen, dat het niet alleen een luie drager daarvan was, maar dat het daarmee één geheel vormt! Maar begrijp wel, vriend, de pot zullen de opstijgende vrije levensgeesten niet als een deel van zichzelf zien, maar slechts als een onplezierig uitwendig omhulsel dat later in scherven wordt gebroken en op straat gegooid. -Heb je nu enig idee van wat ik je eigenlijk heb willen duidelijk maken?" ..
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Later wijdde men deze periode aan de strijd, vanwege de in die tijd veel voorkomende stormen. In deze tijd is alles in een gevecht verwikkeld: het ene element tegen het andere en de hitte tegen de kou of liever de koelte van dit land. De heftigheid van deze strijd leverde de menselijke fantasie al gauw een zinnebeeld, waaraan men later ook goddelijke eer bewees en dat men nog later, in tijden van oorlog, zelfs tot oppergod verhief. Als men echter de naam 'Mars' ontleedt, krijgt men het oeroude Mar iza, ook wel Maor' iza. En wat betekent dat? Niets anders dan: De zee verwarmen.
Hoofdstuk 102: Mathaël verklaart de namen van de eerste drie sterrenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Weet je, in deze periode valt de langste dag, daarna worden de dagen weer korter. De ouden vergeleken deze teruglopende daglengte met de gang van een kreeft. Ook dauwde het in deze zesde periode van dertig dagen in dit land 's nachts zeer zwaar, vooral in de nabijheid van de rivier. Dat maakte dat de kreeften in deze tijd 's nachts uit hun moeraspoelen klommen en de nabijgelegen grazige, bedauwde weiden een bezoek brachten, wat hen erg verkwikte en voedde. De oude inwoners van het land langs de Nijl kregen dat natuurlijk al gauw in de gaten en deden in het begin heel veel moeite om de ongenode gasten van de vette weiden te verjagen. Voor de eerste bewoners van dit land was dat zeker geen gemakkelijk karwei, omdat er in hun tijd ontelbaar veel van deze grote moerasinsecten waren. Eerst ging men ze met vuur te lijf, men verzamelde ze op hopen en verbrandde ze, wat echter op dit grote aantal dieren weinig uitwerking had. Bij het verbranden verspreidde zich echter steeds een heel aangename en uitnodigende geur, waardoor de ouden al op het idee kwamen dat de dieren misschien eetbaar zouden zijn. Maar geen van hen wilde de eerste zijn met het eten van zulk gebraad.
Hoofdstuk 103: Uitleg van het vierde tot en met het zesde teken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Als we echter al beginnen met het zwaard in de hand het evangelie van God te verkondigen, dan zullen wij des te eerder het zwaard van de wereld tegen ons oproepen. Beginnen wij echter met het wapen van de vrede, dat liefde heet, dan zullen wij ook veelvuldig de vrede vinden.
Hoofdstuk 109: Mathaël de voorloper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] De OVERSTE zegt: Ik heb u zoëven gewezen op uw Scylla en Charybdis, maar u schijnt dat niet te hebben begrepen! Kijk, toen de zon gisteren, net als ten tijde van Jozua, ongewoon lang de avond verlichtte, viel dat veel van onze vooraanstaande geloofsgenoten op. Zij kwamen bij mij in de synagoge, vroegen mij om uitleg en vertelden mij ook dat alle Joden daardoor erg ontsteld waren. Ik legde hun zo goed mogelijk de zaak al bij het eerste bezoek uit en verklaarde hun, dat dit verschijnsel heel natuurlijk was in deze periode waarin de lengte van de dag en de nacht aan elkaar gelijk worden. Zij gingen, maar wisten het volk niet tot rust te brengen. Men meende in het oosten vallende sterren gezien te hebben en maakte de rustbrengers meteen attent op de voorspelling van Daniël. Tevens waarschuwde het volk zoiets voor hen niet verborgen te houden! Maar na een poosje verdween de zon of het lichtverschijnsel plotseling en het werd ontzettend donker! Toen was.het echter ook uit met al het tot rust manen! Nu moest en zou het einde der wereld er zijn, iedere tegenspraak van onze kant zou ons onmiddellijk het leven hebben gekost!
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] HEBRAM ging daarop naar overste Stahar en zei: "Kijk, wij zijn hier met dertig man, net als u door de tempel het land ingestuurd om heidenen voor de tempel te werven; een moeilijke zaak! In ontwikkeling zijn de heidenen de huidige tempeljoden echter overal tweehonderd jaar vóór. Moeten wij dan de zienden blind maken en ze in de macht brengen van het vervloekte water van de tempel!? Dat gaat niet en iets anders gaat ook niet! Dat zei ons ons verstandige hart en daarom zijn wij allen Romeinen geworden, en ons getuigenis tégen de tempel zal voor veel mensen erg verhelderend werken. Maar wij kregen hier nog een groot, heilig getuigenis, dat een stralender licht geeft dan duizend zonnen tegelijk. Het is een eeuwig licht, dat reeds vóór de schepping van alle werelden heeft geschenen voor alle engelen, die levende vlammen waren uit de eeuwige vlam in God die liefde heet.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Cyrenius en alles wat Romein en Griek heet, rept zich eveneens naar de oever om te zien wat de drie schepen brengen. Die liggen echter nog vrij ver op zee en zijn nog ongeveer een uur van de oever verwijderd en geen van de kijkers kan ontdekken wat zich op de drie vrij grote schepen bevindt.
Hoofdstuk 164: Koningen en dienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] De geest van deze wijn, die Ik jullie te drinken heb aangereikt, zal nooit vervluchtigen uit jullie zielen, want hij heet 'eeuwige waarheid'. Daarom zal er in jullie ook geen onwaarheid kunnen wonen, want in deze wijn ligt de eeuwige waarheid. De onwaarheid is de dood, het verderf en een eeuwig gericht. De waarheid zelf is echter het leven en dat ben Ik Zelf in jullie, en Ik ben de eeuwige Waarheid, het Licht, de Weg en het Leven Zelf!
Hoofdstuk 225: Vervulling van de belofte van Jesaja. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Als je echter op de een of andere wijze niet goed gehandeld en gesproken hebt, wordt door ons het tegengestelde deel van het orgaan geprikkeld en een angstig gevoel zal over je komen en je zeggen dat je buiten de goddelijke orde bent gegaan. En dit orgaan heet in de taal van de moraal heel fijnzinnig: het geweten.
Hoofdstuk 232: Het geweten en de invloed van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Daarom heeft God een tweevoudige wet gegeven. De ene is puur mechanisch en heet 'Het moet!'. Volgens deze wet ontstaan alle vormen en hun structuren waaruit vervolgens de deugdelijkheid van de vorm blijkt. Aan deze mechanische wet kan eeuwig niets veranderd worden. De andere wet heet echter 'Gij zult!'. En alleen daarop heeft de levensleer betrekking!
Hoofdstuk 34: De wet van gij moet en gij zult. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] ZOREL antwoordt iets opgewekter dan daarvoor: "Geëerde heer en verheven gebieder! Ik ben het eens met alles wat anders heet dan slagen, onthoofding of zelfs kruisiging! Of me zo'n behandeling echter tot betere en verstandiger principes zal brengen, daar kan ik niet voor instaan, want een bejaarde boom Iaat zich zo gemakkelijk niet meer buigen! Maar aan de mogelijkheid daarvan wil ik ook niet helemaal twijfelen! - Maar waar is de man die zijn krachtige handen op mij zal leggen?
Hoofdstuk 47: De voorbereiding tot de magnetische slaap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Zo, de armoede hebben wij nu besproken en tevens hebben wij de gevaren gezien die uit haar sterke toeneming te voorschijn kunnen komen. Wij hebben echter ook gezien hoe dat verholpen kan worden en om welke reden, en welke voordelen er voor de mens voort kunnen vloeien uit het opvolgen van deze les van Mij, die voor jullie allen bestemd was. Daarmee zijn wij met deze plaag en ergernis gereed en vervolgens komen wij nu op een ander terrein, dat weliswaar heel weinig lijkt op het zojuist behandelde, maar daarmee toch heel nauw verbonden is. Dit terrein heet: vleselijke lust.
Hoofdstuk 80: De lichamelijke lust. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Verder maak Ik je erop opmerkzaam, dat uit de menselijke geest, ook a1s deze nog niet volledig één is geworden met de ziel, toch een speciaal gevoel in de ziel stroomt en zich als iets puur geestelijks kenbaar maakt door zich alle gebeurtenissen ook al zijn die een eeuwigheid voor de huidige tijd gebeurd! steeds zo voor te stellen alsof zij nu gebeuren, of alsof de geest er toen ook reeds als oog en oorgetuige bij was. De afstand tot zulke reeds lang gebeurde dingen stelt de beperkte ziel er zich pas later in haar hersenen bij voor. In de ziel komt de herinnering in de plaats van dit geestelijke gevoel; maar de herinnering plaatst het feit niet in de tegenwoordig.e tijd, maar verplaatst het, afhankelijk van het tijdsverloop, naar de tijd waarin het plaats vond. De geest verplaatst zich echter geheel in de periode van handeling alsof hij daar aanwezig is, en haalt zich iets toekomstigs ook zodanig voor de geest alsof het reeds aanwezig is, hetzij reeds begonnen of ook wel als reeds lang gebeurd.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Bij jonge meisjes doet zich echter een hebbelijkheid voor die vaak heel sterk optreedt, en die heet ijdelheid, die niets anders is dan een uiterst gezond zaadje van de hoogmoed. Laat een meisje dat in zich opkomen, dan heeft zij reeds haar hemelse vrouwelijkheid verspeeld en is zij dicht genaderd aan de satanische vorm. Een ijdel meisje is nauwelijks waard om uitgelachen te worden, een trotse, hoogmoedige vrouw is echter een feeks onder de mensen en wordt daarom door iedereen terecht diep veracht.
Hoofdstuk 10: Een evangelie voor het vrouwelijk geslacht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Tegelijk echter zijn de mensen daar, omdat ze door te veel natuur levenselementen bezield zijn, altijd zeer opgewonden, en zouden vooral als het om sexuele drift gaat, tot ontaarding overgaan zoals deze nergens op aarde voorkomt. De zware boetedoeningen houden hen hier het meest van af. Door de hevige kastijdingen wordt hun vlees in zekere zin gevoelloos gemaakt, en zij worden hiertoe gebracht door hun vrees voor het vuur van de hel die hun sterk ingeprent is; dit vuur wordt hun door de priesters zo levensecht als maar mogelijk is beschreven, zodat ze het alleen al door de beschrijving flink heet krijgen; want voor vuur heeft de Indiër de grootste angst, omdat dit hem reeds hier de grootste pijn bezorgt die zijn lichaam voelen kan. Door de zware boetedoeningen die God de Heer tot nu toe en ook nog langer bij de Indiërs toelaat en duldt, blijft de ziel van deze mensen toch behouden in haar menselijke levensvorm en is dan voor het eeuwige hiernamaals in staat om naar een hogere levensvervolmaking over te gaan.
Hoofdstuk 38: Doel van de boetedoening in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...