Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 11 van 1112

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[8] Wanneer bij de mensen een volledig gebrek aan het levende water uit de hemelen is ingetreden en alle vlees zich met zijn ziel in de dikste duisternis bevindt, wie zal dan bij de mensen als een waar en rechtvaardig rechter optreden? Wie zal de gave van de profetie hebben? En mocht iemand die nog voor zichzelf bezitten, wie zal hem dan zonder innerlijk begrip geloven dat het zo is?! Wie zal voor de geestelijk blinden en - doven kunnen profeteren? En wie zal door de duistere mensheid vanwege zijn uitmuntende wijsheid tot een waar Oudste verkozen worden om hem tot haar herder te maken? Begrijp dit nu goed!
Hoofdstuk 175: Uitleg van het derde hoofdstuk van Jesaja De situatie in een geordende gemeente - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Dat de mensen zich echter door het wegnemen van het geestelijke brood en water werkelijk in de grootste ellende zullen bevinden, en wat hun daardoor nog allemaal ontnomen is, legt de profeet nog verder uit in het derde vers, waar hij uitdrukkelijk zegt: 'De mensen zullen daardoor de raadslieden of raadgevers en wijze werklieden in alle takken van menselijke behoeften moeten missen, dus ook verstandige sprekers, die anders met hun wijsheid heel veel goeds tot stand zouden hebben gebracht.
Hoofdstuk 175: Uitleg van het derde hoofdstuk van Jesaja De situatie in een geordende gemeente - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Als de ruimte ooit zou zijn begonnen zich als het ware vanuit één punt in alle richtingen uit te breiden tot in het oneindige, dan was hij in de eerste plaats tot op dit moment evenmin oneindig als de Grote Scheppingsmens dat is. In de tweede plaats rijst vanzelf de vraag, wat dan datgene was wat ongetwijfeld eindeloos ver in alle denkbare richtingen dat punt omgeven heeft, van waaruit zich daarna de oneindige scheppingsruimte heeft uitgebreid. Was dat de lichtloze ether, of was het de heidense chaos, of was het een volkomen vaste massa, of was het lucht of water of vuur?
Hoofdstuk 28: Over de oneindige ruimte en de eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Zo kent ook de geest van de planten heel precies die stof in het water, in de lucht en in de aarde, die bevorderlijk is voor zijn specifieke individualiteit. De geest of de natuurziel van de eik zal nooit ofte nimmer de stof naar zich toetrekken, die de ceder voor zijn bestaan en wezen nodig heeft. Wie brengt een plant immers bij om steeds alleen de voor haar bestemde stof naar zich toe te trekken? Kijk, dat is allemaal de werking van de hoogste en algemene levensintelligentie van de ruimte; hieruit put iedere planten en dierenziel de voor haar speciaal noodzakelijke intelligentie en is vervolgens volgens de aanwijzing daarvan werkzaam.
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Grassen, planten, kruiden, struiken en reusachtig grote bomen brachten vaak al zaad voort en konden zich voortplanten; maar het grootste deel groeide nog altijd net als de paddestoelen uit de vruchtdragende grond van de stukken land. De dieren ontstonden op nagenoeg dezelfde manier als de jullie bekende krokodillen van de rivier de Nijl in Egypte, namelijk uit eieren; ze konden zowel in de lucht als in het water leven en zich ook voeden met waterplanten en planten op de stukken land, waar het er echter ook nog lang niet al te droog uitzag.
Hoofdstuk 71: De eerste twee ontwikkelingsperioden van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Kijk, wat reeds bij een boom volgens Mijn orde een bepaalde tijd nodig heeft, dat heeft volgens diezelfde orde bij een aarde zeker des te meer nodig! Want het is niet voldoende dat een planeet zich als een hele grote klomp stenen, aarde en water in de grote etherruimte bevindt, want een dergelijke klomp zou volkomen dood zijn en er zou niets op kunnen groeien en leven. Maar een planeet die levende dingen moet dragen en voeden, moet eerst zelf levend worden. En daar is weer voor nodig dat ze eerst, net als een groot dier, door middel van allerlei invloeden en processen inwendig organisch volledig ontwikkeld wordt.
Hoofdstuk 73: De twee laatste ontwikkelingsperioden van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Marcus zei nogmaals: 'Heer en Meester, ik dank U ook voor deze les! Maar nu zou ik van U toch ook heel duidelijk willen horen waar de zon zich nu bevindt! U hebt ons wel laten zien, en wel op een zeer wonderbaarlijk doelmatige wijze, dat alle hemellichamen de vorm van een ronde bol hebben, en deze aarde dus ook; maar in mijn jonge jaren was ik aan het werk in het uiterste zuidwesten van Spanje en daar zag ik het begin van een ontzettend grote zee die zich ver uitstrekte. Met verscheidene metgezellen beklom ik daar één van de hoogste bergen aan de kust om te zien of deze zee misschien, net als de Middellandse Zee, toch nog ergens zou eindigen. Maar daar vergiste ik mij geweldig in; want van enig einde was er in de verste verte geen spoor te ontdekken! Waarheen we onze scherpe ogen ook maar naar het westen richtten, we ontdekten niets anders dan water en nog eens water.
Hoofdstuk 94: Een beschouwing van de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nadat in deze nacht iedereen heel goed uitgeslapen en uitgerust was, stonden allen samen met Mij ruim een uur voor zonsopgang op, en wasten zich volgens de gewoonte van de joden; maar de Romeinen wasten zich volgens hun gewoonte met welriekend water en smeerden zich daarna in met eveneens welriekende olie, wat natuurlijk een zeer aangename geur in de kamers van het huis verspreidde.
Hoofdstuk 100: De wilsvrijheid van de mens en de alwetendheid van God Zeden en gewoonten. (18.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Toen kwamen er enkele leerlingen naar Mij toe en zeiden: 'Heer, zij hebben weliswaar ons geloof en onze overtuiging aangenomen, maar ze schijnen toch aan hun heidense gebruiken te willen vasthouden! Dat water, die oliën en die zalven zullen wel heel kostbaar zijn en dan zou het toch ook voor hen nuttiger zijn om zich net als wij met puur en fris water te wassen en het vele geld, dat hun water, hun oliën en hun zalven zeker kosten, voor de armen te gebruiken!'
Hoofdstuk 100: De wilsvrijheid van de mens en de alwetendheid van God Zeden en gewoonten. (18.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Mijn vijver heeft bovendien ook nog nooit de eer gehad dat kraanvogels, die alleen maar zuiver water drinken, met het enigszins troebele water daarvan hun dorst lesten; ze moeten dus wel aangevoeld hebben, dat U met Uw heilige en almachtige wil in stilte het water van de vijver gezegend en voor hen versterkt hebt. Ze hebben dat beslist duidelijk ervaren daarom verhieven ze zich na het drinken van het water om nogmaals rond deze heuvel te cirkelen om U zo in zekere zin dank te brengen voor het zegenen van het water, en pas nadat ze U die dank hadden gebracht verhieven ze zich jubelend tot hun voormalige vlieghoogte en zetten, aldus door U gesterkt, hun geordende vlucht verder voort.
Hoofdstuk 101: De vlucht kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Toen de vlucht kraanvogels boven onze hoofden vloog, minstens vierhonderd manslengten hoog, hield hij stil, de rij werd opgeheven, en de honderdzeven kraanvogels begonnen in cirkels te vliegen en daalden steeds lager en lager en dat zolang, tot ze nauwelijks zeven manslengten boven ons rondcirkelden en ons met hun nu niet zo welluidende gezang in zekere zin eer betuigden. Dit duurde een paar minuten en daarna daalden de vogels heuvelafwaarts naar de vlakte beneden, waar zich een tamelijk grote vijver bevond, waar Lazarus voor zijn huis de vissen kweekte, die weliswaar slechts van de gewone soort waren. In deze vijver dronken de vogels water, zoveel als ze nodig hadden voor hun verdere vlucht. Toen ze daar kennelijk allemaal van voorzien waren, gaven de zeven oudste het goed herkenbare teken om op te breken en verhieven alle vogels zich in één klap in de lucht, maar maakten vóór hun definitieve vertrek nogmaals enkele cirkels om de heuvel heen, waar wij ons bevonden. Daarop vlogen ze in cirkels snel tot hun oorspronkelijke hoogte, vormden daar direct weer de vroegere opstelling en trokken toen naar het noordoosten; pas op tamelijk grote afstand wijzigden ze hun noordoostelijke vliegrichting in een zuidoostelijke en raakten buiten ons gezichtsveld.
Hoofdstuk 101: De vlucht kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Voor de kraanvogels die wij gezien hebben, die gedurende de zomer in de meer noordelijke moerassen en kleine meren van Griekenland hebben vertoefd, is nu in de herfst de tijd van hun trek gekomen, die hun scherpe instinct hun aangeeft. Deze kraanvogels, die wij uit de dichtbijgelegen moerassen zagen komen, hebben onze uitwendige levensatmosfeer ook het allereerst en het allermeest gevoeld en zijn hun innerlijke aandrang gevolgd. Toen ze dichterbij kwamen, maakte zich zo'n machtig gevoel. van welbehagen van hen meester, dat ze niet verder vlogen maar tot in onze nabijheid afdaalden en hier, om ons heen cirkelend, in een grote gelukzaligheid zwelgden. Ze raakten als het ware helemaal verzadigd en namen daarom ook water -ten eerste om hun dorst te lessen en ten tweede om voor hun verdere vlucht een voorraad te hebben, aangezien hun reisdoel in de grote vlakten van India ligt.
Hoofdstuk 102: De geestelijke overeenstemmingen van de kraanvogeltrek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Maar waarom iedere vogel water nodig heeft om te vliegen, kunnen jullie nu nog lang niet begrijpen; maar de mensen in de komende tijden zullen geleidelijk aan ook achter zulke geheimen komen. Kijk, nu hebben deze vogels hun dorst gelest en verheffen zich en vliegen meestal weer naar waar ze vandaan zijn gekomen! Laat ze maar vliegen!'
Hoofdstuk 106: Over het leven aan gene zijde (24.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Zo'n leven kan geen waarachtig, maar slechts een schijn en bedrieglijk leven zijn. En omdat het dat is, is het ook geen eeuwig leven, omdat het in zijn slechte geaardheid niet kan voortbestaan, maar zich moet veranderen ofwel ten goede ofwel in het ergste geval in het aartsboze, wat het harde gericht van het 'moeten' en de eigenlijke eeuwige dood is; en uit de harde banden daarvan zal de ziel zich net zo moeilijk losmaken als een harde steen zichzelf in zuiver stromend water kan veranderen.
Hoofdstuk 122: De Heer verklaart psalm 93 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Dit vuur is het eigenlijke levenselement van de lucht, waardoor daaruit uiteindelijk de hele aarde zelf en alles wat op en in haar is leeft, zich tot wezens vormt en zijn natuurlijke leven in stand houdt, en ook is het de voornaamste voeding daarvan. Maar in een bepaalde rust van de lucht, het water, de mineralen, de planten, dieren en mensen ontwikkelt het zich niet, maar blijft het ook even passief, en een dergelijke elektrische rust zou men terecht de dood van de materie kunnen noemen.
Hoofdstuk 143: Het wezen van de elektriciteit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...