Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6179 resultaten - Pagina 11 van 412

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] Maar nu vraag ik je, mijn lieve vader, of dit leven van mij dat hij mij nieuw heeft gegeven, niet aan hem toebehoort. Mijn hart is diep bewogen, en het lijkt me toe dat ik behalve aan hem geen andere man ooit mijn liefde zou kunnen geven. Mag ik hem boven alles liefhebben, -meer dan jou, mijn vader, en meer dan alles ter wereld?'
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Dan zegt Cornelius: ' Als dat zo is, dan mag je van mij boven alles van deze vriend houden, want degene die jou, terwijl je dood was, door zijn kracht en macht het leven kon geven, zal je nooit kwaad kunnen doen; want als je weer zou sterven, dan zou hij je zeker het leven weer teruggeven! Dus mag je Hem gerust boven alles liefhebben, zoals ik Hem ook uit de grond van mijn hart lief heb!'
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nadat wij al tamelijk Iaat in de middag uit het huis van Matthéus weggegaan waren, kwam er zo ongeveer halfweg naar Kapérnaum een vrouw snel achter ons aan, die, net als al eerder een Griekse vrouw, ongeveer twaalf jaar aan bloedingen leed, en die door niemand geholpen kon worden. Deze vrouw, die het verhaal van de vorige Griekse gehoord had, raakte slechts de zoom van Mijn opperkleed aan (Matth. 9:20) en werd op slag gezond. Want haar innerlijke gevoel dwong haar om tegen zichzelf te zeggen: ' Als ik slechts de zoom van Zijn gewaad zal aanraken, dan zal ik genezen!' (Matth. 9:21) En zo gebeurde dan ook ogenblikkelijk wat ze geloofd had. En ook zij merkte dadelijk, dat door het gelovige aanraken van Mijn gewaad de bron van haar twaalfjarig lijden verdroogd was.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen deze twee nog maar net het huis hadden verlaten, brachten anderen, die juist waren aangekomen, een mens die stom en tevens bezeten was. (Matth. 9:32) Er waren echter ook verscheidene Farizeeën en schriftgeleerden, die wij twee dagen eerder in het huis van Matthéus achtergelaten hadden, nagekomen om te zien wat Ik thuis zou doen en waarheen Ik verder zou gaan. Zij kwamen voor het huis de twee blinden tegen, die hen meteen vertelden, dat er nu een stomme en tevens bezeten man genezen zou worden; maar over zichzelf zeiden ze niets, want in hun hart waren ze nog te bang om daarover iets te vertellen.
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Toen zei de overste: 'Als Jezus, de Meester, een goed woordje voor jullie doet, wil ik mijn woorden wel terugnemen; als Hij echter zwijgt, dan sterven jullie beslist vandaag nog! Want van wat jullie zeggen geloof ik geen steek, omdat je in je hart heel andere dingen denkt dan je met je mond uitspreekt!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik hef nu Mijn hoofd omhoog naar het firmament en zeg luid: 'Jullie hemelen! Kijk naar beneden en leer van deze kinderen hoe jullie God en Vader geprezen wil worden! O schepping, hoe eindeloos groot en oud ben je, en hoe ontelbaar veel wijze burgers bezit je, en toch kon je de weg naar het hart van je schepper, van je Vader, niet vinden zoals deze kleine kinderen! Daarom zeg Ik jullie: 'Wie niet tot Mij komt zoals deze kleinen, die zal de Vader niet vinden!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Drijf de duivels uit en zorg dat ze niet terug kunnen komen! Maar bij dit alles geldt wel steeds, dat je je daarvoor door niemand iets Iaat betalen! Want jullie hebben het voor niets van Mij gekregen, en net eender moeten jullie het ook weer in Mijn naam geven!' (Matth. 10:8) - Dit laatste zei Ik toen voornamelijk ten behoeve van Judas Iskariot, omdat hij meteen heimelijk bij zichzelf begon uit te rekenen, hoeveel hij zich Voor een bepaalde eenmaal bewezen dienst zou laten betalen. Alleen al voor de opwekking van een dode, voor wie de een of andere zeer rijke erg veel over zou hebben, wilde hij duizend pond vragen! Maar omdat Ik die rekenarij in het hart van de verrader maar al te gauw bemerkte, maakte Ik direkt bovenstaande toevoeging, waarop de desbetreffende wel een wat zuur gezicht trok, wat de tegenover hem staande Thomas niet ontging, die niet kon nalaten er tussendoor te zeggen: 'Nou, nou, je zet een gezicht als iemand, die woekerwinsten had te vorderen, waar het gerecht nu een armdikke streep door haalt!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik zeg: Vriend! Als iemand vals beschuldigd wordt, dan lacht hij in zijn hart daarom; want daar weet hij, dat hij onschuldig is. Maar als iemand, ook al is het schijnbaar toevallig, een ander van iets beschuldigt waaraan hij werkelijk schuldig is, -zeg dan eens, zal ook die mens in zijn hart lachen? O nee! Ik zeg je: Deze mens wordt in zijn hart boos op degene, die hem als bij toeval beschuldigde, en wordt nooit zijn vriend! Wind je daarom niet op, anders beken je op die manier zelf nog je schuld!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] 'Een dwaas spreekt over dwaasheid, en zijn hart gaat met het ongeluk om, omdat hij huichelarij veroorzaakt en predikt om van de Heer af te dwalen, opdat de hongerige zielen nog meer worden uitgehongerd en de dorstigen mets te drinken krijgen. Het regeren van de gierige geeft alleen maar nadeel; want hij vindt genoeg valse streken om met onoprechte woorden de ongelukkigen te verderven als hij op moet komen voor het recht van de arme. Maar echte vorsten zullen ook vorstelijke gedachten hebben en het recht daarover behouden.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Ik lees jouw vraag in je hart precies er dan je hem zult kunnen formuleren; maar laat je dat niet verhinderen om je vraag ter wille van de broeders hardop uit te spreken! Want de vraag is werkelijk bijzonder belangrijk en een echte onbedorven Jood waardig. Zeg dus maar zonder omwegen, wat je op je hart hebt!'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als je met z'n tweeën bent en beiden zo'n grote angst voor de mensen hebt, ontvlucht dan een stad waar men jullie zal vervolgen en ga naar een andere! Want voorwaar Ik zeg jullie: Je zult lang niet in alle steden van Israël gepredikt hebben, voordat Ik als de Zoon des mensen weer bij jullie zal komen (Matth. 10:23) als Degene, die voor ieder het gericht, een verwoestend vuur in zijn hart, ontsteken zal, en de kwade worm in de borst van de boosdoener zal wekken; en het vuur zal niet doven en de worm zal niet sterven; jullie zullen daardoor echter gerechtvaardigd worden. Want wee degenen, die jullie hebben vervolgd en de hand aan jullie geslagen hebben!'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Heb dus geen angst voor de wereldse mens! Wat Ik jullie 's nachts leerde, zeg hen dat overdag; en wat Ik één van jullie heimelijk in het oor van zijn hart zei, verkondig dat nu van de daken (Matth. 10:27) en vrees degenen niet, die als een verscheurend dier het lichaam van een mens kunnen doden, maar die de ziel, die het enige is wat leeft en leven heeft niet kunnen doden en die niet in staat zijn om haar ook maar op enige wijze kwaad te doen!
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Maar net zoals jullie zelf vóór alles echte algehele toepassers van Mijn woord moeten zijn, als je tenminste in je hart krachtig ervaren wilt wie Hij is, Die je deze leer en het gebod der liefde heeft gegeven, zo moet je ook allen aan wie je Mijn woord zult verkondigen, aanzetten tot het toepassen; want zolang het woord alleen maar in de hersens blijft hangen heeft het niet meer waarde dan het lege gebalk van een ezel, dat zoveel anderen ook al produceren,
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Alleen als het woord in het hart dringt wordt het levend, gaat al gauw de wil beheersen die het zwaartepunt van de liefde is, en drijft van daaruit de gehele mens aan tot de daad.
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar als een echte profeet in een huis komt en als zodanig aangenomen wordt, zal degene die hem als een echte profeet opneemt, of ook als hij een door de profeet gezondene in naam van de profeet opneemt, hem aanhoort en in zijn hart rekening houdt met diens woorden, in het hiernamaals in het Rijk van God het loon van een profeet krijgen. En wie een rechtvaardige in de naam van een rechtvaardige opneemt, -dat wil zeggen, als zo iemand als rechtvaardig bekend staat en die naam hem toekomt, of ook als hij niet als zodanig bekend staat, maar door degene die hem opneemt als zodanig erkend wordt en hem zo opneemt, zonder van de rechtvaardige een bewijs te vragen -, die zal eenmaal in het hemelrijk het loon van een rechtvaardige ontvangen. (Matth. 10:41)
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...