Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

476 resultaten - Pagina 11 van 32

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] En dus kwam hij ons achterna toen wij langs de Eufraat liepen, waar aan de rechter oever -waaraan het dorp lag - ook een aantal zeldzame, heilzame kruiden groeiden. Wij kwamen na een uur lopen stroomafwaarts bij een klein vissersdorpje waar de inwoners merendeels van de visvangst leefden; want de bodem was steenachtig en zanderig zo hier en daar slechts spaarzaam met gras en andere kruiden begroeid, waarop nauwelijks een paar geiten voldoende voedsel vonden en daarom niet geschikt voor akkerbouw.
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Opdat echter de eenmaal geschapen mens als uit zichzelf vrij voort bestaat, zichzelf vormt en versterkt en vervolgens als uit eigen kracht vrij wordt in denken, willen en handelen, heeft God reeds van eeuwigheid een orde vastgesteld. Volgens deze orde moeten de eenmaal uit God naar buiten gebrachte ideeën zichzelf geleidelijk aan steeds meer van God afzonderen en uiteindelijk in zekere zin het gevoel krijgen dat ze los van God bestaan en volgens hun eigen mening een vrije wil krijgen en vrij handelen, opdat hun leven daardoor volkomen duurzaam wordt en zij dan door van buitenaf gegeven lessen van God als toekomstige goden geleid en als het ware op eigen grond en bodem tot levensvervolmaking gebracht kunnen worden.
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Maar Ik ontdek nu nog een heel speciale vraag bij Mijn nieuwe leerlingen, en die is:'Ja, als nu juist het vrijwel geheel ontbreken van geloof aan een ware God de eigenlijke basis moet zijn voor de rijpheid van de mensen ten opzichte van God, dan begrijpen wij niet waarom God ten tijde van Noach, toen het geloof in een waarachtige God bij de mensen ook totaal verdwenen was, niet naar hen is toegekomen zoals nu naar ons en hun op eigen grond en bodem een leer heeft gegeven waarmee ze in vrijheid het eeuwige leven konden verkrijgen! Waarom liet God toen liever de erge zondvloed komen om de mensheid die God vergeten had te verdelgen?'
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'O, zeer zeker; maar ook daarvoor is het hier niet de goede plaats, omdat deze mensen over onze Schrift weinig of zelfs niets weten. Bovendien doorgronden jullie zelf ook nog veel te weinig jullie -zeg maar -geest van gene zijde, en jullie zijn daar nog te weinig één mee geworden om inzicht te kunnen hebben in het visioen van de ziener Daniël, en het tot op de bodem te begrijpen. Want al zouden jullie desnoods de twee eerste dieren begrijpen, dan zouden jullie toch de twee laatste niet kunnen begrijpen omdat hun bestaan en hun daden weggelegd zijn voor toekomstige tijden. Hoe zou men nu aan jullie verstand, dat nog slechts natuurlijk is, iets duidelijk uit kunnen leggen wat nog niet op aarde is voorgekomen maar zich pas na vele eeuwen zal afspelen?!
Hoofdstuk 101: De Heer verklaart de geschiedenis van Daniël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Beste vrouwen, jullie hebben werkelijk heel veel verstand! Hier op deze plaats zal Ik niet spreken maar in het huis van Jored, waar jullie naartoe kunnen gaan als je dat wilt. Maar Ik zegje bij voorbaat dat het erg moeilijk zal zijn vóór jullie bij jezelf erkennen zullen dat alleen je vlees sterfelijk is, maar nietje ziel. Dat komt doordat jullie je reeds vanaf je jeugd gebaseerd hebben op de materie van het vlees en daarna niets meer konden zien, voelen~ waarnemen en ondervinden dan alleen maar datgene wat de meest grove materie je voor je lichamelijke ogen plaatste. -Maar nu niets meer daarover!'
Hoofdstuk 105: Het misnoegen van de Heer over de hoogmoedige, kritische vrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Mensen hebben hier op deze aarde, afhankelijk van de klimatologische bodem en wateromstandigheden, verschillende talenten en eigenschappen. De een is reuze sterk, de ander zwak als een vlieg. De een heeft een scherp verstand, en een ander is daarbij vergeleken dom als de nacht. De een heeft de scherpe blik van een arend en zijn naaste is blind. De een heeft, dank zij zijn grote scherpzinnigheid een ongelooflijk opmerkings - en combinatievermogen, dringt gemakkelijk door in alle diepten van de werking van de geheime natuurkrachten, en is weldra in staat deze op kleinere of grotere schaal na te bootsen, en andere mensen die deze eigenschappen niet hebben, verbazen zich over hem en zien hem haast voor een god aan. Weer anderen kunnen duizend jaar de altijd actieve en bezige natuur bestuderen zonder iets te vinden, en zij vinden ook niets uit, hoewel zij toch ook mensen zijn.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Wat wij van deze kracht en macht weten, weten wij tot op heden alleen maar uit de mond en uit de vrome fantasie van de mensen, en merendeels van diegenen die door hun bijzondere vaardigheden ook meer met de geheime krachten van de grote natuur vertrouwd waren en deze vaak ook in verbazingwekkende omvang tijdens hun leven aan zich dienstbaar konden maken. Dit soort mensen, dat weliswaar zeldzaam is, die wij in zekere zin halfgoden noemden, gebruikten hun natuurlijke gave dan ook gewoonlijk om de mensen in naam van een ofmeer goden onderricht en wetten te geven; en de lichtgelovige, blinde volkeren geloofden hen dan ook heilig en hielpen de wonderdoeners zelfs bij het maken van ondragelijk harde wetten voor henzelf en hun nakomelingen en sanctioneerden deze met de gruwelijkste straffen hier en aan gene zijde. Wanneer dan andere wijze mensen, die ook met heel veel buitengewone eigenschappen begaafd waren, het beste met de mensen voor hadden en de oude verroeste onzin op wilden ruimen, dan werden zij vaak al gauw beklagenswaardige offers van de oude, gruwelijke wetten. En dat is op deze aarde altijd al zo geweest en zal ook verder wel zo blijven, omdat de natuur en de temperatuur van onze aarde zo is dat op haar bodem het waarachtig goede nooit lang stand houdt, maar het slechte en kwade des te hardnekkiger en onveranderlijker blijft.
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] EEN PRIESTERES vertelde dat zij een maanzieke man gekend had die meestal 's nachts bij volle maan met gesloten ogen zijn kamer verliet, zijn handen naar de maan uitstrekte en dan met onfeilbare zekerheid even gemakkelijk tegen de steilste rotswanden naar boven ging alsof hij zich over een vlakke bodem voortbewoog. Alleen één ding moest de verbaasde toeschouwer daarbij in het oog houden, namelijk dat hij stil en rustig moest blijven, omdat een menselijk geluid de maanwandelaar het leven kon kosten.
Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Zo riep Ik de ziel van de mentor. En er ontstond een groot gedruis in de zaal, uit de bodem steeg rook op alsof daaronder brand was, en midden uit de rook kwam DE GEEST met een woedend gezicht te voorschijn en zei tegen de vrouwen: 'Waarom storen jullie, ongelovige vrouwen, mij in mijn rust waarin ik bezig ben met mijn vervolmaking, en in prettig gezelschap ben van geesten die net zo zijn als ik, en waar onderlinge ruzie en onenigheid ondenkbaar is?
Hoofdstuk 125: De geest van de mentor van de priestervrouwen verschijnt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Dat deed de joden van woede barsten. Zij hadden geen woorden meer om hun overgrote verontwaardiging uit te drukken. Toen bukten zij zich en raapten losse brokken steen op, waarvan er genoeg In de tempel lagen omdat men aan de bodem zelden tijd besteedde, en wilden die naar Mij gooien; maar Ik verborg Mij snel, werd volledig onzichtbaar en midden tussen hen door gaand verdween Ik uit de tempel. (Joh. 8,59) De leerlingen en Lazarus met de Romeinen kwamen Mij al gauw achterna, en wij gingen vervolgens snel weer onze Olijfberg op.
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Toen zei IK: 'Luister eens oude, bijgelovige visser, zolang die belletjes opstijgen in het water, is dat voor het vissen nooit een goed, maar altijd een slecht teken, omdat dat heel natuurlijk aangeeft, dat de vissen op de bodem liggen te rusten. Want om op de bodem te kunnen liggen moeten de luchtzakken die zich in hun lichaam bevinden zich instinctmatig van de lucht ontdoen, en dat geeft in een visrijk water altijd die bepaalde door jou opgemerkte belletjes. Pas als je deze belletjes niet meer ziet moet je je netten uitwerpen, dan zul je vis in overvloed vangen! Want als de vis geen lucht meer uit zijn luchtzak stoot, gebruikt hij die, omdat hij alleen daardoor aan de oppervlakte kan komen.
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen vroeg DE VISSERSBAAS Mij: 'Beste man, wat kunnen we nu tegen deze gevederde visdieven doen, om te zorgen dat zij ons in de visvijvers geen schade berokkenen? Want kijk, ook al kunnen deze dieren niet een van deze grote vissen uit het water tillen, dan verwonden zij de vissen toch met hun lange, spitse snavels als zij pijlsnel op hen neerduiken. De vissen worden daardoor ziek en zijn dan niet meer zo geschikt voor menselijk gebruik, of zij sterven na een grotere verwonding en worden door deze vogels, wanneer ze dood op het wateroppervlak drijven, dermate uit elkaar getrokken dat ze daarna naar de bodem zinken en het water in de visvijver verpesten, wat dan ook nadelig is voor de gezonde vissen. U zult daar zeker wel een middel tegen kennen! Wilt u zo goed zijn om mij dat te vertellen!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Daar heb jij ook gelijk in, maar juist daarom kan iemand die met weinig licht begaafd is maar beter thuis blijven, waar hij de bodem waarop hij staat ook 's nachts kent en zijn stappen met zekerheid weet te zetten. In eigen huis zal ieder het best weten hoe hij moet lopen om geen misstap te doen; maar in een groot vreemd huis, waarvan hij niet weet hoe het er van binnen uitziet, zal hij met zijn zwakke lamplicht moeilijk de weg vinden. Wie God de Heer dus minder licht gegeven heeft, heeft Hij als kinderen ook zeker lief, omdat Hij daardoor hun opgave van de aardse levensproef zo licht mogelijk heeft gemaakt, terwijl Hij de weg van de grote geesten met zeer veel doornen bezaaid heeft, zodat het bewandelen daarvan helemaal niet zo gemakkelijk is. Daarom, kleine joodse geesten, vat moed en ga weer naar je land! Daar zullen jullie werk in overvloed vinden dat past bij jullie licht; maar hier valt voor jullie niets te verdienen.'
Hoofdstuk 139: De sjacherjoden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Kijk, het zijn zielen van mensen van deze aarde, die tijdens hun lichamelijke leven bovenmatig toegegeven hebben. aan een ontzettende liefde voor de wereld en voor zichzelf. Deze zielen, die in feite merendeels stoffelijk zijn ingesteld, krijgen op de maan uit zichzelf een soort halfstoffelijk lichaam, waardoor zij ook nog de kwade stoffelijke indrukken, zoals kou, hitte, alsook het licht van de zon en de weerschijn van deze aarde en de andere planeten waarnemen; maar zij kunnen hun hebzucht niet meer niet iets aards stillen. Zij zien de aarde erg goed, en weten ook hoe goed zij eens op haar bodem geleefd hebben, waar zij veel goederen en aanzien bezaten en veel mensen hen dienden; nu zijn zij alleen aan zichzelf overgelaten en naakt, en hebben behalve de heel dunne lucht totaal geen voedsel, zelfs geen water en al helemaal geen wijn. De bodem van hun aarde is een soort puimsteen, en er groeit zelfs geen mos.
Hoofdstuk 157: Het zien van de maan door het geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] IK zei: 'Meteoren hebben tweeërlei oorsprong. Het kan uitgeworpen materiaal van de zon zijn; want de zon is een duizendmaal duizend maal grotere aarde dan deze waarop wij staan. Aan haar oppervlakte vinden dan ook zo nu en dan verhoudingsgewijs grotere en heftiger uitbarstingen plaats dan op deze aarde. Bij zulke uitbarstingen worden altijd een groot aantal grotere en kleinere, hardere en vaak ook zachtere massa's met een voor jou volledig onbegrijpelijke kracht in het wijde heelal naar buiten geslingerd, en daarvan komen er ook steeds een aantal in de buurt van deze aarde. En zodra zij enigszins binnen de sfeer van de lucht van deze aarde komen, beginnen zij te gloeien en worden als vallende sterren zichtbaar. En dringen zij te diep door in de dichtere luchtmassa van de aarde, dan worden zij in hun snelheid afgeremd en door hun zwaarte door deze aarde aangetrokken, en dan vallen zij ook heel natuurlijk op de bodem van deze aarde, hetzij op het droge of in het water, dat op deze aarde aanmerkelijk meer ruimte beslaat.
Hoofdstuk 166: Wat meteoren en kometen eigenlijk zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...