Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1563 resultaten - Pagina 11 van 105

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Maar wie kan zich die kennis ergens eigen maken? Wie kent het menselijk lichaam tot in iedere vezel? Wie heeft er ooit een ziel vrij rond zien lopen? Men weet nauwelijks of ze wel een vorm heeft, en welke vorm dat is, of ze groot of klein is; kortom, men is volkomen onkundig. Maar waar moet men in zo'n geval dan de kennis over de zeldzame geaardheid van de mens vandaan halen?
Hoofdstuk 211: Moet de mens lichamelijk eerst goed verzorgd zijn? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Door deze grote dieren moest de nog zeer harde steen bodem van de aarde zachter en voor het gedijen van edele vruchten en dieren bruikbaar worden gemaakt, voor hij eindelijk in staat was de tere natuur van de mens lichamelijk voort te brengen volgens het plan van de eeuwig goddelijke orde, zoals dat in iedere, toen nog materievrije, maar toch al in de lucht van de aarde levende natuurziel gelegd was.
Hoofdstuk 215: Het ontstaan van de eerste mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Wel, het zaaien van het gezonde mooie zaad komt overeen met de eerste wording van de mens! Het is als het in een vleselijk omhulsel brengen van de op zichzelf al geheel gevormde ziel, die zich voordien in de lucht bevindt, speciaal in de middelste regionen van de bergen daar waar de boomgroei gewoonlijk ophoudt, tot aan de sneeuwen ijsgrens.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Als een eenmaal tot begrip gekomen ziel in de lucht de noodzakelijke, volgens een vast plan bepaalde duurzaamheid bereikt heeft, daalt zij dieper en dieper af tot aan de huizen van de mensen, krijgt dan uit de straling van de aura, die om ieder mens aanwezig is, een zekere voeding en blijft dáár aanwezig waar haar wezen een gelijke geaardheid voelt.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Maar niemand zal dan kunnen zeggen: 'Ik heb niet geweten wat ik moest doen!' En zou een mens hier nog zo ver vandaan zeggen: 'De roep van God is niet doorgedrongen tot mijn oren!', dan zal tegen hem gezegd worden: 'Vanaf dit uur is er geen mens op de gehele aarde, die niet in zijn hart waargenomen heeft, waar hij zich aan moet houden.'
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Toch is er iets in de materie dat nooit geheel in een ziel gevonden zal worden, en dat bestaat uit de bekende stof waaruit omhulsels gevormd worden. Binnen deze stof wordt steeds een afgezonderde geestelijke potentie opgesloten tot zij tot een zekere zelfstandigheid gerijpt is. Als de afgezonderde geestelijke potentie eenmaal de vastgestelde rijpheid bereikt heeft, verscheurt zij het omhulsel en verenigt zich dan ogenblikkelijk met andere al vrijgekomen soortgelijke of minstens erop gelijkende vrije afgezonderde potenties en maakt dan uit de geschikte elementen van lucht, water en aarde meteen weer een omhulsel, zoals jullie dat bij het zaad van planten, bomen en struiken, alsook voor iedereen zichtbaar bij de eieren van insecten, vogels en tenslotte bij de waterdieren enz. kunnen zien.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] De FARIZEEËR antwoordt: "Heer, waar u ook vandaan mag komen, uit Caesarea of uit Genezareth, dat is mij hetzelfde, maar dit gat van een stad is zelfs voor de duivel nog te slecht, Iaat staan voor een eerlijk mens zoals ik! Dit nest ziet mij in mijn gehele leven niet meer voor de tweede keer. Daar huist een zeker Romeins hoofdman Julius. Dat is genoeg, want met die naam is alles, wat maar ooit tot de satan kan behoren, al gezegd. Wie van al de sterfelijken hem ooit ontmoet heeft, heeft ook de satan persoonlijk Ieren kennen. Persoonlijk heb ik hem weliswaar nog nooit ontmoet, maar van zijn bevelen heb ik een proefje gehad en daaruit constateer ik dat zijn persoonlijkheid precies zal lijken op zijn onmenselijke bevelen.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Ten laatste toonde Hij Zich ook volmaakt Heer en Meester over de natuur, want Hem gehoorzaamt water, lucht, vuur en aarde, en ik zou zelfs met alle zekerheid kunnen staande houden, dat zon, maan en al de sterren niet ongehoorzaam zouden kunnen zijn aan Zijn woord, want de engelen van de hemelen voegen zich naar Zijn wil.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] De JONGEN tilt een steen op, die wel dertig pond woog, maar maakt daarbij de opmerking: "Geestelijk wezen, als mijn hand helemaal door die van jou heengaat, dan zal deze zware steen straks ook wel door je handen heen vallen alsof die van lucht zijn, want de steen weegt op z'n minst dertig pond, en als hij dan door jouw handen op mijn voeten valt verbrijzelt hij die!"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Als Raphaël de zware steen tot verbazing van de Farizeeër zo speels en lichtjes in zijn handen houdt alsof hij zo licht was als een veertje, en hem ook met zo'n verbazingwekkend gemak van de ene hand in de andere werpt alsof het een donsballetje was, zegt de jonge FARIZEEËR: "Luister eens liefelijke geest of iets dergelijks, het zou niet goed zijn om met jou een gevecht aan te gaan, dan zou men zeker ontzettend aan het kortste eind trekken! -Maar waar krijg je die ontzaglijke kracht vandaan?"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Let op! Als je in een plaats komt met fraai gevormde en sierlijk uitgedoste mensen van beiderlei kunne, ga dan direkt verder want daar krijgt het rijk van God geen voet aan de grond omdat daar op z'n minst het halve Sodom en Gomorra te vinden is! Van zo'n plaats is het strafgericht van God ook nooit ver verwijderd, want zulke met het lichaam verstrengelde zielen, die tijdens het, grootste deel van hun bestaan bijna alle bewustzijn hebben begraven in hun lichaam, zijn te ingrijpend gebonden. En als hun schone lichaam ook maar heel even door de slechte, ruwe en nog helemaal onbeschaafde natuurgeesten van de lucht wordt beslopen, kunnen zulke gebonden zielen zich niet verweren en bezwijken ze spoedig samen met hun lichaam, dat door de innige verstrengeling met de ziel veel vatbaarder en gevoeliger is dan het vlees van een lichaam met een vrije ziel.
Hoofdstuk 12: Vrijmaking van de ziel en de in de ziel begraven geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Als Ik echter ergens mensen zie die Mij vervolgen, maar zelf toch wel een betere aard hebben en door een juist geesteslicht de waarheld en het zuiver goede kunnen herkennen, dan loop Ik niet voor hen weg maar Iaat ze tot Mij komen, waar zij dan voorlichting krijgen, hun nacht en oordeel inzien en mensen worden volgens Gods orde. Een sprekend voorbeeld daarvan gaven je zoëven de dertig jonge, maar lichamelijk sterke achtervolgers van Mijn gevreesde persoon. Ik zou ze zeker niet hierheen hebben laten brengen als Ik hun harten niet deugdelijk voor Mij had bevonden toen zij hier nog ver vandaan waren,
Hoofdstuk 17: De vrijheid van de menselijke ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] CYRENIUS zegt, terwijl hij Hebram aanziet: "Voel je, jonge Salomo kenner, waar de wind vandaan begint te komen? Dat is heel andere muziek dan die in de tempel te Jeruzalem wordt gezongen! Kortom, nu ik de sleutel heb, zal Salomo thuis woordelijk worden bestudeerd!"
Hoofdstuk 19: Het hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Daarom staat er ook in Mozes: 'In den beginne schiep God hemel en aarde en de aarde was woest en ledig en duister in haar diepten.' Wie of wat is dan nu precies de hemel en wat of wie is de aarde? Denk je soms dat het deze aarde is die jou nu draagt, of deze hemel die je lucht en licht geeft? Dan zou je toch wel ver van de waarheid af zijn! Waar was dan indertijd deze aarde en waar deze hemel?
Hoofdstuk 28: Het godsbegrip van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Wel, bijna net eender vergaat het een ziel als zij volledig is afgezonderd. Zij heeft dan weer licht en dan weer duisternis. Licht noch duisternis ziet de ziel echter als een realiteit, maar slechts als een tijdelijke afschaduwing van datgene wat de ziel, zonder het te weten of te willen, opneemt uit de sfeer rondom haar, zo ongeveer als waarop een aan het gras hangende dauwdruppel het beeld van de zon in zich opneemt. De druppel is nu wel verlicht, maar zijn bewustzijn gaat niet zo ver dat hij met inzicht zou kunnen waarnemen waar vandaan het licht zijn lichaam is binnengedrongen.
Hoofdstuk 31: Mathaël over de weg naar het ware leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...