Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 11 van 131

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[20] De Heer laat dat toe opdat de mensen die daar te eniger tijd komen, zichzelf ervan kunnen overtuigen dat het precies zo is als ik jullie heb voorspeld. Maar die mensen zullen jullie uiteindelijk zelf, door middel van jullie nakomelingen, op moeten voeden. Want voor volken die op een lage trap van de geestelijke ontwikkeling staan, wekt de Heer nooit een eigen grote profeet op. Hij laat hen, dat wil zeggen de onontwikkelde volken, door de voornaamste volken van deze aarde, die eigenlijk alleen maar door de openbaringen het eerst zijn ontwikkeld, in zekere zin verder opvoeden, waarvoor de Heer Zijn zeer wijze redenen heeft.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Bij dit bevel van Julius om antwoord te geven, worden alle dertig bleek en beven van angst, want hoewel zij eigenlijk wel ernstig van plan waren om te breken met de tempel, waren zij er daarbij toch ook op bedacht om zich zo nodig voor de tempel schoon te kunnen wassen. Want de jonge Farizeeën verstonden buitengewoon goed de kunst om zich in geval van nood van alle schuld vrij te pleiten. Als hen het vuur na aan de schenen werd gelegd omdat ze bij de tempel hoorden, belasterden zij de tempel als geen ander. Kwamen zij echter weer in.de tempel terug en hield men hen voor, dat zij over en tegen de tempel uitgevaren waren, dan hadden zij direkt een aantal steekhoudende redenen bij de hand om aan te geven dat zij slechts voor de schijn tegen de tempel te keer waren gegaan.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Maar nu wij in die geweldige man, die wij eigenlijk heimelijk het meest vreesden omdat steeds de gedachte in ons opkwam dat hij w.el eens de heiland uit Nazareth kon zijn, een verdediger van onze verlegenheid hebben gevonden, kunnen wij ook goed spreken; want nu zijn wij niet meer bang en kunnen vrij en openlijk ons woord doen.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Dat wij voor de heiland uit Nazareth een gegronde vrees moeten hebben, vindt heel eenvoudig zijn oorzaak daarin, dat wij in feite hier staan als door de tempel uitgezonden, openlijke vervolgers, al waren Wij dat in onze harten eigenlijk nooit. Wij hebben voor de wereld ook al veel schijnmaatregelen tegen hem moeten treffen die zeker niet prettig Voor hem waren, ook al konden ze hem tot op heden zo direkt geen verdere schade toebrengen.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Daarop is de zorg van de mensen het meest gericht en zij hebben dan natuurlijk geen tijd meer om zich bezig te houden met datgene, waarmee zij zich eigenlijk bezig moesten houden omdat God hen slechts daarvoor op deze wereld heeft geplaatst.
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Want kijk, toen in Noach's tijd het water de aardbodem bedekte, die bewoond werd door een eigenlijk geheel verdorven mensheid, doodde de vloed alles in de verre omtrek behalve Noach en zijn kleine familie en de dieren die Noach in de ark kon opnemen, natuurlijk met uitzondering van de vissen in het water .
Hoofdstuk 13: Noach en de ark. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] IK zeg: "Mijn vriend, het heeft, hoewel zeer verborgen, een diepe betekenis! Salomo schreef het op zoals het hem door de geest werd gedicteerd maar zelf begreep hij er eigenlijk ook niet veel meer van dan jij nu. Want hij had wel de gave om wijs te spreken, maar hij had niet tevens de gave om het te begrijpen. Ook voor hem was veelonbegrijpelijk, want wat hij schreef waren woorden voor deze tijd, gevat in passende beelden.
Hoofdstuk 19: Het hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] De VIERDE en de VIJFDE zeggen: "Dat zijn wij helemaal met je eens! Geef ons maar een goede, snelle dood en dan eeuwig geen leven meer! O, hoe goed is het niet-zijn vergeleken bij een zijn zoals wij dat hebben meegemaakt! Dus, alleen maar ophouden met te bestaan! Maar wel helemaal ophouden! Want onze ervaring heeft ons het bestaan voor eeuwig onverdraaglijk gemaakt! Waarom moeten wij eigenlijk bestaan? Wij hebben tijdens ons niet-zijn vóór de geboorte toch nooit om het zijn kunnen vragen! Of kan een wijze schepper er ooit plezier in scheppen om zulke ontzettend ongelukkige wezens te zien rondwandelen onder zijn ongetwijfeld zalige almacht? Maar wat kunnen wij machteloze wormen?
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De jonge FARIZEEËR zegt, tesamen met alle anderen: "God in den hoge zij geloofd dat Hij de mens deze macht heeft gegeven, die slechts tot heil van de zwakke sterveling kan dienen! Er staat in de profeten dat God het volk Israël eens een Messias zal zenden. Nu wat is er op tegen, als wij hem als zodanig zouden aannemen? Een Messias kan volgens de profetieën weliswaar niet uit Galiléa geboortig en afkomstig zijn, maar dat is ook een profetische uitspraak die men eigenlijk, geestelijk gezien toch niet volledig begrijpt! Wij hebben nooit zo goed begrepen waarom er uit Galiléa geen profeet of ander groot man op zou kunnen staan, omdat de Galileeërs er toch niets aan kunnen doen dat zij Galileeërs zijn. Maar het staat nu eenmaal geschreven! Wie het geloven wil, die gelove het; wie het echter niet geloven wil, die late het Zo, -en tot de laatsten konden wij allen wel eens behoren, zodat het ons ook helemaal niet in verwarring brengt deze Heiland uit Nazareth als een Messias in de volle zin van het woord aan te nemen.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] JULIUS zegt: "Heel juist, maar men moet Mozes ook niet woordelijk, maar veeleer met het juiste begrip in zich opnemen. Dan zal men al gauw en zonder veel moeite ontdekken dat ik eigenlijk helemaal niet in tegenspraak ben met de strenge leer van Mozes, als ik nu de volgende grondregel opstel: De mens moet iedere uitspraak -vooropgesteld dat die van dezelfde goddelijke geest afkomstig is die met Mozes heeft gesproken -ook steeds als zodanig erkennen en buitengewoon vereren. Daarom bewezen de Egyptenaren, Grieken en wij Romeinen, hoewel thans in een soort blind bijgeloof wat te ver gaand, alle mensen en schepsels waarbij een bijzondere, ongewone kracht en werking werd ontdekt goddelijke verering.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] O Heer en gebieder, u kunt zich niet voorstellen hoe het mij vaak te moede was als ik op die manier de mensen iets als goed en waar moest voorhouden, dat naar mijn vaste overtuiging een grote leugen was. Ik had mijzelf vaak bijna van pure ergernis kunnen wurgen. Maar wat hielp dat? Als de os eenmaal het juk draagt, moet hij trekken -of het nu licht of zwaar gaat -anders vallen er klappen in overvloed! Tijdens mijn toespraken heb ik vaak bij mijzelf gedacht: 'Wie van ons is nu de beklagenswaardigste os, ik, de prediker, of degene voor wie ik preek?' En ik kon mij nooit aan de gedachte onttrekken, dat ik toch wel steeds de grootste en, eigenlijk noodgedwongen, de domste os was! Want mijn toehoorder kon, als hij een verstandig mens was, mij achteraf naar hartelust uitlachen en zich in gezelschap van zijn vrienden over mij vrolijk maken; maar ik mocht dat, in ieder geval in de tempel, op straffe van het vervloekte water niet doen.
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Want als Mijn wil je dwingt, ben je een gebonden slaaf, als je eigen wil je echter dwingt, ben je vrij; want je wil doet voortaan dat wat je verstand, het licht van de ogen van je ziel, slechts als waar en goed ziet! Maar met de wereld zou het anders zijn als zij gedwongen werd om Mijn wil op te volgen; zij zou vooraf niet beseffen wat alleen maar goed en waar is en haar manier van doen zou dan op dat van de dieren blijken en eigenlijk nog minder zijn dan dat. Want het dier staat op een dusdanige trap dat een dwang die in zijn aard is ingeprent, geen verdere morele schade kan veroorzaken aan zijn ziel, omdat de ziel van een dier nog lang niet toe is een vrije morele wet. Maar de ziel van de vrije mens zou door een innerlijke, mechanische dwang in haar wezen zeer grote schade lijden, omdat het onder het oordeel staande dierlijke geheel in tegenstelling tot haar vrije zedelijke natuur zou zijn.
Hoofdstuk 17: De vrijheid van de menselijke ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] CYRENIUS zegt: " Ja, nu begrijp ik ook dat en ik geloof nu de reden te zien waarom U, o Heer, de eenvoudige staat hebt gekozen om de mensen te leren over hun ware bestemming en hoe zij die kunnen bereiken. Opdat men daarnaast echter speciaal voor deze zaken een krachtiger geloof en een helderder inzicht en overtuiging krijgt, doet U ook nog dingen die U alleen mogelijk zijn, waardoor Uw woorden nog meer gewicht en een intensiever licht krijgen. En zo geschiedt alles wat U doet voor de ware levensheiliging van de mensen volgens vaste lijnen en Uw handelen en gedrag komt mij bijna voor, als had U het al van eeuwigheid her zo voorzien. Wat dit betreft kan ik Mij ook vergissen, maar dat geloof ik eigenlijk amper."
Hoofdstuk 17: De vrijheid van de menselijke ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] HEBRAM zegt, wat humeurig: "Dat zeker, maar dat versteld staan zal uiteindelijk waarschijnlijk wel zijn oorzaak vinden in het feit dat wij hetgeen de wijze erover zegt, net zo min zullen begrijpen als dit wonder zelf, zónder de verhelderende uitleg van een wijze! Want om de wijsheid te begrijpen, moet je zelf een soort wijze zijn. Al heb je nog zo'n gezond verstand, dan is dat op zich toch niet voldoende om de wijsheid tot in de kern te begrijpen. Je krijgt er wel enig idee van, maar niet veel meer. Het hooglied van Salomo, die een wijze was, staat zogezegd nog het dichtst bij het gezonde, menselijke verstand. Als je het leest denk je het ook te begrijpen. Ga je er naderhand goed over nadenken, dan kom je al gauw tot de vervelende overtuiging dat je eigenlijk toch niets hebt begrepen! Een voorbeeld zal je laten zien wat ik bedoel!"
Hoofdstuk 18: Over het op schrift stellen van Jezus woorden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Alle VIJF zeggen: " Jij schijnt een goede duivel te zijn; want anders zou je ons, die eigenlijk niet zo geaard zijn als jij, zeker niet zo'n uitstekende wijn en dat buitengewoon lekkere brood in zo'n hoeveelheid geven! Wij kunnen het je niet vergoeden, maar wij zijn je ook niet ondankbaar! Kijk, goede duivel, het schijnt dat wij met jou goed kunnen praten! Als er op deze aarde louter mensen woonden, dan zou het leven op deze aarde heus zo slecht niet zijn. Maar op iedere vijf mensen zijn er altijd duizend duivels en dan moet op de duur toch alles wel puur duivels worden! Dat geringe aantal mensen wordt door de duivels te veel en te sterk overheerst en het kan daardoor nooit vrij ademhalen!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...