Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 2 van 933

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] Rafaël zei: 'O vrienden en broeders, want dat zijn jullie nu van mij, houdt mij toch voor niets meer dan een mens die door Gods genade meer volmaakt is dan jullie zelf nu nog zijn! Wat ben ik vergeleken bij God? Een krachteloos absoluut niets! Alles wat ik doe, doe ik alleen maar door de geest van God, die mijn innerlijk vervult, omdat het vol is van de liefde tot God en daardoor ook vol van Gods wil. Wat deze wil van God in mij dus wil, gebeurt; want het woord en de wil van God is het eigenlijke echte iets, het zijn en bestaan van alle dingen en wezens, en het is alom de volbrachte daad zelf.
Hoofdstuk 103: De weg naar de levensvervolmaking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] En zo moet ook in de geestenwereld de geest waar jij mee om wilt gaan er zijn, in ieder geval met zijn wil, zijn liefde en zijn bewustzijn. Zonder dat ben je alleen of de mensen die je soms even ziet zijn niets anders dan fantomen van je fantasie, hebben op zichzelf geen bestaan, geen realiteit en kunnen derhalve ook niet wederzijds met jou omgaan; want alles wat zij lijken te zijn, ben jij zelf
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nu zeiden allen weer: 'Heer en Meester! Alles, alles is sinds eeuwigheid alleen Uw werk en Uw verdienste! Wij mensen zijn immers in alle opzichten niets vergeleken bij U! Alleen Uw liefde en genade heeft ons het bestaan gegeven en U wilt ons zelfs nog verheffen tot kinderen die aan U gelijk zijn; daarom zijn wij in alles Uw werk, en onze voortreffelijkheid is alleen Uw verdienste! O Heer en Meester, verlaat ons toch nooit; want zonder U zijn wij in het geheel niets! Wat zouden wij uit onszelf weten van al de geestelijke dingen, van U en van Uw almachtige wil? En zoals wij alles alleen aan U te danken hebben, zal ook ons verre nageslacht alles aan U te danken hebben, als zij nog ons inzicht en ons zuivere geloof zullen bezitten. Maar U, o Heer en Meester, zult er wel voor zorgen dat ze niet te ver verwijderd zullen raken van het licht, dat voor ons nu zo helder schijnt!'
Hoofdstuk 20: Over de wetten van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Er waren en er zijn van die wijsgeren -en ze zullen er in de toekomst ook zijn -die zeggen: 'Er is geen God! God is niets anders dan een oude fabel, die bepaalde verstandiger mensen lang geleden eens verzonnen hebben, om de andere mensen dienstbaar en onderdanig aan hen te maken. De wereld, en alles wat daar in is, is weliswaar verstandig en wijs en goed ingericht; maar als een of andere God door mensen bedacht alsof hij in werkelijkheid zou bestaan, dat allemaal geschapen zou hebben en Hij de mens, die zonder meer Zijn edelste schepsel is, alleen in het leven zou hebben geroepen om hem vanaf zijn geboorte alleen maar te laten lijden en alles te laten verdragen, dan zou dat Gods wijsheid, Zijn daarmee zeer nauw verbonden goedheid en zodoende ook Hemzelf ontkrachten; want zonder wijsheid is er geen macht en zonder liefde en goedheid geen wil om ooit iets tot een gelukkig leven te brengen.'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Maar wanneer dat zo is, kan God er dan iets aan doen als de mensen, die in het bezit zijn van hun volkomen vrije wil, zich van God afkeren en een leven leiden volgens hun wereldse liefde? Of zou God ten gevolge van Zijn liefde, goedheid, wijsheid en macht soms voortdurend al die ellende en nood onder de mensen niet moeten laten bestaan? Luister, als God die niet zou toelaten, dan zou het er onder de mensen al heel gauw nog afgrijselijker uitzien dan nu! Wat zou er in de loop van de tijd van de mensen worden? Niets anders dan een uiterst grof en volkomen geestloos en levenloos onbehouwen werkstuk, net als de heidense afgoden van steen, metaal en hout!'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Nu zei Ik: 'Jullie hebben gelijk, en Ik prijs jullie ijver; maar onthoud bij jullie ijver ook nog het volgende: In de wijsheid van de menselijke geest is steeds een grotere kracht gelegen dan in zijn vuist; en waar ernst op zichzelf weinig of niets uitricht, daar doet de liefde met haar geduld en zachtmoedigheid wonderen. Laat de volle ernst in je eigen hart en de moed daarvan jullie zelf beheersen; maar laat jullie wapen tegenover de mensen steeds alleen maar uit liefde, zachtmoedigheid en geduld bestaan, dan zullen jullie op deze weg, waarop Ikzelf de mensen voorga, meer uitrichten dan met louter vurige ijver en de ernst daarvan, die zo hard is als diamant!
Hoofdstuk 148: Liefde, zachtmoedigheid en geduld zijn beter dan gerechtvaardigde ijver. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Daaruit kun je opmaken dat er ten eerste één ware en eeuwige, in Zichzelf onveranderlijke God moet bestaan, zonder wie geen ander wezen denkbaar zou zijn. En ten tweede dat deze ene en enig ware God de hoogste, zuiverste liefde en dus ook de hoogste wijsheid, waar al Zijn eindeloos vele werken van getuigen, en daarom ook boven alles machtig moet zijn, omdat zonder dat niets geschapen zou kunnen worden. En ten derde omdat God in Zichzelf als de eeuwige orde onveranderlijk is, kunnen ook Zijn schepselen na de voorbestemde periode van hun voleinding, waar weliswaar wel enige schijnbare veranderingen aan vooraf moeten gaan, onmogelijk anders dan, evenals Hij, voor eeuwig onveranderlijk blijven.
Hoofdstuk 179: Over de wijsheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Het is. wel waar dat dergelijke stormen af en toe ook door de duivels ondersteund worden; maar dat kan de goddelijke liefde en wijsheid niet verhinderen de natuurlijke storm los te laten breken. Want in de aarde rusten nog talloze natuurgeesten, die mettertijd allemaal tot verlossing moeten komen, en aangezien deze streek buitengewoon rijk is aan dergelijke ruwe natuurgeesten van allerlei soort, ligt het ook helemaal binnen de orde om de natuurgeesten die rijp zijn geworden te laten losbreken om in een enigszins vrijer bestaan op te kunnen gaan. En het is ontegenzeglijk beter om dergelijke geesten in kleinere groepen tot uitbarsting te laten komen dan om hen geruime tijd tegen te houden, waarna dan in één keer vele groepen zouden doorbreken en noodzakelijkerwijs meer dan grote verwoestingen aanrichten. Dat is op aarde hier en daar al het geval geweest, waar dergelijke geesten, na geruime tijd tegengehouden te zijn, bij hun uiteindelijke doorbraak hele landen dermate hebben verwoest dat die er nu nog als woestijnen bij liggen, waar niets groeit en nog lange tijd niets zal groeien.
Hoofdstuk 75: De aankondiging van een op handen zijnde storm - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] (De Heer:) , Als men echter zelfs met het helderste licht van de waarheid niets kan uitrichten, met welk ander middel zou men dergelijke mensen dan kunnen bekeren zonder hun vrije wil met almacht gevangen te nemen -wat niet anders kan gebeuren dan door zo'n mens zijn geheel verkeerde, boosaardige eigenliefde volkomen te ontnemen. Maar iemand die liefde te ontnemen zou hetzelfde betekenen als de gehele mens geheel en al te doden en te vernietigen. Maar dat is niet de bedoeling volgens de eeuwige en onveranderlijke orde, omdat alles, van het kleinste tot het grootste -of het volgens jullie menselijke verstand nu goed of slecht is -evenmin vernietigd kan worden als God, de oereeuwige kracht en macht, en Zijn liefde en wijsheid Zelf, van waaruit alles zijn bestaan heeft.
Hoofdstuk 111: Waarom uiterlijke vormen vernietigd dienen te worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] De liefde van de grote Geest, Zijn buitengewoon heldere lichtgedachten, Zijn almachtige wil en Zijn grote barmhartigheid zijn de oerelementen waaruit Hij zulke wonderbaarlijke oorden vorm geeft en ook in stand houdt, zolang Hij wil. In deze wereld zie je dus niets anders dan zo'n oord, dat vanuit de grote Geest in een bepaalde orde tot bestaan werd gebracht; voorjouw ziel blijft het echter alleen maar zichtbaar als iets bestaands, zolang jouw ziel nog met materie omhuld is.
Hoofdstuk 175: Leiding in de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Verhef nu je blik van de aarde naar de zon, die een getrouw beeld is van de wedergeborenen! Kijk goed en je zult spoedig gewaarworden, dat er zich menigmaal vlekken op haar evenaar bevinden. Zie, volgens de natuurlijke uitleg van de verschijnselen, zoals jullie dat noemen, zijn dat uitbarstingen vanuit haar binnenste net als vuurspuwende vulkanen op aarde en zijn het overeenkomstige uitbraken van de woede van de Godheid en kleine blijken van Haar alles vernietigende macht, die volgens de natuurwetten zich altijd door grote of kleine onweersbuien, afhankelijk van de grootte van de vlekken, op de aarden plaatselijk kenbaar maakt; maar dan wordt de Liefde des te werkzamer en verzacht alles weer met de wateren van erbarming, en op de zon met de grote stroomvloeden uit de oeverloze zee van Haar erbarmende genade. En zie, zo wordt alles weer tot de juiste orde teruggebracht en buiten deze ordening, waarin Ik vanaf de eeuwigheid der eeuwigheden de eeuwige Liefde Zelf ben en waaruit en waarin alles wat bestaat werd gemaakt, kan niets bestaan noch ontstaan; en wie gezien zijn vrijheid, uit deze ordening treedt, die handelt tegen de liefde en tegen het leven en zal voor eeuwig te gronde gaan.
Hoofdstuk 6: De analogie van het gesternte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En Abel antwoordde hem: "Ik, je broer Abel, sta voor je in de vlam van de goddelijke liefde! Wat wil je dat er nu met je gebeurt?" - "O broer", zei Kaïn, "jij bent het dus, zie, ik heb geen wil meer! Mijn zoon Hanoch heeft mij alles afgenomen, ook mijn wil; nu heb ik geen wil meer, en zie, in het bestaan dat we nu leiden, zijn wij allen zonder wil! Daarom kan ik niets anders zeggen dan: mij en ons allen geschiede volgens de heilige wil van de Heer!"
Hoofdstuk 24: De uittocht van Kaïn naar de zee - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] En tenslotte: net zo als hier zullen jullie daarginds ook niets als je eigendom beschouwen, maar als het eigendom van God; en degene die zou beweren en zeggen: 'Deze grashalm is van mij!', zal door God ogenblikkelijk met blindheid bestraft worden, zodat hij in de toekomst niet één vrucht meer van de grond zal kunnen oprapen, maar gedurende zijn leven zal moeten leren te bestaan van de liefde van God en van zijn broeders.
Hoofdstuk 33: De afvaart van de Meduhedieten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En laat jullie achting voor de wijze door Gods genade uit niets anders bestaan dan liefde tot God, liefde tot de naaste en bereidwillige gehoorzaamheid aan de voorschriften van God door het deemoedige hart Van een wijze broeder gegeven.
Hoofdstuk 34: De landing van de Meduhedieten in Japan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En zie, zo heb Ik Mij in korte tijd een volk opgewekt waarvan tot op dit uur nog afstammelingen bestaan, - waar echter, daarover later! Welnu, toen zij nu zo goed voorbereid waren, liet Ik op de achtergrond een hooglied vol wijsheid en liefde voor hen klinken door middel van Meduhed; het werd daar reeds opgetekend en is nog heden ten dage voorhanden - waar echter, ook daarover later! Het luidde als volgt: Luistert allen, gij late kinderen van Mijn genade, hoe Ik u onthaal, luistert, hoe Ik u allen uitnodig aan Mijn grote gastmaal! Komt allen, die trouw van harte zijt hier in Mijn midden, en doet mede met 't gemeenschappelijk loven van Mijn naam, nog volgens d' oude zede, die Meduhed u zo vroom en trouw wist te leren, daar hij - als eerste - Mij in zijn hart heeft willen begeren! Neemt dus zijn goed en zinnig voorbeeld wel in acht; ziet zijn ogen, mond en oren, en zijn witte baard, zo zacht, als veilige tekenen van zijn vroom en zeer wijs spreken! O, dat toch jullie allen in dit alles hem geleken! Zodat ook gij straks worden kunt Mijn lieve, trouwe kinderen, die dat kwade slangen broed niet meer vermag te hinderen. Ziet, schoon spoelen van haar gruwelen zal Ik spoedig heel deez' aarde, der zondaren streven naar Mijn liefde zal dan blijken zonder waarde! Maar als gij van binnen trouwen vroom van hart zult blijven, zal Ik Mijn watervloeden graag aan u voorbij doen drijven! En als Ik straks Mijn toorn zal ontkluisteren van zijn banden, dan zult gij veilig zijn geborgen: Ik zorg voor hogere landen! Dan zullen op aarde alle geslachten klagen,en de 'groten' zullen geen hoongelach meer wagen. En als dan d'hoge watervloeden ruisend stromen over de bergen, zullen ze slechts weinig kinderen sparen: dat zijn Mijn liefdedwergen. Ja, zeer klein werden ze en heel veel minder waard; hun groot gebrek aan liefde heeft hen zeer ontaard! Ziet op dus naar Mijn licht-doorstroomde hemelzalen, Ziet Mijn sterren stralend van Mijn genâ verhalen. Ziet hoe de vlakten der aarde worden verlicht door de zon. Ziet hoe de maan haar begeleidt, welwillend van toen ze begon. Ziet alle werelden gehoorzamen aan Mijn wil. Doet gij ook zo dus al uw werken steeds heel stil. Ge wilt het wezen van de sterren geheel doorleven? Hoor! Ik zeg: de liefde zal het juiste antwoord geven! Als het hart volkomen zuiver op de liefde zal zijn gericht, zal Ik de fakkel van Mijn genade geven als een licht; daar leest een ieder dan gemak'lijk in fel en vlammend schrift, Gods naam in grote letters heel duidelijk gegrift. O gij, klein hart, in nauwe borstkas ingesloten, kendet gij de bron, waaruit zo groots ge zijt ontsproten..., dan zouden er geen vragen over de dode materie in u rijzen; ge liet ze, onbekommerd, dan graag zweven op hun eigen wijzen, wetend dat de Schepper Zelf van al deez' nietig kleine dingen..., onbeduidend vergeleken met een hart, dit steeds met liefde wil omringen. Dàt, wat voor zwakke mensenkinderen zo vaak als groot opdoemt, wordt door Mijn liefde daarentegen slechts zo klein genoemd! Want die dingen in de ruimten, ze zijn als niets zo klein... gelijkend mensenharten, die nog niet ontkiemd in liefde zijn! Houdt daarom niets voor groot dan slechts Mijn liefde trouw en, wat direct daarna komt: des zondaars waar berouw. Ik alleen ben groot, daar Mijn liefde en machtig besturen, en een vrije geest, die in de orde is gegrondvest, zal voortduren. Wat betekenen Mijn zonnen in hun onbekende banen?! Slechts dat ze u als al het andere, steeds uw zwakte manen! Wat zijn zij meer... in het licht van Mijn volmaakte Godheid...dan 't afgevallen hulsje van een zojuist ontpopte mijt? Stel dat g' eens tot in het centrum al dezer werelden in mocht keren... om daar dan het geruis te horen van hun snelle vluchten door de sferen... Om daar ook de sterkte te meten van aller zonnen felste licht... en d'almacht te verstaan, waarmee Ik al dat groots verricht... Zoudt ge ook dan nog nader tot Mijn grote liefde kunnen komen? Neen zeg Ik; aan vertwijfeling zoudt ge niet kunnen ontkomen! Zoudt gij ook kunnen besturen daar de grote hemelwagen? En hem - net als grote geesten - snel naar de sterren jagen? Kondt g'uit uw mond ook lichtende zonnen baren, zonder weeën? En hen onderdompelen - zoals Ik de Mijnen - in de golven van de zeeën? Dan nog zou al uw kracht, naast de Mijne, een vergelijk behoeven: ze is als zand en stof in oude leem - en steengroeven! Kijk op naar 's hemels blauwe randen, kijk over golven naar der zeeën verre stranden, maar geloof gerust, omdat Ik 't u zeg: grenzen zijn daar niet, waar men overdag zeeën van licht van de zon en 's nachts de sterren ziet! En heel de inhoud van uw grote zee is zelfs niet te vergelijken met slechts een druppel der daargindse 'kleinste' sterrenrijken. Richt daarom uw oog op Mij, de Grote, gij kleine mensenrij, en beperk uw weetgierigheid maar tot Mij. Heinde en ver, ja overal moet ge Mijn liefde zoeken! Laat uw blikken alom dwalen tot in de vreemdste hoeken! De tekenen van Mijn naam zult g' overal kunnen vinden; maar laat u dan ook door niets anders dan door Mijn liefde binden! Ja, zelfs het gras zal u over Mij verblijdend informeren, mits g'u maar onophoudelijk van Hanochs zonden afblijft keren! En als g' elkaar, als broeders nu, steeds trouw wilt blijven minnen, en in bedwang houdt voor elkaar uw ongeregeld' aardse zinnen, dan zal grote genade tot u komen van boven... en u zal getoond worden hoe men de Vader moet loven. Zo kniel dan neder op deez' aard', de moeder van uw zonden, schudt af het stof der slang, 't maakt dodelijke wonden! Dank Mij, jullie Redder, vol nieuwe vreugde in het hart en laat aan Mij gewijde tijd je nooit brengen tot enige smart! Laat de macht van Mijn liefde jullie diep in de harten raken, dan zal het licht van Mijn genade je tot nieuwe mensen maken!
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...