Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

614 resultaten - Pagina 11 van 41

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Roclus raapte snel een flinke steen van de grond en gaf die aan Raphaël.
Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] En DEZE zei: 'Kijk maar, ik zal ook deze steen verorberen als een prima stuk brood!"
Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Hierop pakte Raphaël de steen, bracht hem naar zijn mond, en toen de steen zijn mond aanraakte, verdween deze uit het aardse bestaan!
Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Toen Roclus en zijn vrienden dit zagen, waren ze perplex en ROCLUS zei: 'Nee, jonge vriend, met jou kun je beter maar niet samen ergens te gast zijn, want het zou uiteindelijk wel eens mogelijk kunnen zijn, dat je je ook over je medegasten ontfermt! Veroorloof me deze zachtmoedige opmerking, waarmee ik je eigenlijk niets anders wil zeggen dan: Als je ook ons wilt eten, doe het dan liever vlug, opdat we niet lang vol angst op ons einde hoeven te wachten! Nee, ik wilde van die acht vissen van de grootste soort die er in de Galilese zee voorkomen, niets zeggen, ook niets van mijn zeven achtste lam, beenderen inbegrepen, ofschoon dat al -het spijt me dat ik het zeg -een ontzettend abnormale vorm van vraatzucht is; maar het eten van een minstens tien pond zware steen is iets, dat ons allen geheel terecht met ontzetting vervult! Waar moet dat uiteindelijk naar toe? Dat gaat ons weliswaar weinig of niets aan; maar, ofschoon je in naam van alle goden alle bergen van de aarde kunt verslinden, willen wij toch liever geen getuigen zijn van jouw ontzettende vraatzucht! Begrepen, mijn beste jonge veelvraat?"
Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] ROCLUS zegt: 'Van een werkelijk begrijpen kan geen sprake zijn; maar ik maak er wel uit op dat wij in jouw nabijheid voor ons bestaan zeker niets te vrezen hebben, en dat is voor ons voorlopig al heel veel! Maar waar laat je toch zulke grote hoeveelheden? Heb je soms een soort struisvogel maag, die voor zover ik weet ook de hardste steen kan verteren? Zelfs de hardste metalen schijnen voor een struisvogel ware lievelingskost te zijn! Maar hoe het ook zij, - je bent en blijft nu eenmaal een wonderlijk wezen!
Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar dat je het voor mogelijk hield, dat ik me vanwege mijn te grote vraatzucht tenslotte zelfs ook aan jullie zou willen vergrijpen, zoals een hyena of een wolf, dat is wel een beetje onnozel van je! Ik vind dat jullie vanwege mijn geestelijke ontwikkeling en mijn voor jullie duidelijk zichtbare wijsheid wel beter hadden moeten weten! Ik kan niet alleen maar een steen eten zoals jullie dat nu hebben kunnen zien; die manoeuvre zou ik ook met hele bergen en planeten kunnen uitvoeren, waarvoor ik voldoende macht zou bezitten! Alleen, wanneer ik niet wijs zou zijn en de macht zou hebben die me nu eigen is, zou ik handelen volgens een blinde gedrevenheid, en dan zouden jullie in mijn buurt inderdaad je bestaan en je leven niet zeker zijn! Maar de oereeuwige wijsheid van God, van waaruit eigenlijk mijn hele wezen is gevormd, gebiedt mij bovenal om alle door de kracht en almacht van God geschapen dingen in stand te houden, daar mag eeuwig geen atoom van verloren gaan en kan ook niet verloren gaan, omdat Gods wil en Zijn alziend licht-oog altijd de eeuwige en oneindige ruimte van het grootste tot het kleinste geheel doordringt en er in werkzaam is; en daarom is jouw vrees voor mijn door jullie veronderstelde vraatzucht volledig ongegrond! -Roclus, heb je deze woorden enigszins begrepen?"
Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Omdat Ik deze steen nu ter sprake heb gebracht, moet Ik je ook iets over de bijzondere eigenschap ervan vertellen. Omdat hij een buitengewoon glad oppervlak heeft, ontwikkelt zich op dat oppervlak altijd een soort elektromagnetisch vuur, of duidelijker voor je uitgedrukt: om zijn buitengewoon gladde oppervlak spelen steeds een heleboel natuurgeesten van de edelste soort. Ze dringen er in grote getale omheen en omgeven hem van alle kanten en veroorzaken door hun voortdurende activiteit ook een zeker bijzonder oplichten van zijn vlakken, wat aan deze steen dan ook in de ogen van de mensen een bijzondere waarde verleent.
Hoofdstuk 86: Over het wezen van de diamant en de robijn (Thummim en Urim) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Bijna dezelfde waarde heeft ook de Urim (robijn), die ook een soort diamant is; alleen is de diamant een moeilijk splijtbare, onmiskenbare bundeling van ontelbare wijsheids natuurgeesten, vandaar ook zijn buitengewoon grote hardheid, -terwijl de urim een bundeling van liefdes natuurgeesten is, vandaar dat hij ook rood is, Iets minder hard en er zich om het oppervlak van de robijn heen, vooral als hij zeer goed en zeer glad gepolijst is, steeds een groot aantal liefdes natuurgeesten scharen, wat deze steen dan ook een heel bijzondere lichtende glans verschaft, die met zelden, zelfs in een pikdonkere nacht, als een matte gloed voor het lichamelijke oog zichtbaar is.
Hoofdstuk 86: Over het wezen van de diamant en de robijn (Thummim en Urim) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Het dier echter kun je al door woorden en bepaalde handgrepen africhten, dan zal het je bij een gelegenheid waarin dat noodzakelijk is van dienst zijn en zich helemaal naar jouw wil richten. En dit is een onmiskenbaar bewijs voor je dat dieren zelf ook een soort vrije wil hebben, zonder welke ze jou evenmin zouden kunnen gehoorzamen en dienen als een steen of een boom.
Hoofdstuk 98: De zelfbeschikking van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK zeg: 'Mijn vriend, zie, de vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen; maar Ik, nu als Mensenzoon, heb op deze aarde zelfs niet eens een steen die Ik volgens wereldse wetten als Mijn eigendom onder Mijn hoofd zou kunnen leggen, -laat staan een aards veld vol met tarwe, dat nu maaiers nodig zou hebben!
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] AZIONA is, nu Ik hem zo aanspreek, zeer verbaasd en zegt heel verwonderd: 'Mijn naam kon u wel ergens gehoord hebben, - maar hoe weet u nu dat ik een nieuwe kruik bezit, die werkelijk mijn grootste rijkdom is? Dat weten mijn buren niet eens, en u, een totaal vreemde, weet het? Alstublieft, dat hoort voor mij toch wel in het rijk der fabels thuis! Heeft soms een van mijn kinderen heimelijk verraden dat ik die kruik heb? De kruik op zich is verder niet belangrijk, -hij is van steen, zoals er bij ons in dit land talloze zijn; maar dat u weet dat er in mijn woning goed opgeborgen een kruik staat, dat is heel bijzonder!'
Hoofdstuk 174: Geloof doet wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Jullie hebben als geboren joden de leer van je vaderen verlaten, die jullie weliswaar nooit serieus in praktijk hebben gebracht omdat jullie het niet eens waren met de handelwijze van de Farizeeën, en jullie hebben die leer van de heidenen aangenomen omdat die jullie wijzer leek te zijn. Op die manier zijn jullie toen echter totaal goddeloos geworden en jullie hebben God vervangen door de macht van de grote natuur. En daarmee denken jullie de steen der wijzen gevonden te hebben!? Maar ik kan je met het beste geweten van de wereld zeggen, dat jullie je daardoor alleen maar steeds verder en verder van God verwijderd hebben!
Hoofdstuk 176: Johannes onthult het leven van Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Zeg, jonge man (Raphaël),jij hebt toch daarstraks een steen in het niets laten verdwijnen, -zou het je niet mogelijk zijn om vijftig schurftige zwijnen te laten verdwijnen?! Stel je voor, wat deze kerels hier hardop onder elkaar durfden uit te spreken! Hij, de enige Schepper van wijn en brood zou nu zondigen, omdat Hij Zelf wijn drinkt en omdat een zeker alleronschuldigst engeltje van een meisje aan Zijn zijde zit! Ach, sta me toe, dat is, zolang ik hier ben die de Heer herkend heeft, absoluut ontoelaatbaar! Zij moeten weg! Ze hebben zoveel gehoord en gezien, en nu zeggen ze luid: 'Het zou kunnen zijn dat dit allemaal begoocheling van satan is!' Mijn vriend uit de hemelen, ik ben slechts van deze aarde; maar al kost het me zelfs mijn leven, ik duld niet dat zulke zwijnen de Heiligste van alle heiligen zo schandelijk met hun smerige, stinkende venijn bezoedelen! Weg met hen!"
Hoofdstuk 93: Roclus richt scherpe woorden tot de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Daarom waarschuw Ik jullie daar vroegtijdig voor! Sla daarom geen acht op degenen die rondtrekkend zullen roepen: 'Zie, hier of daar is de gezalfde van God, -dat is de waarheid!' Waarlijk, Ik zeg jullie allen: Die zo praten en schreeuwen, en zelfs wonderen zullen doen in Mijn naam, zijn niets anders dan puur valse profeten! Luister niet naar hen en keer hun de rug toe! En komen ze naar jullie toe, bedreig hen dan, en willen ze niet wijken, bedreig hen dan in Mijn naam, en doe in Mijn naam voor hun ogen een waar teken; maar onthoud je verder zoveel mogelijk van het doen van wonderen, wat wel het oog en het oor van domme mensen bekoort en boeit, maar hun hart op kosten van het wonder meestal tot een gevoelloze steen verhardt! De waarheid moet voor zichzelf spreken en getuigen, en behoeft geen verder teken meer .
Hoofdstuk 140: Verhulde waarheden en leugens. Valse profeten en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Stel je voor hoe dwaas het zou zijn van ieder van ons, als wij bijvoorbeeld met een blinde er over zouden willen twisten als hij op een voor hem onbekende weg over een steen zou struikelen, op de grond zou vallen en zichzelf zou verwonden. Ja, als hij kon zien, dan zou men inderdaad kunnen zeggen: 'Vriend, waarom heb je dan twee ogen in je hoofd?' Maar een blinde kan men een dergelijk verwijt niet maken; want hij heeft geen levenslicht, voor hem gaat geen zon op noch onder. En zo waren ook wij geestelijk blind en kon niemand ons ook hulp bieden en op het juiste pad brengen! Ook al zijn wij vaak gevallen op het pad dat we niet zagen, wie kan ons daarvoor ter verantwoording roepen, zodat we beschaamd staan?! Wisten wij dan wat wij nu weten? Van wie hadden we dat moeten vernemen? Maar nu we het weten, zullen we er ook naar handelen, zoals we tot nu toe altijd gehandeld hebben naar hetgeen we wisten.
Hoofdstuk 142: Roclus' voorstellen voor de hervorming van het instituut der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...