Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6808 resultaten - Pagina 11 van 454

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[18] Judas zegt: ' Ja, ja, dat is juist! Maar als men allerlei dieven tegen zou willen houden, door de mensen niets te laten bezitten wat de dieven beviel, dan moest er bij de mensen toch ontzettend veel veranderen! Ten eerste zou iedereen even arm aan aardse goederen moeten zijn, ten tweede moest iedereen op iedereen lijken net als mannetjes en vrouwtjes mussen, en ten derde zou er niet één verstandiger mogen zijn dan de ander! Maar zolang dit allemaal niet het geval is, heeft al het praten, leringen geven en tekenen doen geen nut! Velen zullen zich daardoor wel bekeren, maar nog tien keer zoveel zullen ondanks de leer of de tekenen blijven zoals ze zijn, en even gemakkelijk of zelfs nog gemakkelijker kunnen ze ook wel tien keer erger worden dan ze eerst waren. Want ieder mens heeft enige eigenliefde en hij wil een redelijke verzorging hebben; daarom denkt ieder mens toch heel natuurlijk eerst aan zichzelf en dan pas aan de anderen! En dat kun je hem toch onmogelijk kwalijk nemen! Huis en grond kan niet iedereen hebben, want dan moest God bij iedere geboorte een stuk grond met een huis laten geboren worden en dat ook op laten groeien. Omdat dat echter niet zo is en de eerder geborenen zich reeds lang ieder plekje op aarde toegeëigend hebben, zodat daardoor de meeste pasgeborenen nog geen voetbreed stukje aarde kunnen bezitten, blijft hen uiteindelijk niets anders over dan zich zelf door allerlei kennis onontbeerlijk te maken voor de luie bezitters en dus op de een of andere manier in dienst te gaan bij de rijke bezitters der aarde, of zich op de diefstal toe te leggen, om niet de zware bedelstaf te hulp te moeten roepen. -Als dan de besten van degenen, die geen grond en geen huis bezitten, voor hun diensten alleen maar geld krijgen en het geld indien mogelijk bij elkaar sparen, zodat ze voor hun oude dag iets hebben, dan zie ik daar niets slechts in, en ik vind dat het geld een nieuwe schepping van grond en vastigheid is voor al degenen, die op deze armzalige aarde niet door opvoeding en geboorte ooit tot het vurig verlangde bezit zijn gekomen. En ik moet eerlijk bekennen, dat God Zelf, Die niet tegelijk voor iedere pasgeborene ook een nieuw stuk land scheppen kan of wil, de heersers het goede idee ingegeven heeft om geld te scheppen, waardoor ook kinderen van bezitslozen de nodige verzorging kunnen krijgen, die vaak beter is dan die, welke uit grond en bezit bestaat. En God kan toch niet willen, dat de kinderen van bezitslozen te gronde zullen gaan!? Want ze kunnen er toch duidelijk niets aan doen, dat ze op de wereld geboren zijn met dezelfde levensnoden als de kinderen van de bezitters!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Al neem ik van U, Die misschien wel de grootste profeet bent die ooit deze aarde betrad, alles aan wat U al geleerd heeft en nog Ieren zult, dan neem ik toch niet aan wat U uitgelegd hebt over de schade, die het geld berokkent. Want net zo goed als het geld volgens Uw inzicht schadelijk kan worden, net zo goed kan ook al het andere schadelijk worden! Als ik schapen, ossen, koeien, kalveren, ezels, kippen en duiven en al de vruchten en al het brood had dat alleen in ons land al sinds David gestolen is, dan was ik de rijkste mens in heel Israël! En de hoererij is vroeger, daar waar men geen geld had, zoals bijvoorbeeld in Sodom en Gomorra en in Babylon, net eender en nog uitgebreider bedreven dan nu.
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Thomas zegt: 'Wat betreft dat vergeven mijnerzijds, daarover hoeft, U zich geen zorgen te maken; want ik heb beslist nooit wrok tegen hem gekoesterd, hoewel ik hem altijd gekend heb als een mens, waarmee niemand makkelijk op kan schieten, - zelfs de profeet Johannes niet, waarmee hij meermalen een twistgesprek had! Maar ik moet heel eerlijk toegeven, dat het me duizendmaal liever geweest was, als hij niet bij ons gezelschap hoorde!
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Johannes was helemaal vervuld van de boetedoening, en Judas precies het tegenovergestelde daarvan. Hij legde Johannes zonder omwegen uit, dat een zogenaamde 'zak en as'-boetedoening het domste was wat een mens kon doen, de mens moest zich echt wel verbeteren, maar niet in zaken as!
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Nu is het wel zo dat Johannes niet direkt zak en as heeft aanbevolen als beslist noodzakelijk voor de boetedoening; hij heeft het als het ware vergelijkenderwijs in zijn toespraken naar voren gebracht en wilde daarmee een grondige verbetering van de mens, die een slaaf van zijn zonden was geworden, aanduiden; maar Judas, die alles beter wilde weten en begrijpen, was het er niet mee eens dat men ook door beelden en gelijkenissen kan lesgeven, want hij vond, dat men zich over zulke belangrijke zaken, waar het heil van de mensen vanaf hing, altijd in heldere, begrijpelijke taal moest uitdrukken!
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De profeten waren naar zijn idee pure ezels, omdat ze in beelden gesproken hadden, die men uit kon leggen zoals men dat zelf wilde; het was alleen aan hen te wijten dat de priesters, de koningen en het hele volk bedorven waren! Kortom, bij hem is ieder mens, hoog of laag, een ezel, als die niet zo denkt en doet als hij; en daarom denk ik, dat hij niet in ons gezelschap zal passen.
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De hoofdman zegt echter: 'Heer! Ik ben helemaal niet waard, dat U in mijn huis komt, maar spreek slechts één woord, dan wordt mijn knecht gezond! (Matth. 8,8) Want, ik ben ook maar een mens, die net als veel anderen -ondergeschikt is aan de hogere overheid; maar onder mij heb ik toch veel krijgsknechten, die doen moeten wat ik zeg. En als ik tegen één van hen zeg: doe dat, dan doet hij het, of als ik zeg dat hij moet verdwijnen, dan verdwijnt hij. En als ik tegen een andere knecht zeg: kom, dan komt hij; en als ik tegen mijn knecht zeg: doe dit of dat voor mij, dan doet hij het meteen! (Matth. 8,9)
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Thomas zegt: 'Je wilt toch hopelijk niet vandaag al alles weten, o : dan morgen weer naar huis te gaan!? Het is maar goed, dat de Heet: eindelijk weer op weg is gegaan, anders waren jullie beslist morgen ook nog lang niet over jouw domme geld uitgepraat geraakt! De Heer heeft gelijk; dat vervloekte geld wordt je dood nog eens, omdat je het zo bijzonder aantrekkelijk vindt! De Heer heeft je toch duidelijk genoeg gezegd, welke waarde het geld heeft en op welke manier het zeer nadelig is voor het;;: geestelijke leven van de mens; maar jij vindt jezelf al heel lang wijzer li dan God en daarom ook kun je voor God de kroon op je wijsheid zetten! :; Pas maar op dat je op een keer niet stikt van louter wijsheid!
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Judas zegt: ' Als ik Hem eerst maar eens goed bewerkt heb en Hij inziet, hoe men in de wereld leven moet om een gezien mens te zijn, dan wordt Hij wel wat minder vrijgevig! Overigens is het ook beslist geen kunst, op kosten van degenen die wat hebben, vrijgevig te zijn en zijn aanhang goede maaltijden voor te zetten! Geloof me, als ik ergens zo'n dwaas vind, zoals deze jonge gastheer, dan wil ik op zijn kosten ook wel zo vrijgevig zijn als wie dan ook! -Maar juist deze Jezus, die van huis uit een straatarm mens is, moest alleen uit Eigen middelen maar eens die groep leerlingen onderhouden en voeden, dan zou je meteen wel zien, hoe vrijgevig Hij is, en of Hij niet zo snel mogelijk al die nalopers weg zal sturen!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Want het volk, dat de tekenen gezien had, maar te bang was voor de priesters en schriftgeleerden om er voor uit te komen dat het Mijn leer geloofde en wilde volgen, verzon een list: Het bracht een aantal zieken naar de priesters en zei: 'Luister eens, hooggeachte priesters en schriftgeleerden, die naar u zegt in alle geheimen van God ingewijd bent! De mens Jezus uit Nazareth doet wonderen die zo groot zijn dat nog niemand ze ooit eerder gedaan heeft, en zijn taal en leer is als een vuurstroom, die alles wat hij op zijn weg tegenkomt met geweldige hitte verteert en onweerstaanbaar met zich meesleurt! Zonder medicijnen geneest hij als een God iedere ziekte alleen maar door het woord, en men zegt dat hij zelfs doden levend maakt door het uitspreken van een enkel woord!
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Petrus werd er bang van, zodat hij in een soort van vrome bedwelming uitriep: 'Heer, ik smeek U, laat me alleen; want ik voel nu zo sterk, dat ik een zondig mens ben! Al eens eerder was ik bang voor U, toen U, terwijl ik U nog helemaal niet kende, ergens vandaan kwam en mij en mijn helpers hier vissend aantrof! Ik zag toen al dat U van goddelijke afkomst was; nu heb ik echter nog meer angst, omdat ik nu maar al te duidelijk inzie, Wat en Wie U in het diepst van Uw Wezen bent! Toen hebben we net als nu de hele nacht gevist en zo te zeggen niets gevangen; op Uw woord echter en in Uw aanwezigheid scheurden de netten vanwege de te grote hoeveelheid gevangen vis! Ik voel, dat ik daardoor beslist erg bang voor U word, want U bent -,
Hoofdstuk 100: De wonderbare visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar daarop antwoordden ze: 'Dat u een zoon van de timmerman bent, heeft er niets mee te maken! Als de timmermanszoon door God uitverkoren wordt om een profeet van het volk Israël te worden, dan is hij een profeet, ook al zou hij duizendmaal een timmermanszoon zijn; want ieder mens is dat, wat hij van God uit is, en nooit wat zijn ouders waren! En daarom geloven wij allen vast en zeker, dat u in de eerste plaats een echte door God gewijde profeet bent, en in de tweede plaats dat u ons daarom allen kunt helpen, zoals u ook de zoon van de stadhouder en de knecht van de hoofdman hebt geholpen!'
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De mens sterft pas echt door zelfzucht, die zich uit in de hoogmoed, die vóór alles hunkert naar eer; en in dat licht bezien is dan een eervolle begrafenis van een dode, niets anders dan een laatste vorm van hoogmoed van de geestelijk reeds lang dode mens.
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Toen wij voor het huis kwamen, vroegen enige Farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem, of Ik hier geen wonderen en tekenen zou doen. Maar Ik zei hen heel ernstig en beslist: 'Neen, door uw ongeloof is dat hier niet mogelijk!' Na dit besliste neen begon men zich te verspreiden, en een paar mompelden en fluisterden elkaar in het oor: 'Hij is bang voor de heren uit Jeruzalem en durft niet.' Anderen zeiden: 'Hij heeft zijn tovermiddelen zeker niet bij zich.' Weer anderen zeiden: 'Hij doet hier niets vanwege zijn landslieden; want hij zal wel weten, dat hij bij hen niet erg hoog aangeschreven staat!' Onder zulke en gelijksoortige opmerkingen verstrooiden ze zich, en binnen enkele ogenblikken was er geen mens meer bij het huis van Maria, de moeder van Mijn lichaam, en we hadden meteen ruimte genoeg om naar de stad te wandelen.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik zeg: 'Een eerlijk mens heeft het volste recht om zich te verheugen en een hartversterkende vrolijkheid te voelen over iedere op het juiste moment optredende tegenkracht, die het verborgen kwaad ontdekt en vernietigt; maar denk erom, alleen over het gelukkig verijdelen van het op zichzelf boze, valse en slechte, maar nooit over de mens die meestal in zijn blindheid die zonde als een knecht gediend heeft!
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...