Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 11 van 2406

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[22] Ziet hij bij een egoïstische handeling glimlachende gezichten, dan denkt hij dat men zijn op een grap lijkende schurkenstreek leuk vindt en dan gaat hij nog intensiever door met zijn gemene streken. Als hij echter, zoals Ik hiervoor al opmerkte, bij zijn streken, en reeds bij de eerste aanzet daartoe, met een zekere ernst van alle kanten wordt aangezien, dan laat hij zijn slechte voornemen varen en wacht er mee tot een mogelijke, andere keer. Want op algehele verbetering hoef je bij een vrek niet zo gauw te hopen! Maar toch is het goed hem zo vaak mogelijk te hinderen bij de uitvoering van de een of andere zelfzuchtige onderneming. Hij verliest daardoor steeds meer de euvele moed vanwege de steeds optredende mislukkingen en laat het kwade na, wel niet uit afschuw daarvoor, maar dan toch uit ergernis.
Hoofdstuk 169: Ernst is beter dan lachen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] CYRENIUS zegt tegen Mij: "Heer en Meester, werkelijk, zulke vrijgevig gezinde en prettige mensen ben ik nog nooit tegen gekomen. Deze mensen moet ik bescherming geven tegen de inmenging van de afgodenpriesters, -het koste wat het wil! De Perzische koning is ook maar een vazal van Rome en staat ónder mij. O, aan de praktijken van die slechte booswichten moet snel een eind gemaakt worden! Ook U, o Heer, zou deze brave mensen een bijzondere gunst moeten verlenen, want ik geloof dat zij die absoluut waard zijn!"
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Slechts God alleen is alwetend -en een mens alleen maar dan, als hij door Gods geest geroepen wordt aan andere mensen dingen te openbaren die de vermogens van een normaal mens nooit zouden kunnen ontdekken. Zo'n door God bezield mens komt echter maar zelden in deze slechte, zelfzuchtige wereld - en bij de duistere heidenen, die vol heers en zelfzucht zijn, al helemaal nooit.
Hoofdstuk 198: Schabbi blijft achterdochtig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Het nut van de algemene, zuiver geestelijke profeten is echter tot op heden nog erg onzeker. Zij laakten wel ingeburgerde gebreken van het volk en tuchtigden de slechte, moedwillige boosdoeners. Meestal verkondigden zij op zeer bedekte wijze God en Zijn leiding, Zijn wil en Zijn plannen. De mensen begrepen echter niet wat zij werkelijk bedoelden en deden daarom toch, wat zij wilden volgens hun wereldse lusten en lieten God en Zijn verheven profeten voor wat ze waren.
Hoofdstuk 204: Indirecte en directe openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Maar nu nog iets anders! Jullie zullen weer naar Perzië gaan. Zodra jullie daar binnenkort weer zijn, vertellen jullie waarheidsgetrouw zonder toevoegingen, wat je hier hebt gevonden en wat jullie tot heil van alle mensen der aarde allemaal is overkomen! Op die wijze worden jullie ook arbeiders in Mijn wijnberg. Verkondig het ook aan jullie koning, opdat hij weet, wat hij te doen heeft! Hij moet het zwarte heidendom afzweren en nooit meer luisteren naar de bedrieglijke woorden van de magiërs, die zich priesters van God noemen maar eigenlijk dienaars en knechten van de hel zijn. Ook moet hij de slechte apostelen van Jeruzalem, die over landen en zeeën trekken om van heidenen Joden te maken uit het land verdrijven: Als zij van een heiden een Jood gemaakt hebben, is hij nog veel erger in dienst van de hel getreden dan hij voorheen als heiden was. Naast zulke bekeringen verspreiden de slechte apostelen uit Jeruzalem ook kwade geruchten van andere aard, zoals jullie er één aan ons hebben verteld die betrekking had op de wreedheden van de Romeinen waardoor jullie je, uit vrees voor de Romeinen, tegenover Mij zo 'ontzettend voorzichtig hebben gedragen!
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar dat voorschrift is ook een echte kameel waarop de Farizeeën al heel veel valse en slechte waren als echte de tempel hebben binnengesmokkeld, die het volk tegen de hoge prijs van zijn morele vrijheid voor volkomen echt moet kopen. Dat is een kwalijke zaak. Mij lijkt zo'n voorschrift, dat slechts aan bepaalde mensen een exclusief voorrecht geeft, een duivels gat waardoor de satan altijd binnen kan komen in het heiligdom. Deze bevoorrechte heiligen overschatten zichzelf, worden eerst in zekere zin op een vrome wijze trots en met een heilig geurend profetenaureool omgeven, maar later worden zij dan in volle ernst heerszuchtig en tiranniek, hoogmoedig en mateloos trots, - maar zitten nog steeds op de zetels van Mozes en Aäron! Ik vind echter broeder, - weet je, zo onder vier ogen! -dat dan de satan maar beter zelf meteen deze heilige zetels in beslag zou kunnen nemen! En door zulke ware plaatsvervangers van de satan op de zetels van Mozes en Aäron zijn heel kwade, menselijke voorschriften in de plaats gekomen van de goddelijke en wij moesten ze slikken, omdat het kameelachtige 'hellegat' voorschrift beveelt te luisteren naar hen, die op de heilige zetels zitten en te doen, wat zij bevelen.
Hoofdstuk 212: Het vierde gebod volgens de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Maar herinner je eens, hoe vaak Ik deze valse afstammelingen van Mozes en Aäron door de mond van geheiligde profeten heel ernstig heb laten vermanen en hoe vaak Ik hen met de strengste roede heb getuchtigd! Wat heeft dat echter voor nut gehad? Het ging een poosje weer beter, maar daarna al gauw weer nog slechter dan vroeger, tot het nu zo slecht is geworden dat het wel nooit meer slechter kan worden. Zij hebben de maat van alle slechtheid vol gemaakt, nog slechts een paar druppels en dan zal het overlopen en allen, als een zondvloed van Noach, de ondergang brengen. Daar kun je volledig van verzekerd zijn!
Hoofdstuk 213: De Heer legt het voorschrift van de Farizeeën uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Onder de vijftig Farizeeën, met aan het hoofd de overste Stahar en de ons reeds bekende spreker Floran, was verschil van mening ontstaan. Deze nog half in de oude leer vastzittende volgelingen hadden in een tent van Ouran tijdens de storm nog allerlei twijfels uitgebroed, en de manier waarop nu de lijken werden neergelegd, bevestigde veel van hun twijfelachtige opvattingen over Mij en Mijn daden. Het verschil van mening dat zij hadden, ontstond omdat het merendeel heel nadrukkelijk aannam' dat Ik een buitengewone profeet was, een soort Elia, -terwijl een minder verlicht deel meende dat Ik ondanks alle kennis van de Schrift slechts een leerling was uit de catacomben van Egypte en in de tempel te Karnak de wijsheid en de echte magie had geleerd. Dat zou ook de reden zijn van Mijn warme onthaal bij de Romeinen, want bij de Romeinen hadden de echte magiërs meer aanzien dan hun goden, omdat de Romeinen zulke magiërs voor vingers van de god Zeus aanzagen, die op die manier onder de mensen werkte en veel op had met de hoge heren! De Romeinen waren echter zeer verstandige mensen en wisten dat de Joden pas te vertrouwen waren als zij met ziel, bloed, huid en haar, Romeinen werden. Dat kon het gemakkelijkst bereikt worden als men door zo'n aartsmagiër uit de school van Karnak de Joden bewerkte, daar zij ervoor bekend stonden dat zij het meest verslaafd waren aan wonderen. Dat moest echter wel zó gebeuren dat de Joden daarin ook hun Mozes en hun profeten terugvonden, en dat gebeurde nu zichtbaar met het beste resultaat ter wereld. Want voor wie zich niet liet bekeren door woorden en wonderen, waren altijd enige cohorten Romeinse soldaten volledig paraat om hen door de schrik te bekeren. Daarom werd er ook bij iedere gelegenheid zo fel mogelijk tegen de tempel te Jeruzalem te keer gegaan. Alle mogelijke moeite werd gedaan om de slechte dingen naar voren te brengen, terwijl men aan de goede dingen achteloos voorbij ging en daar ook met geen enkel woord over sprak, hoewel toch bekend was hoeveel goeds de tempel steeds verrichtte!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Je kunt je volkomen op die stem verlaten, zij zal je nooit of te nimmer bedriegen! Dat is alleen maar mogelijk als iemand dit orgaan zo zou laten afstompen dat het tenslotte, omdat het te stoffelijk was geworden, onze aanraking helemaal niet meer zou waarnemen, maar dan zou het geestelijke deel van de mens zonder meer zo goed als geheel verloren zijn! Maar dat zal bij jóu zeker nooit het geval zijn, omdat jij in de genade en liefde van de Heer al een té grote voorsprong behaald hebt en de Heer je tesamen met je gezellen geheel nieuw heeft gevormd en voorbereid. Je ziel is nog wel de oude, waarin de liefde van de Heer als Zijn geest heel krachtig is gaan heersen, maar je oude slechte vlees is door de Heer veranderd, opdat het je ziel niet zal belasten.
Hoofdstuk 232: Het geweten en de invloed van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Als men veel kennis. heeft, geeft dat het menselijk hart nog geen gevoel, en ook met altijd de juiste wil en ondervinding kan ons zowel in het slechte als in het goede, kennis verschaffen, maar alleen een juist gevoel brengt alles tot leven en ordent alles en geeft rust en zaligheid. Daarom moet reeds in de beginfase van de vorming van de mens tot een waar mens, vóór alles op zijn hart gelet worden!
Hoofdstuk 242: Echt geestelijk leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Ook moeten wij alleen daar, waar het echt nodig is, geheel rechte lijnen gebruiken, zoals ook de grote Geest zich alleen dáár van een geheel rechte lijn bedient, waar het onvermijdelijk is! Overal elders zien wij rondingen en daarom is het noodzakelijk, als wij de grote Geest in alles na willen volgen, en volmaakt willen zijn, om ook deze maat en deze vorm zo strikt mogelijk in acht te nemen.
Hoofdstuk 245: Op Venus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Hoe snel zou hoogmoed en verderfelijke minachting van de ene mens ten opzichte van de andere binnen sluipen, en armoede, ellende en behoeftigheid. Slechts door in alles de symmetrie zeer streng te handhaven, wordt dat slechte steeds op afstand gehouden en op die wijze leven we allen gelukkig, omdat niemand zich kan verbeelden beter te zijn dan zijn naaste.
Hoofdstuk 245: Op Venus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] En zo zijn er nog meer van dergelijke ongelijkheden in de symmetrie van de ordeningen van de grote Geest. Zij dienen echter slechts om ons te leren dat er ook naast de grootste orde, wanorde is, die niet gezegend is omdat deze is toegelaten, maar alleen opdat wij daardoor het slechte gemakkelijker herkennen. Laat niemand met een gescheurd gewaad rondlopen, maar direkt het gat met een passende lap verstellen, als hij zich geen nieuw gewaad kan maken!
Hoofdstuk 245: Op Venus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] CYRENIUS zegt, terwijl hij zich tot Zinka wendt: "Vriend, ik wil niet dat mijn oordeel zo uitgelegd wordt, als zou ik de dienaren en knechten van een tiran ook dan willen laten straffen wanneer zij het in hun hart in de verste verte niet met hem eens zijn. Dat gebeurt alleen als zij het wel met hem eens zouden zijn en onverzettelijk en in zekere zin reeds zelfstandig het slechte voornemen van hun heerszuchtige tiran zouden voltrekken! Maar mensen zoals jullie, die het onmenselijke van hun onmenselijke heerser maar al te goed inzien en het in hun hart diep verafschuwen, zal ik steeds naar recht en billijkheid weten te behandelen!
Hoofdstuk 11: Het vriendelijke antwoord van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Als dienaar moest ik wel gehoorzamen, hoewel ik maar al te zeer besefte dat Johannes met deze hulp slecht gebaat was. Vanaf dat ogenblik kwam Herodias bijna dagelijks in het huis van Herodes en zij verstond het als geen tweede zijn genegenheid voor haar aan te wakkeren. Dat kwam al gauw de slechte tempelpriesters ter ore en zij trachtten de vrouwen voortdurend om te praten. Zij beloofden hun veel goud als zij Herodes bij gelegenheid zover wisten te krijgen dat.hij Johannes, die zoveel volk van de tempel had afgetroggeld, het levenslicht uit zou laten blazen. De oude zwoer bij de tempel dat zij hiervoor zou zorgen en niet zou rusten aleer de waterprofeet gevallen zou zijn! Het lukte de jonge vrouw nu ook steeds Herodes te beletten Johannes te bezoeken en opnieuw raad bij hem te halen. Ik als dienaar durfde Herodes ook niet aan de woorden van Johannes te herinneren omdat ik maar al te goed wist wat voor tiran hij is als zijn hart door hartstocht gegrepen wordt.
Hoofdstuk 13: De moordaanslag op Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...