Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1361 resultaten - Pagina 11 van 91

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Johannes heeft mij reeds in zijn hart gezegd dat zijn wijsheid hier te kort schiet en de andere leerlingen peinzen en peinzen nu wat dat mag betekenen, maar Ik laat hen nog een klein poosje nadenken, opdat zij zichzelf beter leren kennen. Als zij wat dieper in zichzelf hebben gegraven, zal Ik hen wel weer vooruit helpen. Maar hij zal hun nog wel zoveel moeite bezorgen dat zij zich allemaal geweldig achter de oren zullen beginnen te krabben! Daarna zullen zij weer een stap verder kunnen doen. - Nu zal Ik echter Johannes' tong weer losmaken, en dan zal hij opnieuw gaan spreken. Let daarom nu maar goed op.
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Als de waarheidsliefde bij de mensen door de drang naar het wereldse genot voor altijd is overwonnen en onderdrukt, zodat daardoor ook een soort eenheid in de duisternis van de innerlijke mens is ingetreden, dan is de mens geestelijk gestorven en zodoende een in zich zelf verdoemde. Hij kan eeuwig geen licht meer krijgen behalve door het vuur van zijn grove materie wanneer die door de druk van de begeerten ontvlamd is. Maar de materie van de ziel is veel vasthoudender dan die van het lichaam en er is een heel krachtig vuur voor nodig om alle materie van de ziel te verteren en te vernietigen.
Hoofdstuk 73: De zucht naar kennis en de zucht naar genot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ik zeg je: In iedere dauwdruppel, hoe helder die ook trilt aan de punt van een grasspriet, zie ik als in een zee reeds myriaden wezens die in alle richtingen rondzwermen! Het water van de druppel is slechts een eerste en algemene omhulling van een gedachte van God. Daaruit halen de daarin gevangen geestjes hun afzonderlijke omhulling en dan bestaan zij al meteen in een wat meer bepaalde vorm, die al sterk afwijkt van de algemene uiterlijke vorm. Daardoor verdwijnt de druppel als waterparel, en de vormen die zich daarin nieuw gevormd hebben tot larfjes die reeds leven bezitten, kruipen dan over de planten of andere dingen, waaraan de waterdruppel zich heeft gevormd. Daar gaan deze larfjes, doordat zij zich verenigen, weldra over in een andere vorm, en honderdduizenden vormen er één. Een nieuw omhulsel wordt om de nieuwe vorm gevormd, daarin worden de vele kleine vormen door de invloed van licht en warmte tot een doelmatig organisme van de nieuwe en grotere vorm getransformeerd. Het zo ontstane nieuwe wezen begint zich daarna opnieuw voor te bereiden voor een volgende overgang naar een meer volmaakte vorm, waarin het weer actie gaat ondernemen voor een nog hogere en nog meer volmaakte vorm. En zo is de bezigheid van ieder wezen dat reeds in een bepaalde vorm is opgenomen, kennelijk niets anders dan een goede voorbereiding voor een hogere en meer volmaakte vorm om het zieleleven steeds meer te stabiliseren en uiteindelijk in de menselijke vorm van het zuiver geestelijke leven over te doen gaan.
Hoofdstuk 57: De ontwikkelingsgang van de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Na deze woorden van Cyrenius boog Zorel zich zo diep mogelijk voor ons en ging daarna meteen weer naar Johannes, die hem opnieuw vriendelijk ontving en hem vroeg, hoe het nu met hem gegaan was.
Hoofdstuk 76: Het geheim van het innerlijke geestesleven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] In iedere ziel bevindt zich steeds een gevoel van eigenwaarde en eerzucht dat bij de minste gelegenheid en aanleiding maar al te gauw ontvlamt tot een alles vernietigende, onbeheerste toorn, die niet eerder te doven of volledig te blussen is voordat hij de slachtoffers die hem beledigd hebben, verteerd heeft. Door deze vreselijke drift wordt de ziel echter zo ontwricht en vol materie dat zij nog veel ongeschikter wordt voor een innerlijke, geestelijke vervolmaking, dan het gloeiende zand van de grote Afrikaanse woestijn geschikt is voor het stillen van de dorst!
Hoofdstuk 82: Deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Hier gebeuren opnieuw zulke wonderlijke zaken die onze latere nakomelingen moeilijk zullen geloven, -en toch zijn ze voor onze ogen en oren waar omdat wij ze zien en horen! Er gebeurt nu zoveel goddelijk wonderbaarlijks dat men uiteindelijk wel alles moet geloven wat er ook maar in de Schriften en boeken van de Joden aan wonderbaarlijks wordt verteld. Want als je hier gewoonweg met wonderen overladen wordt, waarom dan niet ook in die oude tijden, -en zo kan onze grote eter heel goed enige honderdenjaren geleden een vrome, Jonge Tobias als gids hebben gediend! Wat mij betreft geloof ik dat alles nu rotsvast en ik ben van mening dat jij daar ook geen moeite mee zult hebben!"
Hoofdstuk 87: Cornelius en Zorel spreken samen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Maar als, zoals in dit buitengewone geval, op diezelfde wonderbaarlijk geschapen wereld de Schepper van die wereld komt, dan moet de bevolking zich beslist opnieuw buitengewoon gaan verbazen zodra de oude Almachtige voor hun ogen dingen gaat doen die zeker alleen Hem en verder zonder Zijn wil niemand in de gehele oneindigheid mogelijk kunnen zijn. ..
Hoofdstuk 87: Cornelius en Zorel spreken samen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Volgens zijn berekening zou een orkaan deze afstand in drie dagen en een pijl deze reis in een halve dag kunnen afleggen. - Welke snelheid moet de jongen dan gehad hebben om een zeker driemaal zo lange afstand in een paar ogenblikken af te leggen! Als de jongen een geest is, -hoe kon hij dan iets stoffelijks dragen en hoe was het mogelijk om materie, zelfs van de hardste soort, te beschermen tegen de vernietigende weerstand van de lucht?! Volgens de natuurwetten kan dat niet! Daar komt dan het licht, dat totaal geen warmte geeft en waarvan de intensiteit op zonlicht lijkt, nog bij; dat bestaat ook niet! Dat is nog nooit door iemand ontdekt behalve bij rottend hout, waarvan het licht echter eigenlijk maar zo'n mat schijnsel is dat het in de nacht, ook bij de grootste intensiteit maar nauwelijks het lichten van de glimwormen evenaart!
Hoofdstuk 89: De lichtgevende steen van de Nijlbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[22] Deze stenen worden echter in de zon niet als zodanig al in de natuur aangetroffen, maar zij worden daarvoor door de vaardigheid en de handen van de daar wonende mensen geprepareerd. Ze worden merendeels reeds in de ronde vorm gevonden in de omgeving van grote wateren en ze ontstaan altijd bij uitbarstingen. Onder grote hitte gesmolten elementen van mineralen worden daarbij tot.ver in de met ether gevulde ruimte naar buiten gedreven, waar zij in de vrije ruimte steeds de ronde druppelvorm aannemen volgens de wet van de middelpuntzoekende kracht, die voor alle materie geldt.
Hoofdstuk 89: De lichtgevende steen van de Nijlbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Het water moet, weliswaar als een element dat nog zeer ondergeschikt is maar reeds boven ether en lucht staat, nu al een zeer veelzijdige, dienende functie gaan vervullen voor de hoger staande processen ter concentratie van het leven. Het moet vooreerst het leven dat vrijwel of geheel in de grove materie tot steen is verhard, week maken en voor opname en doorzending in zichzelf, dat wil zeggen in het waterelement, opnemen; dat is het eerste dienen.
Hoofdstuk 94: De ontwikkeling van het ziele-leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (De Heer:) "Wel zal de aarde opnieuw bebouwd worden, wel zal het zuiverste zaad in de verse voren gestrooid worden, en wachters zullen de akker bewaken, - maar toch zie Ik reeds veel onkruid tussen de nieuwe tarwe! Hoe komt dat tussen de tarwe?
Hoofdstuk 101: Het onkruid tussen de tarwe. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wat zal de heer hun dan antwoorden? Ik zeg jullie, dat hij het volgende zal zeggen: 'Omdat jullie niet wakker zijn gebleven gedurende de nacht, die voor leder mens een levensproef is, was het voor de vorst der duisternis immers heel gemakkelijk om zijn onkruid tussen mijn tarwe te zaaien! Maar laat beide nu groeien tot aan de tijd van de nieuwe oogst; dan zullen wij tegen de maaiers zeggen: 'Verzamel eerst de tarwe en breng die in mijn schuren, en verzamel daarna ook het onkruid en bind het in bossen en maak een vuur en verbrand alle onkruidbossen opdat het zaad daarvan niet opnieuw in de grond komt en deze verontreinigt' .
Hoofdstuk 101: Het onkruid tussen de tarwe. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Mozes heeft weliswaar voor de toenmalige tijd een wet aan het Israëlitische volk gegeven voor de gehele huishouding en voor alle behoeften en noden van de mensheid; maar die heeft men al helemaal vervormd en ook als hij niet vervormd was zou hij niet meer bij Mijn leer passen. Want als men ploegt kan men met oogsten; als de gezaaide tarwe echter gerijpt is, neemt men maaiers in dienst en dan hebben de maaiers niets aan, een ploeg. Mozes heeft geploegd, de profeten hebben gezaaid en nu is de maai- en oogsttijd gekomen, waarin men Mozes met de ploeg in de hand niet meer kan gebruiken. Daarom zullen wij nu oogsten en alles in onze schuren brengen wat rijp is; maar na de oogst zal jullie de ploeg van Mozes weer in handen worden gegeven om de grond opnieuw los te maken en om opnieuw de zuiverste, hemelse tarwe in te zaaien, en er zullen wachters ontboden worden die goed zullen opletten dat er geen vijand komt en onkruid tussen de zuivere tarwe zaait!"
Hoofdstuk 100: De leer van Mozes en de leer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] En Ik zeg jullie dat dit heel gemakkelijk te begrijpen is. De akker stelt de harten van de mensen van deze aarde voor; de zuivere tarwe is Mijn leer; de ploeger en zaaier ben Ik nu Zelf en jullie met Mij. De aangestelde bewakers zijn jullie ook zelf en degenen, die jullie in Mijn naam zullen aannemen. De Heer ben Ik, en Mijn schuren zijn de hemelen. Maar de vijand is satan en zijn onkruid is de slechte wereld met al haar kwade en dodelijke begeerten. De nieuw aangenomen maaiers zijn die boden, die ik te zijner tijd opnieuw uit de hemelen zal opwekken en zal zenden om de tarwe te verzamelen en al het kwade onkruid te verbranden opdat het voortaan de akker en de tarwe niet zo gemakkelijk meer zal verontreinigen. - Nu zullen jullie de juiste betekenis van dit beeld toch wel begrijpen?
Hoofdstuk 101: Het onkruid tussen de tarwe. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Kijk, zo scheppen jullie je huizen, werktuigen, steden, burchten, schepen en nog duizenden andere dingen! En op dezelfde wijze schep ook Ik de hemelen, de werelden en alles wat deze bevatten en dragen. Natuurlijk is voor het scheppen van een wereld meer tijd vereist dan jullie nodig hebben voor het bouwen van een hut, een huis of iets anders; want jullie hebben de kant en klare materie al bij de hand, -maar Ik moet de materie eerst scheppen en haar uit de onveranderlijke vastheid van Mijn wil halen.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...