Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3319 resultaten - Pagina 11 van 222

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Toen na een uur de zon in een nauwelijks te beschrijven pracht en majesteit opkwam, werden allen geheel en al gesticht en tot tranen toe geroerd en men zong psalmen tot eer van Degene, Die dat alles zo wonderbaarlijk, goed en heerlijk had geschapen.
Hoofdstuk 174: Gedragsregels voor rechters en wetgevers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] We gaan nu snel naar beneden, en Kisjonah komt Mij al vlug tegemoet om Mij en alle leerlingen uit te nodigen voor de morgenmaaltijd, maar tevens verontschuldigt hij zich dat de tafels wat soberder voorzien zijn dan anders, want de voorraden waren op en hij had ze niet aan laten vullen omdat hij wist dat Ik vandaag -op de sabbat -weer bergafwaarts naar het dal zou gaan. Als het morgenmaal daardoor iets minder zou zijn dan anders, dan kwam dat niet omdat hij dat zo gewild had, maar omdat hij, geheel buiten zijn schuld, niet bij machte was om daar iets aan te veranderen!
Hoofdstuk 175: Sabbatsheiliging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Komend bij het huis van Baram vindt de jonge dit al geheel omgeven door zieken en gezonden, en hij vraagt aan iemand, of Ik al op ben. Dan zegt een oude, rechtschapen Griek tegen hem: ' Ja, Hij is al op en was al reeds voor het huis; maar toen nodigde de oude Baram hem uit voor het morgenmaal en ging Hij weer naar binnen.'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Ik zeg tegen Ahab: 'Kijk, ze zijn allen reeds genezen! De blinden zien, de lammen lopen, de doven horen, de stommen spreken, en allen die met wat voor kwaal dan ook hier gebracht zijn, zijn nu weer vol leven en geheel gezond! Ik zal hen nu zeggen dat ze naar huis moeten gaan, en dan kan jij je collega's hierheen brengen en ze vooraf vertellen wat je hier hebt gezien.'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Als de echte Jood echter ooit die kracht van de geest van God in zich heeft, dan moet zijn hele huis en land die kracht ook hebben! Maar hoe kon of zou iemand dan zo'n machtig huis betreden en zijn inboedel stelen? Het enige zou zijn, maar dat is onmogelijk, dat hij de machtige eerst zou binden en dan pas zijn huisraad stelen (Matth.12:29), zoals de Romeinen het ook echt bij ons gedaan hebben omdat zij ons dronken en slapend in ons huis aantroffen, waarop zij ons gebonden, beroofd en tot hun slaven gemaakt hebben, hetgeen de Joden volkomen verdiend hadden omdat zij God geheel hebben verlaten.
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Voor al het goede, dat Ik kosteloos voor jullie doe, willen jullie Mij stenigen en doden! O jullie opgefokte adders, jullie slangenbroedsel! Het slechte getuigenis dat de profeten van jullie gaven is maar al te waar! Jullie eren je God slechts met dode ceremonieën en met je lippen; maar je hart is in 't geheel niet bij Hem betrokken!'
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Daar zul je echt goed aan doen. Maar Ik zal nu toch eerst met de leerlingen een school bezoeken ter wille van deze Farizeeën, opdat hun ergernis niet nog groter wordt. Ze zitten toch al in hun maag met Matthéus, omdat hij hun een poosje terug erop heeft gewezen dat wij terwille van de synagoge zo vlug lopen. Als we nu de school in het dorp voorbij lopen, dan loopt de maat bij hen over en beginnen ze herrie te schoppen; maar als we nu eerst toch in een school gaan, dan kunnen ze niets meer zeggen en dan kan jij ook zonder schaamte je rekening aan hen voorleggen, dat wil zeggen als de sabbat afgelopen is.' Na deze woorden ging Kisjonah rechtstreeks met de zijnen naar huls, waar hij alles geheel verzorgd aantrof.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen de Farizeeën merkten, dat het volk ze door had, en dat ze nu bespot werden, begonnen er wraakgedachten brandend in hun harten op te borrelen; toen zei Ik tegen het volk: 'Laat ze met rust; want zij zijn zelf blinde leiders van blinden. Als ze met degenen die ze leiden, bij een kuil komen vallen ze samen erin. Zij kunnen jullie in een land waar zij de macht in handen hebben, altijd eerder kwaad doen, dan jullie hen: maar nu hebben zij zich met jullie toch zo ver gewaagd, dat ook zij in de kuil kunnen vallen en dan nog vlugger dan jullie! Want ze zeiden, dat ze aan de Romeinen en Grieken, tot hun verderf, vervloekt gewas verkocht hebben; als jullie dat bij de Romeinse overste aangeven jaagt hij ze allemaal over de kling! Maar zoiets mag nooit gebeuren! Wij zullen ons nu in het huis terugtrekken, en Ik zal binnen zien of Ik deze geestelijk geheel blinden, ziende kan maken.'
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Daarom zeg Ik ook tegen de Farizeeën en schriftgeleerden: 'Er zijn een aantal redenen waarom dat bij jullie niet meer mogelijk is, want de boze geesten zijn allang geheel één geworden met jullie ziel en beheersen nu helemaal jullie eigen slechte, overspelige leven. Als Ik ze uit jullie zou verdrijven, dan zouden jullie ook je leven verliezen; maar mocht het zijn dat Ik je eigenlijke, oorspronkelijke leven kon behouden, dan zouden jullie daar toch niets meer aan hebben omdat je hele aard nu geheel en al duivels is geworden! Want als uit zo'n mens de onreine geest door Mijn macht wordt verdreven, dan gaat hij door dorre plaatsen, zoekt rust en vindt deze niet (Matth. 12:43). Dan zegt hij bij zichzelf: 'Ik ga weer naar mijn oude huis terug; want op de steppen en woestijnen vind ik geen rustplaats, en in de huizen, waar al genoeg bewoners van mijn soort wonen, word ik niet binnengelaten.' Als dan na dit voornemen de duivel weer bij zijn vroegere huis komt, dan vindt hij daar geen activiteit, en het is schoon en versierd. (Matth.12:44) Daarop gaat hij terug en roept nog zeven andere geesten, die slechter zijn dan hij. Met hun hulp kost het hem weinig moeite om zijn oude huis binnen te dringen, en dan wonen ze gezamenlijk in dat huis, en met zo'n mens wordt het dan nog veel erger dan het eerst was!
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] In deze mededeling wordt U door Jeruzalem op een zodanige wijze als volksbedrieger, verleider en opruier in opspraak gebracht, zoals dat tot op heden, zo ver ik weet, nog met geen mens gebeurd is. De dochter van Jaïrus zou helemaal niet dood-- zijn geweest toen men U riep om haar te genezen of uit de dood op te wekken, maar ze was helemaal gezond geweest en had, om U te beproeven, alleen maar gesimuleerd! Toen U' kwam en 'talitha kumi' tegen haar zei, werd het de overste geheel duidelijk dat U een bedrieger was en geen verstand had van de echte geneeskunde; want als U als een genezer een mens en zijn kwalen had kunnen beoordelen, dan zou U op het eerste gezicht al gezien hebben dat het meisje niet alleen niet dood, maar daarbij ook nog kerngezond was!
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Wij voeren echter in een geheel andere richting weg van Jesaïra, en weer moest het gebeuren dat ook wij midden op zee door een storm werden overvallen, bij welke gelegenheid alle leerlingen en allen, die op het schip waren, nogmaals zeer angstig werden, zoals het al een keer eerder was gebeurd, en weer begonnen ze van angst en vrees te roepen dat Ik ze moest helpen omdat anders alles zou vergaan!
Hoofdstuk 193: Op zee. De verwondering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Kisjonah zegt dan: 'Heer, U zou niet een paar dagen, maar liever een paar maanden, of op z'n minst weken met al de Uwen in mijn, maar in waarheid eigenlijk geheel en al Uw, huis moeten doorbrengen. Want in Nazareth zult U, als U geen vuur en zwavel van de hemel laat regenen, bijna of helemaal geen geloof vinden, vooral niet bij de Farizeeën en schriftgeleerden, die U eigenlijk hoe langer hoe meer naar het leven gaan staan!'
Hoofdstuk 194: Het geestelijk huis van de mens. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De geheel verblufte Kisjonah weet nu helemaal niet meer wat hij hiermee aan moet, en zegt heel verwonderd: 'Maar mijn beste, hoe is dat mogelijk?! Terwijl je nog maar net de kamer verlaten hebt, beweer je nu dat je al meer gedaan hebt dan waartoe al mijn mensen zo hard mogelijk werkend in een week in staat zijn? Dat vind ik toch wel een beetje te ongelofelijk! Daarvoor zou je minstens duizend handen moeten hebben en zo snel moeten zijn als de bliksem?!'
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Daarop gingen wij welgemoed de heuvel op, en omdat het gras al wat nat van de dauw was, liet Kisjonah snel een groot aantal kleden halen en haast de hele heuvel bedekken, waarbij de jongeman hem ook weer nuttige snelle diensten verleende. Heel welgemoed nestelden wij ons allen op de geheel met mooie tapijten bedekte heuvel.
Hoofdstuk 197: Verklaring van de gelijkenis van het onkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Zij antwoorden: 'Ja, Heer, ook dit beeld hebben wij geheel begrepen (Matth.13:51); het lijkt op datgene wat U op de oever bij Jesaïra sprak: Wie heeft, die zal gegeven worden zodat hij in overvloed heeft; maar van wie niet heeft wordt ook genomen wat hij heeft!'
Hoofdstuk 199: De gelijkenis van de grote parel en het net. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...