Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1548 resultaten - Pagina 11 van 104

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[8] Maar HEBRAM zegt tegen zijn makkers: "Hoe kunnen jullie je daar nu over verwonderen? De goede engel, die daarnet met zo'n enorm gemak die ongeveer dertig pond zware steen met zijn tere vingers beheerste, zal met de gare vis, het brood en de wijn nog veel gemakkelijker om kunnen springen! En dat zijn lieve leerlinge bij dit eetfestijn zo weinig voor hem onderdoet, komt omdat ze volop in de groei is. Want zo gezien zal het meisje nog geen vijftien lentes tellen maar is toch al zo sterk als een jonge vrouw van twintig zomers en dat komt door de goede voeding. Cyrenius' zoon, die tussen de eetlustige en de nog meer etende engel zit, heeft ook wel veel trek, maar het meisje en de engel overtreffen hem toch behoorlijk! Maar voor het meisje is het jammer dat zij zo veel eet! Ze heeft toch een heel mooi figuur en spreekt heel geestdriftig, maar door dat vele eten verliest zij veel van haar bekoorlijkheid. -Ook onze Meester eet en drinkt heel vaardig. Dat is overigens geen ongewoon beeld bij grote geesten. Allen, die ik tot nog toe heb Ieren kennen, waren eerder grote dan kleine eters en ook drinkers! Overigens wordt hier nauwelijks te veel gegeten en gedronken, behalve dan door de engel, die waarachtig reeds zoveel heeft gegeten als wij allen bij elkaar! Daarbij is het opmerkelijk, dat een reine geest de stoffelijke spijzen net zo eet als een van ons! Ik zou eigenlijk wel eens willen weten of hij daarna het genotene ook op de natuurlijke manier door de zogenoemde stoelgang verwijdert, of zou hij al het genotene totaal in zich opnemen?"
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] 'Deze woorden waren van de echte zielen van deze vijf tijdens de pauze waarin de duivels, die hun lichamen in bezit genomen hadden, moesten uitrustten en hen daardoor ook hun hel in haar gruwelijkste naaktheid moesten laten zien. Maar meteen daarop nemen de BOOSAARDIGEN in de lichamen van de vijf het heft weer in handen en laten als met vele stemmen de monden der vijf spreken: "Wat wil jij hier, ellendige muggentemmer? Wil je je soms inlaten met een gevecht tegen ons, almachtige goden? Probeer het maar, dan zul je wel voor het laatst gevochten hebben! Ga weg, ellendeling, anders verscheuren wij je tot kleine stofdeeltjes en geven je dan prijs aan alle winden!"
Hoofdstuk 21: De genezing van de vijf bezeten roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] MARCUS, die de titel 'goede duivel' toch niet zo erg aanstaat, zegt: "Het is wel waar, dat de Godskinderen op deze wereld vaak veel moeten doorstaan, maar wat staat hen later aan de andere zijde van het graf te wachten? Wat een onvoorstelbare overvloed van steeds groeiende en zich steeds maar vermeerderende zaligheden! Als een Godskind daar goed over nadenkt, kan het zich tijdens dit korte leven best door een kleine vernedering op de proef laten stellen. "
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar ik ontdek in jullie dierenzielen nog een kleine.lichte gedaante, die helemaal op een mens lijkt. Misschien zal zij, als zij in jullie groeit, jullie dierenziel in een menselijke vorm als een huid om zich heen trekken! Dat kan ik je echter niet verder beschrijven en bij de volmaakte mensen kun je je daarover in laten lichten.'
Hoofdstuk 24: De helderziendheid van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Kijk, zo'n verschil bestaat er ook tussen mij en de heiland uit Nazareth! Hij is de levenszon zelf en in mij, als dauwdruppel, heerst nu wonderbaarlijk helder de kleine afbeelding van die eeuwig werkelijke, grote zon waaruit talloze myriaden van zulke druppeltjes, zoals wij, hun heilige levensvoedsel opzuigen. -Begrijp je dat?"
Hoofdstuk 48: Mathaël spreekt over wet en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Kijk, alle macht komt tot op heden van de duivel der duivels en zijn huis is vergoten mensenbloed, vermengd met het bloed van arme en goede duivels, zoals jij er één bent, -en noemt men dat hier de heerschappij van God?! Jawel, ook een heerschappij van God, maar niet van zijn liefde, maar van zijn toorn! Waarom een God echter vertoornd is, weet geen schepsel! Veel dieren behoren tot de enige gelukkige schepsels van deze aarde, maar de in wezen zeldzame mens is het lastdier van alle kwaad op deze miserabele wereld! Hij kan niet hard genoeg lopen om als een gazelle voor al het kwade op de vlucht te gaan! Zijn handen zijn breekbaar als was, hij is naakt en heeft van nature nog niet eens zoveel wapens als een bij of een mier om zich tegen een vijand te weer te stellen. Als je een groep tijgers ziet, dan zijn het allemaal tijgers en zie je een groep leeuwen, dan zijn dat allemaal leeuwen, dus met dezelfde aard en deze roofdieren leven heel goed met elkaar; maar als je een groep mensen ziet, dan zijn die menselijk uitziende wezens niet allemaal mensen, maar voor het grootste deel duivels! En daarom is er steeds ruzie, onvrede en oorlog onder hen! Al het slechte zit in de duivels en in de mensen alleen de aanleg voor het goede, die erg bedorven kan worden temidden van zoveel duivels en de mens wordt dan minstens een halve duivel óf hij moet verdragen wat wij hebben verdragen! Maar er zijn verschillende duivels onder de duivels van deze schandelijke wereld, grote en kleine; maar zij zijn allemaal goed te herkennen aan het feit dat zij allemaal zonder arbeid en krachtsinspanning zo goed en gemakkelijk mogelijk willen leven. Zij willen ook overal de eersten zijn en veel respekt en aanzien genieten; zij weten zich overal aardse goederen te vergaren, kleden zich voortreffelijk en degene, die hen niet altijd heel nederig groet, achtervolgen zij tot de dood!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] IK zeg: "Nu, in dat geval is alles helemaal in orde en zal er met deze mensen zeker veel goeds bereikt kunnen worden. Maar natuurlijk zullen zij nog menige kleine proef moeten ondergaan. Dat jullie hen in het vreemdelingenlegioen opnemen is goed, maar jullie moeten hun voldoende gelegenheid geven om op de onderkende heilsweg verder te kunnen gaan. De vijf, met Mathaël aan het hoofd, moeten jullie over het legioen verdelen. Zij zullen jullie allen in Mijn naam goede diensten bewijzen en in korte tijd hun innerlijke wijsheid op de juiste wijze toepassen. Maar voorlopig mogen zij zich niet in Galiléa ophouden, want het zal niet zo erg lang duren voor de tempel er lucht van krijgt dat zo'n zeven en veertig leden hem de rug hebben toegekeerd en door Herodes zal de tempel jacht op hen laten maken. Als ze echter niet in Galiléa en ook nergens anders gevonden worden, zullen de speurders onverrichter zake weer terugkeren. Men zal dan de zeven en veertig als verongelukt en verloren beschouwen en zich verder niet meer om hen bekommeren. Zo blijven jullie Romeinen buiten schot en door jullie de zeven en veertig ook en iedereen is zonder een leugen om bestwil geholpen!"
Hoofdstuk 44: Ik ben de waarheid, de weg en het leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] IK zeg: "O, dat is niet zo moeilijk! Het is weliswaar tijd voor het middagmaal, en de gastheer zal daar wel gauw mee klaar zijn, maar er is nog wel tijd voor een kleine proef met een leerling. Juist de jongste zal dat doen en jou, als strenge examinator, tonen wat hij al kan! -Wil je zoiets?"
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Aan de andere tafels zaten natuurlijk de mensen uit het gevolg van Cyrenius en Julius, en de dertig jonge Farizeeën met hun woordvoerder Hebram aan het hoofd zaten achter Mijn rug aan een lange tafel, zodanig dat zij zowel op Mijn tafel als op de kleine tafel van de twaalf konden kijken.
Hoofdstuk 58: Raphaël weerlegt de kritiek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Er verlopen nu nogmaals enige minuten en Ik spreek nog steeds niet. Dan zegt SUETAL tegen Raphaël: "Vriendje, de beide heren spreken heel zachtjes met elkaar! Van dit misschien zeer wijze gesprek zullen wij niet veel wijzer worden en daarom zouden wij best onder elkaar ergens over kunnen gaan praten. Misschien stellen onze buren dat zelfs erg op prijs! Want als zulke heren zachtjes onder elkaar praten, geven zij aan de hen omringende, kleine mensen te verstaan, dat ze met gehoord willen worden! Wij doen er daarom helemaal geen goed aan als wij nu onze mond houden en daarmee maar al te duidelijk onvriendelijk jegens hen zijn, laten we daarom ook ergens over gaan praten!"
Hoofdstuk 60: Het geklets van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Nu was MARCUS al met de gewenste aanvulling bij de tafel en zei: "Onze verontschuldigingen, beste vrienden! Deze tafel is daarnet wat minder voorzien dan de andere, daarom heb ik uit mijn grote voorraad nog een kleine aanvulling laten klaar maken. God de Heer zegene deze voor jullie allen!" ,
Hoofdstuk 60: Het geklets van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] HEBRAM is, zoals al eerder gezegd, zeer verontrust over zulke opmerkingen en zegt tegen Risa: "Voor jou zijn dus Mozes en alle grote en kleine profeten niet meer dan echte of gefantaseerde bedriegers van de blinde mensheid, en de hier aanwezige heiland uit Nazareth vind je geen haar beter?!"
Hoofdstuk 62: Het gezonde verstand van Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Nu lezen wij echter met wat voor ongehoorde inzet van goddelijke macht en kracht de tien geboden, onder bliksem en donder die de einden der aarde deden beven, door God werden gegeven en hoe die verschrikkelijke, goddelijke ernst gedurende enige eeuwen nog meermalen op allerlei plaatsen is opgetreden. Hoe vaak is dit volk volgens de geschriften der grote en kleine profeten door God niet gewaarschuwd! Maar wat heeft dat voor deze tijd voor nut gehad? Hoe het er nu met ons voor staat weten wij, en meer hoef ik je niet te vertellen! Heus, als er een hel bestaat dan kan het er daar onmogelijk nog slechter uitzien!
Hoofdstuk 63: Hebram toont de fouten aan in Risa 's gedachtegang. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Tijdens dit gesprek komen ook Ik, Cyrenius, Julius, Marcus, de oude waard en Jarah en Josoë al op het schip waar de Griek zich bevond, en MARCUS spreekt hem meteen aan en zegt: "Vriend! Je ziet, dat een eerlijk gastheer nooit gebrek heeft aan gasten. Kijk, ik ben de gastheer van deze plaats en huisvest in mijn kleine hut en in mijn tenten alle goede gasten die je hier ziet, maar voor jou is er ook nog plaats als je hier wilt blijven!"
Hoofdstuk 83: De gevolgen van de zonsverduistering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Ik, Ouran, een kleine vorst uit de streek van de grote Pontus, erken U als zodanig. En zelfs als Zeus en Apollo nu hierheen zouden komen en een belachelijk 'neen' zouden laten horen, zou ik hen persoonlijk van erge domheid beschuldigen!
Hoofdstuk 88: De vrees van de Grieken voor de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...