Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

944 resultaten - Pagina 11 van 63

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] IK zeg: "Mijn beste vriend Mathaël, het onoverbrugbare verschil tussen God en de geschapen, eindige mens, zelfs de allervolmaaktste, blijft steeds bestaan, en in alle eeuwigheid kan niet veranderd worden, dat God in Zijn oerwezen voortdurend eeuwig en oneindig in alles is en zijn moet, terwijl de mens wel eeuwig voortaan steeds volmaakter in zijn geestelijk wezen zal bestaan, maar toch nooit de oneindige maat van het oerwezen van God bereiken kan en bereiken zal.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Mathaël, jij kent de sterrenbeelden van de oude Egyptenaren goed, en Regulus in de grote Leeuw is je welbekend! Wat zie je er van? Een schemerig puntje, en toch is hij daar waar hij zich in de ruimte bevindt zo'n grote zonnewereld, dat een bliksem die toch in vier ogenblikken een afstand van 400.000 veldwegen * (* I veldweg = ongeveer 1/4 uur en iets meer. 10 veldwegen = I Duitse mijl. 400.000:10--40.000 d.mijl=beweging van het licht per seconde. Noot van Jakob Lorber. (I d.mijl=7 ,5 km, dus 40.000 mijl=300.000 km; zie "Robert Blum", deel 2, hfdst. 299,8; de uitg.) aflegt, volgens de jou, Mathaël, welbekende oude Arabische cijferindelingen meer dan een triljoen aardse jaren nodig zou hebben om de afstand van zijn noord tot aan zijn zuidpool af te leggen! Zijn eigenlijke naam is Urka of liever Ouriza (de eerste, of het begin van de schepping van aeonenmaal aeonen zonnen en een bijna eindeloos grote, omhulsde scheppingsglobe); zij is de ziel of het centrale zwaartepunt van een hulsglobe, die echter op zichzelf slechts één zenuw vormt van de grote menselijke vorm der geschapen werelden, waarvan deze denkbeeldige, grote mens er zoveel heeft als het zand en het gras van de gehele aarde, -maar toch vormt deze grote menselijke vorm eigenlijk alleen maar één scheppingsperiode van het begin tot aan de geestelijke voltooiing.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Zo'n Urkaen nog meer een gehele hulsglobe zijn bijgevolg reeds respectabel grote dingen, en zo'n grote menselijke vorm der geschapen werelden is nog onbeschrijfelijk veel groter! Maar wat is hij vergeleken bij de eeuwige, oneindige ruimte? Zoveel als niets! Want alles wat noodzakelijkerwijs begrensd is, ook al is het voor jullie begrippen op zichzelf nog zo eindeloos groot, is in verhouding tot de oneindige ruimte zoveel als niets, omdat het daarmee in totaal geen berekenbare verhouding gebracht kan worden.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kortom, U heeft geen begin, en dus is het ook onmogelijk dat Uw scheppingen ooit een begin hebben gehad, en hoeveel de eeuwige ruimte er ook moge bevatten, er is er toch niet één bij waarvan men zou kunnen zeggen: 'Kijk dat was de eerste! Vóór deze is er niets geschapen!' Want achter zo een, die de eerste zou moeten zijn, verschuilt zich toch weer een volmaakte, hele eeuwigheid! Wat zou U dan gedurende die tijd, terwijl U steeds hetzelfde wezen was, gedaan hebben? In de eindeloze ruimte is ook plaats voor eindeloos veel scheppingen; ook al zijn hun afstanden nog zo eindeloos groot, dat maakt niets uit! De eindeloze ruimte heeft plaats genoeg voor al de eeuwige, eindeloos vele, en zal eeuwig nog plaats hebben voor ontelbare maalontelbaar vele, en zo eeuwig verder en verder voor nog talloze nieuwe, en deze toekomstige zullen de reeds van eeuwen her aanwezige ook in zekere zin niet vermeerderen; want eindeloos veel en talloos veel kan nooit méér worden, omdat het zonder meer al eindeloos veel is.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] De oude MARCUS zegt tegen Mij: "Heer, zal ik dan een ezel hier brengen; maar wel een van mijn eigen gewone ezels, want de twee die pas geschapen zijn, zouden wel eens vooroordelen op kunnen roepen!"
Hoofdstuk 260: Het gesprek met de ezel van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar ondanks al onze levensrijpheid en inzicht zit dit wonder ons nu erg dwars, en wij kunnen het niet eens worden, omdat sommigen van ons menen dat zo'n wonder ook tot stand gebracht zou kunnen worden door een mens die door Uw geest volmaakt is geworden, terwijl anderen daarentegen menen dat zulke dingen eeuwig en alleen aan God voorbehouden zijn, omdat daartoe een almachtige, goddelijke wil behoort die een geschapen geest zelf nooit kan hebben, omdat hij geen oneindige, maar slechts een zeer eindige geest is.
Hoofdstuk 11: De meningen van de Nubiërs over wonderen doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Zulke dingen uit het niets alleen door de almachtige wil te scheppen, zal voor een mens, ook al is hij nog zo volmaakt, bezwaarlijk ooit mogelijk zijn; want daartoe behoort meer dan de eindige kracht van een mensengeest, die zowel wat tijd als ruimte betreft eindig is. Maar dingen die hij eenmaal reeds eindig geschapen heeft, ook al ging dat moeizaam, zou de volmaakte geest van een mens gevoeglijk wel ogenblikkelijk kunnen scheppen. Alleen blijft het dan nog de vraag, of dat voor blijvend, of slechts voor een paar ogenblikken zou zijn als verschijnsel, bij gelegenheid dat men geheelonzelfzuchtig, alleen ter verheerlijking van Uw naam, de blinden een waar licht zou willen geven!
Hoofdstuk 11: De meningen van de Nubiërs over wonderen doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Kijk, dit alleredelste deel in je hart heb je nog nooit verzorgd en je had ook geen vermoeden van de waarde ervan, en daarom is het heel begrijpelijk dat je een overtuigde godsloochenaar bent geworden en ongeacht al je zoeken de eeuwige Godheid die alles geschapen heeft, alles doordringt en behoudt, nooit op het spoor kon komen!
Hoofdstuk 62: De liefde en haar licht dat tot inzicht leidt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Tijdens geen van de eeuwige, talloze voorscheppingen, die alle een grote menselijke oervorm van geschapen werelden vormden, heb Ik Mij door de kracht van Mijn wil op de een of andere aarde als mens met het vlees omhuld, maar Ik trad alleen met haar menselijke schepselen in kontakt door middel van voor die schepping geschapen, zuivere engelengeesten. Alleen deze scheppingsperiode heeft ten doel om Mij op een willekeurig, klein, aards hemellichaam, dat nu juist deze aarde is, voor alle voorafgaande alsook voor alle in de nooit eindigende eeuwigheid volgende scheppingen, in Mijn eeuwige, oergoddelijke wezen in het vlees en in de beperkts te vorm te aanschouwen en door Mij Zelf onderwezen te worden.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "De oude, vrome patriarchen hadden een uitstralende levenslichtsfeer die zo sterk was, dat zij 's nachts licht gaven, ook voor aardse ogen. Nadat Mozes op de Sinaï met God samenkwam, straalde zijn ziel door de gloed van zijn liefde tot God zo sterk, dat zijn gelaat overdag heerlijker en helderder straalde dan het licht van de zon op het midden van de dag, en Mozes zijn gezicht moest bedekken met een driedubbele doek, omdat de andere mensen anders niet naar hem konden kijken. Onder de mensen van deze aarde had Mozes' ziel toen de hoogste volmaaktheid bereikt, daarom moesten dan ook alle schepselen hem heel precies gehoorzamen. Hij stond op de hoogste intelligente manier in verbinding met alle geschapen wezens, vond daardoor ook overal Mijn wil, toonde die aan de blinde mensen en gaf hun ook de juiste wegen aan waarop ieder mens, als hij maar vast wil, tot volmaaktheid van zijn ziel kan komen. Hij richtte ten behoeve daarvan ook een eigen profetenschool op, die in deze tijd weliswaar nog bestaat, maar wel in de trant van de nieuwe, onechte ark des verbonds, omdat de echte Mozaïsche ark allang zijn kracht en uitwerking heeft verloren.
Hoofdstuk 262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daarom kan een aarde zoals die van ons, niet zo maar door een almachtig 'Er zij!' met alles erop en eraan geschapen worden, maar pas in de loop van de tijd na lange voorafgaande voorbereidingen, waardoor deze tegenwoordige aarde, zoals zij nu is en bestaat, als een noodzakelijk gevolg moest ontstaan. Om dezelfde reden kan dan ook vrijwel niets plotseling volmaakt en blijvend ontstaan. Alles wat snel ontstaat, vergaat ook weer net zo snel. De bliksem bijvoorbeeld ontstaat snel, maar vergaat ook even snel. Aan de andere kant heeft dat echter tot gevolg dat iets wat eenmaal blijvend bestaat, ook zo goed als nooit meer plotseling kan vergaan, maar alleen in fasen zoals het ontstaan is. Iets wat nog nooit voorzien en voorbereid werd, kan dus nooit ten uitvoer gebracht worden door een machtspreuk, ook al wordt deze ondersteund door de krachtigste wil, en dat geldt zowel ingeval van ontstaan als van opheffen en vergaan. Alles kan dus slechts als een tijdelijk wonder gezien worden en ieder gebeuren is een noodzakelijk gevolg van vele periodieke, tijdelijke ontwikkelingsgangen!
Hoofdstuk 2: Hoe wonderen plaats vinden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Verder zeggen en denken zij, dat dat reeds aan de schepselen van deze aarde te zien is. Hoe groter deze worden, met des te meer kracht en macht treden zij op, en hoe kleiner zij zijn des te geringer is ook hun kracht. Men verhaalt bij ons over reuzenolifanten van weleer, waarbij vergeleken de nu op aarde voorkomende slechts kleine apen zouden zijn. Deze dieren moeten zo'n kracht bezeten hebben, dat zij met hun slurf de dikste bomen met het grootste gemak konden ontwortelen. Maar als dan reeds hier op aarde een schepsel naarmate hij groter is, met een des te grotere kracht optreedt, hoeveel meer verschil moet men dan merken bij de geesten, als zijnde de hoofdvoorwaarde waarop de kracht in alle verschillende schepselen berust! Wat U als de oereeuwige Geest mogelijk is, omdat U alleen alleroneindigst groot bent, dat kan geen eindig geschapen geest mogelijk zijn, en die kan dus ook niet zo'n huis, zo'n tuin en zulke prachtige schepen hier uit het niets tevoorschijn brengen!
Hoofdstuk 11: De meningen van de Nubiërs over wonderen doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Zoals echter deze aardse zon met haar licht en de daardoor opgewekte warmte binnenstroomt in alle op een aardbol wonende wezens, en op de aardbol slechts in een bepaalde, vastgestelde orde binnenstroomt, en daardoor de hele aardbol zichtbaar volgens de natuur leven inblaast, zo stroom ook Ik volgens de eeuwig strenge, afgemeten en door Mij vastgestelde met veranderbare orde binnen in alles wat door Mij is geschapen; en daarom kan de aarde nooit méér aarde zijn en worden dan zij is, de vijgeboom met nog meer vijgeboom, de leeuw niet nog méér leeuw en zo verder opklimmend tot de mensen kan geen schepsel meer of ook minder worden in zijn aard en soort, dan hoe en wat het is.
Hoofdstuk 14: Het doen van wonderen door de mens, die geheel in Gods wil is opgegaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Waarlijk, ik houd u voor de meest wijze van alle mensen en ik geloof nu ook vast dat er een alwijze en almachtige God bestaat, door wie alles wat de eindeloze ruimte bevat, geschapen is, en dat u nu de eigenlijke drager van Gods geest bent; maar dat u me nu aan komt zetten met die oude joodse fabel van de satan en uiteindelijk ook nog met allerlei duivels en misschien ook nog met de joodse hel, dat verwondert me erg. Bestaat satan dan serieus, of een duivel, of de hel? Daar zou ik werkelijk graag een nadere verklaring over hebben!"
Hoofdstuk 69: De ware levensweg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] En kijk, schepselen met een vrij bewustzijn en een vrije wil, die voor zichzelf verantwoordelijk moeten zijn en zichzelf moeten vervolmaken, om daardoor dan ook voor eeuwig vrije en zelfstandige wezens te blijven, moeten door God ook zo geschapen zijn dat het hun mogelijk gemaakt wordt om zoiets te bereiken!
Hoofdstuk 71: Wat aan gene zijde het lot is van de materieel geworden ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...