Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2241 resultaten - Pagina 11 van 150

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Toen Philopold bij Mij kwam, zei bij: 'Heer, ik heb ontzettend grof tegen U gezondigd; maar dat was alleen de schuld van mijn grote blindheid! Maar nu, nu U, o Heer, mij op een werkelijk wonderbaarlijke manier ziende gemaakt hebt en nu ik weet wie U bent, vraag ik U ter wille van Uw eeuwige liefde en wijsheid, of U mij arme, blinde zondaar al mijn fouten wilt vergeven die ik nu tegen U en daarvoor tegen mijn naasten heb begaan, zoals U mij dat al eerder precies hebt getoond. Als ik Uw heilige woorden opgeschreven zou hebben, - bij alle hemelen, dan zou ieder haakje zijn uitgevoerd! Maar ik geloof dat ik wel weet wat U wilt, en ik zal dat woordelijk nakomen! U heeft voor ons allen de schuld aan Kisjonah voldaan en U heeft voor niets al onze zieken zeer wonderbaarlijk genezen, en U heeft dat allemaal gedaan zonder ook maar iets vooraf te vragen, en daarom hoop ik nu, dat U een zondaar die U een gunst vraagt, niet af zult wijzen!'
Hoofdstuk 216: De laatsten en laagsten van de gehele oneindigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Maar toen deze naar Kapérnaum kwam en de zieke dochter zag, haalde hij zijn schouders op, en zei na een poosje tegen al de aan het ziekbed staande doktoren: 'Kijk, het meisje heeft, terwijl ze erg verhit was, op het een of andere feest iets kouds gedronken en daardoor kreeg ze een actief longbederf; binnen hoogstens zeven dagen is het met haar afgelopen! We kunnen haar geen nieuwe long geven en dus kunnen we haar met geen mogelijkheid helpen!'
Hoofdstuk 228: De dokter uit Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen de kinderen in de herberg ondergebracht waren, kwam ook reeds het hoofdtransport aan met het vee en al de andere zaken. Alles werd in ontvangst genomen en goed ondergebracht; en de knechten van de twaalf werden ook gebonden in een grote gevangenis gebracht.
Hoofdstuk 232: Voorbereiding voor de rechtszaak. (12.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Maar hem viel een wijze gedachte in, die maakte dat hij de twaalf nogmaals ging ondervragen en tegen hen zei: 'Luister, u hebt het gevraagde op de juiste wijze betaald en daarvoor een kwitantie gekregen! Maar nu ontdek ik zo'n massa geld bij u dat het mij echt onmogelijk toeschijnt dat u op wettige wijze aan deze hoeveelheid goud en zilver gekomen bent - want echt, als de keizer nu met al zijn contante geld hierheen kwam, dan zou het zeer de vraag zijn, of dat meer was dan dat van u! Verklaart u mij maar eens kort en duidelijk, hoe u aan zoveel goud en zilver gekomen bent; want deze zaak komt mij zeer verdacht voor!'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De bewakers zeggen: "Ook dat weten wij niet; er kwam slechts een jong mens, dat we al enige dagen hier in het gezelschap van de wonderdokter uit Nazareth zagen, en beval om de schatten te bewaken. wij kregen toen van de Romeinse onderrechter daartoe opdracht en staan nu al ongeveer twee volle uren op wacht. Dat is alles wat wij van de schat en diens aanwezigheid hier weten, en niets meer of minder!"
Hoofdstuk 7: Het loflied van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Ik ga nu met Mijn grote groep leerlingen naar Nazareth in Mijn aardse vaderland, en Faustus laat meteen een aantal dragers, inpakkers en wagens komen, waarmee hij de meegenomen schatten naar zijn huis in Kapérnaum vervoert. Het behoeft wel nauwelijks vermeld te worden dat het in Kapérnaum veel opzien baarde toen men de opperrechter zo rijk beladen aan de zijde van een wonderschone gemalin de stad in zag komen; maar dat ook de overste van de aldaar wonende Farizeeën, Jaïrus genaamd, de opperrechter in veel opzichten tegemoet kwam, is nog makkelijker te begrijpen, -want hij wist wel het een en ander van de tocht van de twaalf Farizeeën naar Jeruzalem en ook, dat Faustus daarvoor naar Kis was geroepen.
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Wij haasten ons nu om de grot te verlaten en bereiken spoedig het eind daarvan. Als wij allen buiten de grot zijn, geef Ik Archiël een teken en op dat ogenblik klinkt er een hevige knal, en de zeer grote ingang is nu een hoge granietwand, waar geen levend wezen zo maar doorheen zou breken, ook al zou hij zich dat nog zo ernstig voornemen. Maar om het binnenkomen zogezegd helemaal onmogelijk te maken, werd, nadat wij ons ongeveer drieduizend passen verwijderd hadden van de plaats waar de Ingang zich bevond, een breuk in de bodem veroorzaakt, zodat de plaats van de voormalige ingang op meer dan honderd manslengten afstand kwam van de aangrenzende bodem, die in de diepte geschoven werd. Nu zou men dus een meer dan honderd manslengten hoge ladder moeten hebben om vla de loodrechte wand bij de voormalige plaats van de ingang. te komen, - hetgeen dan toch voor niets geweest zou zijn, omdat de ingang zelf een harde en steile rotswand was geworden.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] FAUSTUS zegt: "Goed, ga dan met mij mee; wij zullen Hem in Nazareth in het huis van Zijn moeder aantreffen. Maar Hij heeft gezegd dat niemand ons mag begeleiden!" -Jaïrus, die weer hoop krijgt, stemt meteen in met het voorstel van Faustus. Beiden laten een paar snelle muildieren zadelen en rijden zo snel mogelijk naar Nazareth. Een paar uur voor zonsondergang komen zij in Nazareth aan, stallen de muildieren in een herberg en gaan dan te voet naar het huis van Mijn moeder en treffen Mij daar aan met Borus, die een van de eersten uit Nazareth was die Mij met open armen tegemoet kwam; want hij kreeg bericht dat Ik op deze dag in Nazareth zou aankomen.
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Omdat Ik in het verborgen wel wist waarom je Mij eigenlijk hebt verloochend, kwam Ik in je grote nood weer naar je toe om je voor lange tijd te helpen. Dat is echter ook de werkelijke reden waarom Ik buiten jullie tweeën niemand anders meenam. Als de tijd echter rijp is, dan zullen ook zij de reden horen. - Maar nu zul je Gods macht en heerlijkheid zien!" .
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[25] Toen kwam de beeldschone SARAH van achter de rug van Faustus te voorschijn en zei met een heel gezonde en duidelijke stem: "Hier ben ik, helemaal levend en gezond! Maar nu behoor ik niet meer bij u, maar alleen bij Jezus, de Heer! Want de liefde van mijn hart tot Jezus, de Heer over leven en dood, waartegen men mij uitdrukkelijk wilde laten zondigen, heeft mijn zwakke lichaam voor de tweede maal gedood! Maar het heeft juist door deze geweldige liefde het leven nu weer teruggekregen! En, vader Jaïrus, u noemt mij uw dochter, terwijl u mij slechts éénmaal het leven heeft geschonken! Wat is Hij dan voor mij, en ik voor Hem, die mij twéémaal ten volle het leven heeft gegeven? Wie van u beiden is het meest mijn echte vader?"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Nu kwam de Griek PHILOPOLD uit Kana in Samaria naar Mij toe en zei: "Heer, ik ben nu al langer dan drie dagen bij U, maar kreeg nog geen moment de gelegenheid om met U te bespreken, hoe ik op Uw bevel geheel volgens Uw wil alles in orde heb gebracht, en dat nu door mijn prediking, na Uw vertrek uit Kana, allen het geloof in U hebben aanvaard. U schijnt nu niet bezig te zijn; daarom vraag ik U om even naar Mij te luisteren!"
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Bovendien hebben alle profeten, ieder op gelijke wijze, in een steeds eendere geheime beeldspraak gesproken en geschreven, en wie niet uit hun school kwam, kon hen onmogelijk verstaan! Ik ben weliswaar een Griek; maar daarom ken ik jullie Schrift wel en ook Mozes en al jullie profeten! Wie die woord voor woord begrijpt, moet echt wel van goeden huize zijn!
Hoofdstuk 15: Philopolds getuigenis over de godheid van Jezus.(17.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Toen kwam JAÏRUS naar Mij toe en zei: "Heer, aan mijn dank zal nooit een einde komen! Aleer ik mij ooit weer tegen U laat gebruiken, zal ik mijn betrekking neerleggen en een enthousiast volgeling van Uw heilige leer zijn; en Philopold zal mijn leven lang mijn vriend blijven; want juist aan hem heb ik het ware licht over U te danken. Hij is wel een Griek, maar hij is in onze Schrift bekwamer dan ik en al de schriftgeleerden van geheel Judéa, Galiléa, Samaria en Palestina! Kortom, ik weet nu precies wie U bent, en het is inderdaad zoals ik het mij al vaak in het geheim heb gedacht. Maar ik moet nu naar Kapérnaum, waar zaken op mij wachten. Mijn vrouwen dochter Sarah beveel ik echter voor zolang U dat schikt in Uw hoede aan! Want beter dan bij U zouden ze in de hemel ook niet bewaard zijn! Als ik mij echter "s avonds vrij kan maken, dan zal ik wellicht met Faustus en Cornelius, misschien ook met de oude Cyrenius, die mogelijkerwijze vandaag naar Kapérnaum zal komen, hierheen komen! En ik beveel mij nu in Uw liefde, geduld en genade aan." -Vervolgens neemt hij afscheid van zijn vrouwen de lieve Sarah, laat zijn snellopende muilezels brengen, bestijgt de sterkste en rijdt met grote snelheid weg.
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Toen kwam IK naar voren en zei tegen hen: "Wat peinst u daarover, terwijl het toch zo helder als de middagzon aan uw daden te zien is? Kijk naar uw wezen, uw weduwen! Hoe gaat het daarmee? In plaats van voor hen te zorgen, neemt u hen datgene wat ze hebben nog af; en de arme wezen verkoopt u als slaven aan de heidenen, zoals u dat enige dagen geleden langs een verborgen weg wilde doen en ook gedaan zou hebben, als de tollenaar Kisjonah u daarbij niet heel sterk had gehinderd.
Hoofdstuk 17: De Heer legt een tekst van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Wat zou u tegen een mens zeggen, die bij u kwam en loon verlangde omdat hij uw gewas had vernield, en daarbij nog beweerde, dat hij u daarmee een goede dienst zou hebben bewezen?! -Wel, wat u tegen zo'n brutale gek zou zeggen, dat zal eenmaal de Vader in het hiernamaals tegen u zeggen, en u zult van Hem moeten wijken en ook nog in de buitenste duisternis worden uitgestoten, waar huilen en tandenknarsen uw loon zal zijn!
Hoofdstuk 18: Het wezen van God en het dienen van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...