Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

851 resultaten - Pagina 11 van 57

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] De OVERSTE piekert en kan niet besluiten of hij wél met.de waarheid te voorschijn zal komen of niet. Pas na geruime tijd zegt hij: Geëerde gebieder! Veel honden zijn der hazen dood! Ik raak er steeds meer van overtuigd, dat de getuigen tegen mij nu uit de grond schieten als paddestoelen na vochtig weer. Wat zal ik dan nog verdere, overtuigende bewijzen toevoegen aan datgene wat u weten wilt en volgens uw zeggen al weet?! Ik kan geen ja zeggen tegen iets, dat tegen mijn overtuiging ingaat en mijn nee helpt mij niet! Neemt u daarom maar rustig het getuigenis tegen mij aan, ik zal geen moeite meer doen, wat voor terechte of onterechte beschuldigingen van de zijde van de vele getuigen tegen te spreken! Als u mij schuldig vindt, goed dan, u heeft toch alle macht mij daarvoor te tuchtigen en te straffen zoals u wilt. Ik, ongelukkig mens, kan mij daartegen niet verweren!"
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] De storm neemt nu echter weer af en ofschoon de hagel is opgehouden, valt de regen nu zo dicht uit de hemel, dat het water zich op de vlakke bodem meteen tot halve manshoogte verzamelt en dan met verschrikkelijk kabaal wegstroomt, zodat zelfs de zee de geweldige toevloed begint te bespeuren, wat toch echt geen kleinigheid is. Huizen, bomen en duizenderlei andere zaken spoelen naar zee. Ook veel vee, zoals kippen, alle soorten vogels, die door de hagel gedood zijn, ontelbare varkens, ezels, koeien, ossen, schapen, geiten en hazen, reeën en herten krijgt de zee te verwerken en het zeer grote aantal vissen, dat deze binnenzee herbergt, zal zich daaraan tegoed doen, er zeer vruchtbaar van worden en zich zeer vermeerderen. Dat zal dan een goede schadeloosstelling zijn voor de arme Joden, die hier toch al niets verliezen konden, omdat zij weinig of niets bezaten. De weinige welgestelden waren in hun hart echter al tamelijk Grieks hard en gevoelloos geworden en het zal hun ziel zeker niet schaden, zich nu ook net als de anderen te gaan bezighouden met vissen en bedelen.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De ENE van de vroegere twee afgevaardigden nam het woord en zei: "Heer, u die zeker een groot vriend bent van mensen die van goeden wille zijn, kijk, hier zijn wij dan! Onze problemen kent u en ook de reden die ons naar deze omgeving bracht. Maar wij zien het als een wonderbare beschikking van boven en zeggen met Job: 'Heer, alles is van U, hemel en aarde, lucht en water! U geeft en neemt, wanneer en op de manier die U welgevallig is. U kunt een bedelaar kroon en scepter verlenen en de hoofden van koningen buigen in het stof van de algehele vergankelijkheid!' Daarom doet het ons ook geen pijn. Want de mens die de almachtige wil van God steeds op de voorgrond plaatst en in het hart draagt, treurt nooit, behalve wanneer hij voor het aangezicht van God heeft gezondigd. Daarom treuren wij ook niet over het aanzienlijke verlies wat wij hebben geleden. Want als Gods wil niet de hand in het spel had gehad bij deze treurig uitziende gebeurtenis, zouden wij nu zoals het anders ieder jaar het geval was, zonder enige korting ons geld gekregen hebben. Gods wil was hier duidelijk in het geding en aan Hem offeren wij graag deze kleinigheid -en wij zouden graag nog groter.~ offers brengen als de Almachtige het van ons zou verlangen. Want HIJ alleen is de Heer en wij zijn slechts Zijn, Hem altijd alleen dienende en gehoorzame, knechten.
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Het is dus enerzijds duidelijk en nu meer dan bewezen, dat alles wat Mozes gesproken en verklaard heeft, het zuivere woord van God is en daarom in eeuwigheid geen onzin kan bevatten. Anderzijds echter , als men de wet van Mozes op de oude, gewone, domme manier zó uitlegt en in acht neemt, zoals deze tot nog toe werd uitgelegd en ook in acht werd genomen, moet het voor de rechterstoel van elk beter menselijk verstand klinkklare onzin zijn!
Hoofdstuk 211: Uitleg van het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik vraagje, bezweer het mij; want je hebt in mij een te machtig verlangen gewekt om nu in deze zeer gedenkwaardige zaak verder ingewijd te worden! In Mozes is daar echt geen spoor van te vinden, zelfs niet de geringste aanduiding, want in zijn scheppingsgeschiedenis staat daarover geen enkel woord. Geen mens kan toch al begrijpen wat hij eigenlijk met zijn Genesis heeft willen zeggen!"
Hoofdstuk 222: Philopolds terugblik op zijn vroegere leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dan neemt MUREL met een opgewekt hart de volle beker en drinkt hem tot op de laatste druppelleeg. Vol verbazing over de buitengewone kwaliteit van de wijn zegt hij geestdriftig: "O, heerlijkste der wijnen ooit door mij gedronken! Je bent niet geperst uit druiven van deze aarde en hebt nooit gegist in een zak, maar je werd voor de Heer der heerlijkheden van alle hemelen uit de hemelen hierheen gebracht! O Heer, goede, heilige Vader, hoe heerlijk moet het in de hemelen zijn! O vertel mij toch, waar hebben wij het aan verdiend dat U Zelf ons zo'n onbegrijpelijk grote genade en liefde heeft waardig geacht?!"
Hoofdstuk 225: Vervulling van de belofte van Jesaja. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Maar na een poosje komt dat de verloofde ter ore en zijn hart wordt zeer bedroefd. Geërgerd en boos neemt hij zich ernstig voor niet meer aan het trouweloze meisje te denken. Hoe meer hij zich dat echter voorneemt, des te meer denkt hij aan haar en heimelijk hoopt hij dat al het erge wat hij over het meisje van buitenstaanders heeft gehoord, een grove leugen mag zijn. ...
Hoofdstuk 21: Het wezen van de dorst naar kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Aan Mijn voeten ligt een toga met veel plooien, maar erg vuil, hoewel de oorspronkelijke kleur witgrijs is, - de kenmerkende kleur van de kleding van heidenen in het geestenrijk. Hij neemt het kleed en walgt van het vuil, hetgeen een goed teken is. Maar hij neemt het toch, gaat er echter snel mee naar het water en begint het te wrijven en uit te spoelen en tenslotte uit te wringen.
Hoofdstuk 50: De bekleding van de gereinigde ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] SCHABBI zegt: "Nou, dan zou. Hij erg tevreden kunnen zijn met mijn terechte zorg, want mijn voorzichtigheid is er juist op gericht het heiligdom van onze godsdienst te bewaren voor het gif van de heidenen! Jouw waarneming kan zeker waarheid bevatten, maar zonder het scherpste, geheime onderzoek mogen wij niet zo maar iets aannemen, -tenzij wij daar door de overtuigendste bewijzen gewoonweg toe gedwongen worden. Want alles wat jij hebt waargenomen, zou toch een listige maskering kunnen zijn en dan zou het best mogelijk kunnen zijn dat wij op de door mij gevreesde plaats staan! Doe dus maar kalm aan, vriend! Als zulke zaken waar zijn, neemt de mens ze altijd nog vroeg genoeg aan, want een overhaaste aanvaarding zou iemand in grote verlegenheid kunnen brengen!"
Hoofdstuk 199: Het betere inzicht van Jurah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] PHILOPOLD zegt: "Vriend! Wie Mozes goed begrijpt, vindt ook dat daarin. Maar daar is natuurlijk meer voor nodig dan het zich in het geheugen prenten van de woordelijke tekst! Wie maar ooit God boven alles liefhad, kreeg van de geest van God de juiste verklaring en zal dan ook weten dat de Genesis van Mozes niet zozeer de feitelijke schepping der werelden weergeeft, maar veeleer en eigenlijk vóór alles de geestelijke opvoeding en vorming van de gehele mens en zijn vrije wil, in en overgaande in de goddelijke orde. Wie dat begrijpt en inziet, ziet dan ook weldra het andere in omdat het langs de weg der onmiskenbare analogie daarin is te vinden, hetgeen ik jou zelf heel concreet en duidelijk zou kunnen aantonen. Maar daarvoor zou nu de tijd te kort zijn.
Hoofdstuk 222: Philopolds terugblik op zijn vroegere leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] O, broeder Philopold, wat een nooit te vergelden verdienste heb je je door mij verworven! Hoe kan, hoe moet ik het je belonen?! Vriend, als ik, vanaf nu gerekend, nog zoveel jaren zou leven als Methusalem en mij alle tempels en catacomben van de aardse, menselijke wijsheid ten dienste zouden staan, zou ik uiteindelijk van alle waarheden die jij mij nu hebt geopenbaard, nauwelijks zoveel weten als wat ik daarvan wist toen je begon met mij die wondere zaken te onthullen! Er verging nu slechts een klein uur, en ik sta er nu zo door en door verlicht bij als Mozes op de Sinaï, toen de vlammen van Gods licht zich hoog boven zijn hoofd sloten en hij letterlijk met lichaam en ziel door en door met de goddelijke wijsheid werd doordrongen!
Hoofdstuk 224: Het dankwoord van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Om ons mensen van deze aarde, jullie engelen van alle hemelen, en alle schepselen van de gehele oneindigheid een des te grotere zaligheid te bereiden, kwam Hij Zelf als mens naar ons op deze aarde om Zich letterlijk Zelf als mens van vlees en bloed aan de andere mens te openbaren. Vriend, schepsel of engel van eeuwigheid, of mens zoals ik ben, dat doet de Heer niet alleen terwille van ons, maar dat doet Hij ook terwille van Zichzelf. Want Hij zou in de loop der tijden van verveling vergaan als Hij met Zijn alwetendheid Zelf heel duidelijk gewaar moest worden, dat Hij als een in de hoogste graad vormloze, eeuwige, ofschoon volmaakte intelligentie, door Zijn schepselen nooit gezien en nog minder aangesproken zou kunnen worden en daardoor ook onherkend moest blijven!
Hoofdstuk 238: De reden voor het mens worden van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Wat ons betreft mogen er tienduizend profeten door heel Galiléa rondzwerven. Als zij ons met rust laten, zullen ook wij hun beslist geen haar krenken. Maar als een machtige gezagsdrager ons ontbiedt, ons voor goed geld in dienst neemt, ons bij weigering van dienst echter door zijn vele scherprechters ook zelfs kan laten doden, dan ziet het er heel anders uit! Dan moeten wij iedereen op leven en dood vervolgen, ook al is degene die vervolgd moet worden een nog zo eerlijk mens. Of begaan uw soldaten en krijgsknechten een fout, als zij uw bevelen op leven en dood uitvoeren? Als iemand daarbij tegenover God, zo die er mocht zijn, verantwoordelijk is, dan kan dat alleen een heer, maar nooit zijn knecht en trouwe dienaar zijn! Laat mijn boeien losmaken, dan zal ik u meteen onze volmachten laten zien, die door Herodes eigenhandig in drie talen zijn opgemaakt. Pas aan de hand daarvan kunt u een geldig oordeel over ons vellen!"
Hoofdstuk 9: De spionnen van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] ZINKA antwoordt: "Het is de dierbare politiek waardoor het priesterdom bijna in alle tijden en in alle landen der aarde een zeker voorrecht bezit, zodat het veel kan doen wat voor de rest van de mensheid een misdaad zou zijn. De priesters zijn vermetel genoeg zich aan de andere mensen letterlijk als goden op te dringen, en naar believen tegenover iedereen de mond vol te hebben over het zogenaamde woord van God. En geen mens ageert daar tegen, en zelfs de keizer moet dat brutale spel tolereren vanwege het vanouds ingeprente bijgeloof van het volk, waardoor de mensen op de juiste, gehoorzaam deemoedige plaats worden gehouden en niet opstaan tegen de koning van het land als deze hun vaak moeilijk op te volgen wetten en zwaar drukkende schattingen oplegt.
Hoofdstuk 17: De politiek van de tempelpriesters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar evenzeer zouden de gevoeligste, lichamelijke zintuigen voor de ziel geen nut hebben als zij niet zelf in haar etherisch lichaam precies dezelfde zintuigen zou hebben! Omdat de ziel dezelfde zintuigen heeft als het lichaam, neemt zij ook gemakkelijk en zeker met haar fijne zintuigen waar wat eerst door de lichamelijke zintuigen in de buitenwereld wordt waargenomen. -Nu weet je dat de ziel ook een lichamelijke vorm is.
Hoofdstuk 51: Het etherische lichaam van de ziel en haar zintuig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...