Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3718 resultaten - Pagina 11 van 248

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] Daar de wassende maan deze avond al wat licht gaf, zag de BEWAKER maar al te gauw het dochtertje van Jaïrus, dat in het lange witte gewaad opgewekt naast Mij liep. Helemaal ontsteld vroeg hij aan Jaïrus: "Wat is dat nu.?! Wat zie ik?! Is dat Sarah niet, uw overleden dochtertje?! Was ze dit keer dan ook schijndood?"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Wie heeft er ooit een lettergreep begrepen van wat een magiër bij zijn optreden zegt? Wat zij zeggen is zo duister als de nacht. De woorden van de profeten geven zo hier en daar wel enig licht, maar niemand kan bij dat zwakke schemerlicht dertig passen voor zich uit zien. Hier echter straalt de zon op het midden van de dag! Wat Hij zegt is de diepste goddelijke wijsheid, -maar daarbij helder en begrijpelijk voor bijna elk menselijk verstand; en wat Hij wil, gebeurt ogenblikkelijk!
Hoofdstuk 15: Philopolds getuigenis over de godheid van Jezus.(17.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Faustus zegt: "Beste, zeer wijze Heer, Meester en Vriend! Werkelijk, Uw woorden klonken wel heel wijs, maar de juiste betekenis ervan is mij ditmaal ontgaan! Hoe nu op een bepaalde manier hemel en hel op één plaats bij elkaar kunnen liggen, zodat blijkbaar het ene het andere zou moeten doordringen, dat is voor mij als nog erg materialistisch denkend mens een onmogelijke zaak! Maar hoe tenslotte uit mijn hart een oneindig gelukkige of ongelukkige oneindigheid moet voortkomen, is me nog onbegrijpelijker dan al het andere! Daarom moet ik U wel vragen, of U mij daarover nog een begrijpelijker uitleg wilt geven, want anders ga ik, ondanks al het licht op de helderste geestesmiddag, blind hiervandaan naar huis!"
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Toen kwam JAÏRUS naar Mij toe en zei: "Heer, aan mijn dank zal nooit een einde komen! Aleer ik mij ooit weer tegen U laat gebruiken, zal ik mijn betrekking neerleggen en een enthousiast volgeling van Uw heilige leer zijn; en Philopold zal mijn leven lang mijn vriend blijven; want juist aan hem heb ik het ware licht over U te danken. Hij is wel een Griek, maar hij is in onze Schrift bekwamer dan ik en al de schriftgeleerden van geheel Judéa, Galiléa, Samaria en Palestina! Kortom, ik weet nu precies wie U bent, en het is inderdaad zoals ik het mij al vaak in het geheim heb gedacht. Maar ik moet nu naar Kapérnaum, waar zaken op mij wachten. Mijn vrouwen dochter Sarah beveel ik echter voor zolang U dat schikt in Uw hoede aan! Want beter dan bij U zouden ze in de hemel ook niet bewaard zijn! Als ik mij echter "s avonds vrij kan maken, dan zal ik wellicht met Faustus en Cornelius, misschien ook met de oude Cyrenius, die mogelijkerwijze vandaag naar Kapérnaum zal komen, hierheen komen! En ik beveel mij nu in Uw liefde, geduld en genade aan." -Vervolgens neemt hij afscheid van zijn vrouwen de lieve Sarah, laat zijn snellopende muilezels brengen, bestijgt de sterkste en rijdt met grote snelheid weg.
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Het is wat moois, dat de heidenen nu het volk gerechtigheid moeten verschaffen en voor haar weduwen en wezen moeten zorgen! Maar daarom is het ook waar wat de profeet zegt: 'Ik zal Mij troosten door middel van de vijanden, de heidenen, en zal Mij door hen wreken!' Waar is uw macht gebleven en uw kracht naartoe gegaan? Een klein aantal heidenen beheerst het eens zo machtige volk van God! Foei, wat een eeuwige smaad en schande! De kinderen van de slang zijn wijzer en rechtschapener dan u, kinderen van het licht.
Hoofdstuk 17: De Heer legt een tekst van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Toen kwam er een stralende engel en vroeg mij hem te volgen. En ik volgde hem. Snel stonden wij op een zeer duistere plaats; het was nauwelijks zo licht als in een bewolkte nacht. Heel in de verte gloeide het, en de engel zei tegen mij: 'Kijk daar! Dat is de poel waar diegenen Wonen waar je naar vroeg!' En ik keek, zag niets dan duivels en zei tegen de engel: 'Bode des Heren! Ik zie alleen maar duivels en verder niemand! Waar zijn dan degenen, waar ik naar heb gevraagd?' Toen antwoordde de engel: 'Die je ziet, die zijn het!'
Hoofdstuk 20: Sarah 's belevenissen in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik geef de bewijzen echter niet door de wonderen die Ik doe, maar door het licht van het woord zelf en zeg: Pas wie geheel volgens Mijn Woord zal leven, die zal pas de levende overtuiging in zichzelf doen groeien, dat Mijn woorden geen lege mensenwoorden zijn, maar woorden van God!
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Voorwaar, wie dit hier uitgesproken bewijs niet in zijn hart ten deel zal vallen, die zal weinig of niets aan alle andere bewijzen hebben! Want Mijn woorden zijn op zichzelf licht, waarheid en leven.
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: " Als jullie niet in staat zijn om zaken te begrijpen, die zo helder zijn als glas, hoe zullen jullie dan nog belangrijker dingen kunnen begrijpen? Als je het aardse niet begrijpt, hoe zul je dan het hemelse in je kunnen opnemen? -Wat en wie is de Vader dan? Kijk en luister: De eeuwige liefde in God is de Vader! -Wat en wie is de Zoon dan? Wat uit het vuur van de liefde voortkomt, het licht, de wijsheid in God! Zoals echter liefde en wijsheid één zijn, zo zijn ook Vader en Zoon één!
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Wie van jullie heeft niet wat liefde en wat daarbij behorend verstand? Bestaat hij daarom echter uit twee wezens? Of moet hij 's nachts in één kamer op alle plaatsen licht aansteken om iets te zien, als er al een lamp brandt met een heldere vlam, die ook vuur is? Geeft één heldere vlam in diezelfde kamer dan niet genoeg licht voor de gehele kamer? Komt het licht niet van de vlam af, die vuur is? En omdat het van de vlam afkomt, is het daarom iets anders dan de lichtende vlam zelf? - O, jullie blinden! Zulke heel natuurlijke zaken kunnen jullie niet als één geheel zien, - hoe willen jullie later het hemelse begrijpen?
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] "'Maak u niet kwaad over de bozen, wees niet jaloers op de boosdoeners; want zij worden als het gras weldra afgemaaid en zij zullen als het groene kruid verwelken. Hoop op de Heer en doe het goede; blijf in het land en leef eerlijk! Verheug u in de Heer; Hij zal u geven wat uw hart begeert: Beveel uw wegen in Gods ontferming aan en hoop op Hem! Hij zal alles goed maken en zal uw gerechtigheid voor de dag brengen als een licht, en uw recht als de middagzon.
Hoofdstuk 35: Roban's wijze raad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Wie slechts uit pure nieuwsgierigheid in den vreemde gaat om zich daar beter te vermaken en te verstrooien, die zal voor de ontwikkeling van zijn hart weinig verwerven; maar Iaat hij, die in den vreemde gaat om de mensen daar van nut te zijn en hen een nieuw licht te brengen, rondtrekken en werkzaam zijn, en de reis zal hem veel winst opleveren!
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Om voor zulke vrij gelaten wilsdeeltjes, die 'mensen' heten, het zichzelf herkennen te vergemakkelijken, heeft de Schepper door alle tijden heen openbaringen, wetten en leringen vanuit de hemelen aan de mensen gegeven, en is nu zelfs lichamelijk Zelf naar de aarde gekomen, om de mensen te helpen bij het werk der zelfherkenning, en hen voor de toekomst meer licht te geven, opdat het hen minder moeite zou kosten dan tot nog toe.
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Weer een ander zei, dat het voor de avond niet veel zou worden, want de zon scheen te fel aan de onbewolkte hemel, en omdat ze het helle licht niet verdroegen, verscholen de vissen zich in de diepte.
Hoofdstuk 43: Grote en kleine vissen. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Dat dit zo is kun je al op eenvoudige wijze constateren bij de heel natuurlijke samenhang tussen het aardse vuur en het licht daarvan. Het licht dat de vlam afgeeft kun je wel verdragen, maar kun je daarom ook de vlam zelf, die het licht afstraalt, verdragen?
Hoofdstuk 45: Engelenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...