Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9883 resultaten - Pagina 11 van 659

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[8] Kijk nog eens naar deze beide planten en stel je een heel grote ijzeren ketel voor! In deze ketel willen wij duizend van zulke geneeskrachtige planten koken voor een geneeskrachtige thee, en degene die aan een borstkwaal lijdt en daarvan zou drinken, zou daar ook al gauw een heilzame werking van gaan merken; want de goede natuurgeesten willen het geringere aantal slechtere in zijn borst al gauw beter maken.
Hoofdstuk 145: De invloed van het kwade op het goede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Is God dan niet in staat meteen een volmaakte mensenziel te scheppen en deze dan te bekleden met vlees en bloed? Waarom moet dat zo langzaam gaan? Kijk eens naar Raphaël! Wat komt hij nog te kort voor een volmaakt leven. Wij, samengeraapte zielen, wat stellen wij voor vergeleken bij hem. Heeft hij in zijn pink niet meer macht en wijsheid dan wij in ons hele lichaam dat uit legioenen is samengesteld. Ik zou de ondergang van duizend legioenen van de meest beproefde krijgers niet graag willen zien; in een oogwenk zou hij ze allen tot stof vermorzelen! Dat noem ik pas een bekroning van het leven! Als U aan hem deze macht kunt geven, waarom dan niet aan een mensenziel. Of heeft zijn geest ook als ziel eerst zo'n verschrikkelijke tocht moeten maken door wie weet hoe ontelbaar vele fasen? Daar, o Heer, bevind ik mij in het duister! Geef ook daar het juiste licht, dan zal ik U verder met zo 'n domme vraag zeker niet meer lastig vallen!
Hoofdstuk 160: Cyrenius' twijfels over de aardse orde van zielsontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Niet voor niets heeft onze goddelijke Meester op de berg de heerlijke en zelfs buitengewoon voortreffelijke opmerking gemaakt over die bepaalde, ongevraagde verbeteraars, die niet zo gauw klaar moeten staan om tegen hun naasten te zeggen: 'Kom vriend, dan haal ik die splinter uit je oog! ' Laten die eerst maar eens de moeite nemen om te kijken of er niet een hele balk in hun eigen oog zit! Als zij die er eerst misschien met heel veel moeite uit verwijderd hebben, dan zouden ook zij het recht hebben behoedzaam aan hun broeder te vragen of hij wil dat zij het splintertje uit zijn oog halen!
Hoofdstuk 168: Simon over het moraliseren uit eigenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Vriend, je drijft de grap wel erg ver door, daarom zou Ik nu hetzelfde tegen je willen zeggen, wat eens een beroemd schilder tegen een schoenmaker heeft gezegd! Maar het kan bij jou nu nog niet anders zijn, want volgens Salomo heeft immers alles zijn juiste tijd op deze aarde. Maar bedaar nu eens en toon veel goede wil, dan zul je enige nadere uitleg krijgen over Salomo's Hooglied en over de wijze waarop het volledig overeenstemt met Mijn korte aanmaning op de berg.
Hoofdstuk 170: De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ja, eens, een paar duizend jaar geleden, woonden hier in dit land inderdaad meer goden dan mensen, die werken verrichtten waarvan de overblijfselen nog de verbazing zullen wekken van de laatste nakomelingen op deze aarde! Maar wat wij nu voortbrengen lijkt alleen maar op vernietigen, zowel wat de materie betreft als ook de ziel. Maar jullie zijn nog een onbedorven, ongerept en jeugdig, krachtig volk, jullie kunnen denken en willen, en kunnen daarom al gauw groter worden in jullie werken dan de volkeren van dit land ooit waren.
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Maar SOMMIGEN zeiden tegen de engel: "Luister eens, wondere jongen, zou je misschien voor ons vijven omdat wij ook heel vreemde schatten in onze hutten verborgen houden, deze hierheen willen brengen?"
Hoofdstuk 202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Voorlopig moet Oubratouvishar, die duidelijk de meest wijze onder jullie is, ze in bewaring nemen; en als hij eens deze aarde zal verlaten, moet hij bepalen wie daarna waardig is om deze onmetelijke schat in bewaring te nemen. Wee de onwaardige die ze eventueel uit hebzucht zou willen bemachtigen!
Hoofdstuk 207: De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptische cultuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Daarom lijkt bij ons zwarten tot op heden nog die orde te bestaan, die bij de mensen, van welke huidskleur dan ook, volgens de wil van de Schepper vanaf het oerbegin zeker bestond en had moeten bestaan; want als het eerste mensenpaar op deze aarde geplaatst zou zijn in de slechte orde van de tegenwoordige blanke mensen, dan zou ik wel eens willen weten hoe het zich tegen de aanvallen van allerlei wilde en verscheurende dieren verdedigd zou hebben!
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] De oude MARCUS zegt: "Nou, gehoorzaamste dienaar van alle heren der aarde! Dat is een ceder van minstens vijfhonderd jaar oud! Zeven man zouden hem nauwelijks kunnen omvamen en vier sterke, ervaren houthakkers zouden deze ceder nauwelijks in twee dagen kunnen omhakken, en dan willen: zes mannen en zeven vrouwen zonder houweel en bijl deze boom ontwortelen?! Nou, als de Heer ze niet heimelijk met Zijn almachtige wil ondersteunt, zou dit toch wel eens een zeldzame zaak kunnen worden!"
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar dan komt ook MATHAËL nog eens naar voren en zegt: "Heer, U, ons leven, U, onze liefde, omdat U vragen toegestaan hebt, vraag ik in naam van mijn schoonvader, mijn lieve vrouwen in naam van mijn vier metgezellen of U een klein onduidelijk punt in deze zaak aan ons uit zou willen leggen! Het is in zekere zin een juridische kwestie en ik geloof dat ieder mens, zodra hij tot verstand gekomen is, zich in deze ten opzichte van U heel bescheiden op moet stellen. Want een mens is toch oorspronkelijk niet zijn eigen, maar alleen Uw werk, wat alle hemelen mij in eeuwigheid niet kunnen betwisten!
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Wij hebben ons allen erg verbaasd toen U bij deze hersenen met verklaringen aankwam, die ons toch haast bekender zijn dan onze woonhutten thuis. Weliswaar zijn wij niet thuis in de gehele organische bouw van ons lichaam, maar onze hersenen kennen wij uit en te na. Wel zijn er bij ons nog heel veel plaatjes leeg, omdat wij niets hebben om ze allemaal vol te tekenen, maar die waarop getekend is, staan er precies zo bij als die bij het goede brein, waarvan U nu hebt uitgelegd en meer dan duidelijk hebt verklaard dat zij geheel binnen Uw orde zijn. Maar ik zou werkelijk willen weten, waarom het deze mensen dan niet mogelijk is datgene in zichzelf waar te nemen, wat ons zwarthuiden toch altijd al uitermate zichtbaar is! Wat hebben zij dan eigenlijk op hun geweten? Wie heeft die ramp veroorzaakt? Iemand moet toch eens de kwalijke aanstoot daartoe gegeven hebben, maar wie, waarom en bij welke gelegenheid?"
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] CYRENIUS zegt: "Heer, geheel dezelfde dank breng ook ik U en ik waag het om nu voor U, o Heer, een kleine voorspelling te doen aan de hand van datgene wat U, bij de uitleg over het gebruik van het zwaard, speciaal toegevoegd heeft over het bekende volk van God: dit zou wel eens in grote aantallen in Jeruzalem te vinden kunnen zijn! Over dit volk zou ik reeds nu met het allerscherpste zwaard een onmenselijk groot kruis willen slaan; want het lijkt mij reeds overrijp te zijn voor het zwaard!"
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen wij beiden heel rustig en stil achter een bosje de plaats aan de rivier naderden en hun opmerkingen heel goed konden horen, zei het mij welbekende wijfje tegen haar mannetje: 'Zeg, kijk eens naar dat bosje; daarachter staan twee mensen op de loer! Laten we vluchten, want die kun je nooit vertrouwen! Daarop snuffelde het mannetje een paar maal in onze richting en zei toen tegen het vrouwtje: 'Rustig maar, vrouwtje! Die beiden ken ik, dat zijn geen slechte mensen en zij zullen ons beslist geen kwaad doen. Zij verstaan ons en één van hen zou zelfs met ons kunnen praten als hij dat zou willen. Wij zullen nog een goed gesprek met hen hebben en dan zullen zijons melk en brood te eten geven!
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] RAPHAËL zegt: 'Ja, kijk eens vriend, ik zou het je wel willen uitleggen, maar ondanks alle uitleg zal het voorshands toch heel wonderbaarlijk blijven zolang je niet ook gedoopt zult zijn met de Heilige Geest uit de hemelen! Zodra de geest van de Heer eenmaal geheel in je ziel is opgestaan en één met haar zal zijn, dan zul je dat alles ook zonder uitleg zonneklaar inzien; maar nu zal zelfs de meest afdoende uitleg je maar heel weinig duidelijk kunnen maken! Want zelfs de volmaaktste ziel begrijpt als zodanig nooit wat puur geestelijk is; alleen de geest in haar kan dat begrijpen en de ziel vervolgens door haar geest! Maar omdat je dan toch een indruk wilt hebben, kijk dan eens om je heen en zeg mij watje ziet!"
Hoofdstuk 2: Hoe wonderen plaats vinden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] MARCUS zegt: 'Ja, ja, vriendje, dat is allemaal goed en wel, als je mij er dan maar van kunt overtuigen, dat ik nu volkomen vrij ben om te willen en te wensen! En dat zou voor jou wel eens veel moeilijker kunnen zijn, dan de door mij gevraagde verschillende soorten vruchtbomen op een willekeurige plaats! je hebt mij erg aan het twijfelen gebracht of zelfs jullie, almachtige geesten, zonder vooruitzien en voorbereiding in staat zijn in zekere zin uit niets een puur wonderwerk tot stand te brengen! Ik wil het niet helemaal uitsluiten, maar gezien alles wat er ooit op deze aarde was, is en ook zal zijn, is het wel erg moeilijk te geloven, omdat daartegen reeds Gods alwetendheid wat al te luid haar stem laat horen, en men toch met aan kan komen met een mogelijke, nietszeggende bewering als zou God opzettelijk voor een bepaalde zaak Zijn alwetendheid willens en wetens niet gebruikt hebben. Als God zich echter met van eeuwigheid af volledig onwetend heeft weten te houden van het feit, dat eens Zijn engel Raphaël hier op verzoek van een mens bomen tevoorschijn zal toveren, dan ~al het even moeilijk te bewijzen zijn dat dit wonder ook niet al van eeuwigheid voorbestemd en voorbereid was! Geheel geestelijk was het beslist wel voorzien!"
Hoofdstuk 3: De voorzienigheid van God en de vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...