Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

282 resultaten - Pagina 11 van 19

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19
[6] De zon als zodanig is echter geen vuur, maar wat jullie als licht Waarnemen is het stralen van haar atmosferische oppervlak, dat veroorzaakt wordt door de rotatie van de zon zelf om haar eigen as en meer nog door haar buitengewoon snelle beweging rond een middenzon, die nog veel verder van haar af staat. Door die bewegingen van de zon in de uitgestrekte etherruimte wordt op haar atmosferische oppervlak een grote elektrisch werking teweeggebracht; daardoor is haar lichtglans hetzelfde als van jullie bliksem, maar dan in een veel hogere intensiteit -en dan met dit verschil, dat op het luchtoppervlak van de zon de buitengewone ontwikkeling van de bliksem ononderbroken doorgaat, terwijl een bliksem op deze aarde slechts hier en daar door een verhoogde wrijving van luchtdelen in zeer geringe mate tot ontwikkeling komt en daarom ook altijd maar zeer korte tijd flitst.
Hoofdstuk 159: Wat de zon eigenlijk is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Mijn leerlingen, die met elkaar een aanzienlijke groep mensen vormden, bedreigden hen echter en zeiden dat ze zich terug moesten trekken, anders zou hun wat kwaads overkomen; op dat dreigement zetten de te hoop gelopen herders, die met ongeveer dertig man waren, ook niet zulke tevreden gezichten, en ze begonnen te schelden en tegen hen tekeer te gaan. Enkele leerlingen, die de Arabische taal machtig waren, verstonden dat en - zelfs Mijn Johannes en de apostel Petrus - zeiden tegen Mij (de leerlingen): 'Heer, hebt U voor dit ellendige gespuis geen bliksems en geen vuur meer? Laat toch net als over de Sodomieten bliksem en vuur regenen over dit boosaardige roversgespuis!'
Hoofdstuk 162: De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zal echter tot aan het einde der tijden voortdurend bij de Mijnen blijven en op verschillende wijzen naar hen toekomen, nu eens hier en dan weer daar; Ik zal in alle dingen Zelfhun Leraar zijn -want in die tijd zal Ik dan ook komen als een bliksem, die van het oosten tot het westen oplicht en alles verlicht wat op aarde duister en donker was.
Hoofdstuk 188: Over valse Christussen, valse profeten en valse wonderen Wenken voor het gedrag van de leerlingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Kijk, dat sterke licht van die bliksem zal hen, de tegenstanders namelijk, net zo vernietigen als het licht van een bliksem kreeften doodt, als het op hen schijnt! Er bestaat een overeenkomst tussen dieren en mensen die het voortgaan in Mijn licht schuwen en voortdurend net als de Israëlieten naar de volle vleespotten van het duistere Egypte terugverlangen. Zo heeft een kreeft, die bij voorkeur in Egypte voortkomt, ook de eigenschap dat hij gewoonlijk zijn voedsel in duister slijk zoekt; en als hij al van tijd tot tijd per ongeluk naar het licht kruipt, maakt hij snel weer een terugtrekkende beweging en zoekt hij weer zijn duistere slijk op.
Hoofdstuk 188: Over valse Christussen, valse profeten en valse wonderen Wenken voor het gedrag van de leerlingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Zeg Mij eens: lijken de Joden van nu in het Beloofde Land niet nog volkomen op de door Mozes uit Egypte bevrijde Israëlieten, die in de woestijn, in plaats van vooruit te gaan om in het Beloofde Land te komen, enkel terugverlangden naar de Egyptische vleespotten en daarom Mozes verweten dat hij hen uit Egypte had weggeleid, waar het hun zo goed was gegaan? Zijn dergelijke mensen niet te vergelijken met die lelijke slijkdieren, die het licht van een bliksem niet kunnen verdragen en zich steeds achterwaarts in plaats van naar voren bewegen om hun voedsel te zoeken?
Hoofdstuk 188: Over valse Christussen, valse profeten en valse wonderen Wenken voor het gedrag van de leerlingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Daarom heb Ik bij hun uiteindelijke gericht voorzien en bepaald, dat ze tenslotte allemaal zullen omkomen door het vuur en het licht van Mijn bliksem.
Hoofdstuk 188: Over valse Christussen, valse profeten en valse wonderen Wenken voor het gedrag van de leerlingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] En de wet heb Ik jou in je hart gegrift, zoals jij het ook in het hart van Eva moet prenten; en het teken dat jullie en allen die je zullen volgen zal waarschuwen voor Gods gericht wegens jullie zonde, zal zijn dat Ik hier en daar bergen laat ontstaan, die afwisselend tot aan het einde der tijden zullen branden en Ik wil de bliksem achterlaten, die je zal waarschuwen voor de toekomstige vernietiging en de altijd daarop volgende donder, die je altijd met klem de naam van de grote en sterke God zal verkondigen, indien jullie Hem ooit zouden of konden vergeten.
Hoofdstuk 10: De verzoening van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En zie, een gloeiend rode wolk kwam van de bergen het dal in zweven boven de struik; en hieruit sloeg met veel lawaai een krachtige bliksemstraal in de struik. En zie, een grote slang kwam er sissend uit te voorschijn en ging met opengesperde muil op Kaïn af, die daar mateloos van schrok. Maar zie, de bliksem liet de slang niet met rust en dreef haar met grote snelheid het hete zand van de wijde woestijn in; en toen zij geheel uit het gezicht van Kaïn verdwenen was, wendde deze zijn gelaat weer naar de struik en dankte God in stilte voor de genadige redding uit de grootste van alle gevaren.
Hoofdstuk 21: Het verdrag van de Heer met Kaïn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] En zie, nu begon deze Thahirak, terwijl hij als de bliksem van mening veranderde, ook heel in het kort enkele geweldige slotwoorden tot de bijeenkomst te richten en zei: "Broeders, jullie die voor mij hier zo wijs en krachtig gesproken hebben, dat ik tot in de diepste grond van al mijn boosheid ben geschokt en ik mijn nietigheid en mijn bodemloze zwakheid heb aanschouwd en al het grote onrecht in al mijn doen en laten heb vernomen, - ik heb jouw wijsheid nodig, broeder Farak, niet om eerst hier op al mijn schandaligheden in te gaan, want zelfs een niet-wijze is het ambt en de functie die ik tot nu toe in de allersnoodste misdadigheid bekleedde voldoende bekend.
Hoofdstuk 28: Het overleg van de tien vorsten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Want zie, de vlammenvloed van toorn van de boos geworden Godheid stortte sneller dan de bliksem op aarde neer, drong door tot in haar kern en de verterende vlammen laaiden overal in al haar uithoeken op tot aan de maan, tot aan de zon, - ja, zij tastten alle sterren aan! En zie, toen was de gehele, onmetelijke oneindigheid één vuurzee en verschrikkelijke donderslagen rolden door alle eindeloze ruimten en de aarde huilde luid en de zee woedde en de maan huilde en de zon jammerde en alle sterren schreeuwden luider dan alle donder. En dat, omdat zij neergedrukt werden door een grote angst vol pijn om eeuwig vernietigd te worden, en hun luide stemmen weerklonken hevig daverend vanuit de eindeloze diepten van de gramschap van de Godheid en die stemmen riepen:
Hoofdstuk 9: Het gericht van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[43] En zie, jullie vaderen en kinderen, hoe dat meest liefdeloze roven en stelen gebeurde; luister, zoals ik het heb gezien, zal ik het aan jullie verkondigen: er verhieven zich massa's door diefachtige ijver gedreven, bevallig lijkende wolkjes uit deze zo boosaardige, golvende vlakte van het grote water, waarmee de zuil van Henoch naar alle denkbare richtingen onoverzienbaar ver omgeven was. Deze wolkjes vluchtten weg, ver over de grenzen van het gebied van de zuil waartoe zij behoorden; als zij dan in andere gebieden van de grote wateren heel rustige vlakten zagen, stortten zij zich, door begerige haast gegrepen, sneller dan de bliksem op de vreedzame golven, verstoven die tot een vochtige nevel en tilden deze dan op en dreven hem in allerijl als stormende winden naar de onheilspellende diepten vol slijk van het gemeen klamme gespuis. Daarin lieten zij deze zo boosaardig geroofde, heel vreedzame wateren zinken en drukten en persten deze dan met hun gestolen macht tot harde stenen tezamen en bedekten hen uit schandelijke eigenbaat op de meest schandelijke wijze toe met het slijk en met de mest van de leugen.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[73] Maar zoals anders steeds de donder op de bliksem pleegt te volgen, was bij deze eindeloze bliksemstraal niet het geringste spoor van een erna volgende rollende donder. En zoals het vóór de bliksem was, zo was het ook daarna: de dichtste nacht, die zich uitbreidde van de ene oneindigheid tot aan de andere; en ik, jullie Kenan, begon wel geweldig naar licht en leven te verlangen; want waarlijk ik zeg jullie, nu had ik toch wel schoon genoeg van de oneindige nacht van dood! O vaderen en kinderen, die nacht, o die nacht, die heeft lang geduurd, totdat zich eindelijk een heel klein sterretje aan de ijzeren hemel vertoonde als een enig, pas laat verschijnend gevolg van de reeds lang daarvoor in de diepte van de hemel wegsnellende bliksem.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[90] En toen daarna dat blinkende venster weer werd gesloten, luister, toen begonnen meteen zeer hevige, vurige winden eindeloos ver naar alle denkbare richtingen over de mij eeuwig voorkomende vlakten van de golvende grote wateren te waaien. Door dit hevige waaien van de vurige winden begonnen nu snel als de bliksem, machtige massa's wolken uit de golvende vlakten heel indrukwekkend op te stijgen. Dit machtige woeden van de wind was nog niet lang aan de gang, toen er zich boven de waterspiegel hier en daar hoog oprijzende toppen van bergen begonnen te tonen, ja, verschillende daarvan begonnen zelfs onmiddellijk groen te worden en zagen er spoedig uit als aardige tuintjes.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Wie zou kunnen tellen wat mij allemaal in mijn met gering resultaat doorleefde lange nacht opgevallen is, over hoe veel ik heb nagedacht en dikwijls ook vruchteloos geweend, hoe vaak ik tot mijn God en jullie God gebeden en gezucht heb?! Jullie gaf ik licht; maar ik bleef zelf voortdurend in het bedrieglijke schijnsel van de niet uit te bannen nacht in mijn eigen hart begraven. Ik was niet in staat steeds in het licht te blijven. De woorden van Henoch en alle anderen over de goede en ware neigingen waren gelijk de nachtelijke bliksem, wiens felle licht wel voor een ogenblik de vlakten van de aarde verlicht, maar meteen daarop de verbaasde blik van de zoeker met de dikste, ondoordringbare duisternis straft. En waarlijk, lieve kinderen, mij verging het na iedere toespraak geen haar beter! Want ik begreep net datgene wat er gezegd werd; maar als ik daarvan uitgaande het van voren naar achteren en van achteren naar voren begon te overdenken en te onderzoeken, dan bleek de zwakke schemering niet meer toereikend te zijn en werd voor mij de verre boom slechts datgene wat mijn verbeelding er uit op wilde maken, - maar tot een blijvende waarheid kwam het voor mij niet! En het licht van de nachtelijke bliksem was al niet beter. Ik geloofde dikwijls de zaak te moeten aanpakken; maar eer ik mijzelf kon herstellen, vanwege het plotselinge, sterke licht, moest ik weldra weer inzien dat niet alleen het voorwerp waarnaar mijn hand wilde grijpen, maar ook de vruchteloos uitgestrekte hand van mijn gezichtsvermogen in de meest ondoordringbare nacht verdwenen was.
Hoofdstuk 97: Adams bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Ik zeg je, vader, deze jongeman begint zich buitengewoon sterk aan mijn gedachten op te dringen! Ja, het komt mij voor, dat ik hem steeds minder doorgronden kan! Van zijn gezicht ziet men het helemaal niet af dat hij iets bijzonders zou zijn; maar wanneer hij begint te spreken en zijn woord dan sneller dan de bliksem in de daad wordt omgezet, dan moet iedereen toch zeker een heel vreemd gevoel krijgen!
Hoofdstuk 121: Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19