Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3506 resultaten - Pagina 11 van 234

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Maar omdat de leerlingen, net als vele anderen op het schip, bijna sprakeloos van angst waren, en zelfs Petrus alleen nog maar wat stamelen kon, zei Ik snel een bestraffend woord tegen de storm en de zee en daarop werd het ineens windstil! Het leek of de storm afgesneden was en de zee werd spiegelglad; alleen waar de roeispanen het water beroerden, zag je een geringe beweging. (Matth. 8,26) Het grote aantal mensen aan boord, dat Mij vrijwel niet kende, omdat het pas deze ochtend aangekomen was en eigenlijk alleen voor zakendoeleinden meevoer, was ontzettend verbaasd en klampte de leerlingen aan en vroeg hen: 'Wat -in de naam van Jehova -is dat voor iemand, dat wind en zee hem gehoorzamen?!' (Matth. 8,27)
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Toen we daar met z'n allen aan land gestapt waren, en naar de kleine stad Gadara wilden gaan, die op een heuvel aan het meer op ongeveer zes duizend pas van onze landingsplaats verwijderd lag, liepen tegenover de stad, vanaf een kleine aan het meer gelegen berg op wiens helling de begraafplaats van de bewoners van deze omgeving en stad lag, ons twee naakte personen met gruwelijk vertrokken gezichten tegemoet. Zij werden door een heel legioen boze geesten bezeten en waren zo woest dat door hun toedoen bijna niemand deze doorgang kon passeren. (Matth: 8,28) Zij woonden in de graven van het kerkhof op de berg. Niemand kon ze vangen of met ketens gebonden houden. Want ook al werden ze zo nu en dan door een groot aantal sterke mensen overweldigd, met kettingen gebonden en in de boeien geslagen, dan werden die kettingen toch in een oogwenk verbroken en de boeien tot poeder gewreven! Dag en nacht waren ze op de berg in de graven, schreeuwden verschrikkelijk en sloegen zichzelf ontzettend met stenen.
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Toen deze beiden Mij echter temidden van Mijn leerlingen zagen aankomen, liepen ze regelrecht op Mij af, vielen voor Mij neer en schreeuwden: 'Wat moet U van ons, Zoon van de Allerhoogste?! Bent U gekomen om ons al vóór onze tijd te kwellen! Wij bezweren U bij God de Allerhoogste, dat U ons niet zult kwellen! (Matth. 8,29)
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar Ik en Mijn leerlingen gingen naar Mijn huis, dat wil zeggen nu het huis van moeder Maria, die thuis was met de drie oudste zonen en de vier maagden, die vroeger in Jozefs tijd, toen Ik nog een kind was, als kind waren aangenomen en opgevoed.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Omdat hij dit alles doet en aan zijn leerlingen de zuiverste leer verkondigt, is hij voor ons een buitengewone profeet, die Jehova ons nu, zoals eens Elia, in onze grote tegenspoed als uit de hemel.gezonden heeft! Dat is alles, wat ik en nog velen met mij van deze heerlijke Jezus weten, en we kunnen God niet genoeg danken, dat Hij toch nog weer aan Zijn arme, uitermate verdrukte volk gedacht heeft. .
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Maar Ik antwoordde haar: 'Vrouw, maak je over Mij niet bezorgd, noch over Mijn gezelschap en over voldoende mondvoorraad! Want zie, Degene Die de hele grote aarde voedt en de zon, de maan en alle sterren met Zijn liefde verzadigt, Die weet alles van dit kleine huis en Hij weet heel precies, wat dit huis nodig heeft! Bemoeit u zich er daarom maar niet mee en maakt u zich geen zorgen; want waar u zich nu zorgen over maakt, daarvoor is van boven al gezorgd!
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Maria en alle huisgenoten gingen nu aan het werk en maakten een overvloedig ontbijt voor ons allen klaar, dat wij echt nodig hadden, speciaal de leerlingen, omdat die een hele dag en een hele nacht haast niets gegeten hadden. De maaltijd was snel klaargemaakt, en we gingen zitten en aten en dronken. Na het maal spraken wij onze dank uit en stonden op en gingen de stad in, om daar wat naar het doen en laten van de mensen te kijken. We konden echter nauwelijks het huis uit vanwege al het volk, dat voor het grootste deel uit nieuwsgierigheid, voor een ander deel uit onbehoorlijk spionage oogmerk en slechts voor een zeer gering deel uit nood en hulpbehoevendheid, zich om het huis gelegerd had.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Maria krijgt tranen van vreugde, begroet al Mijn leerlingen en gaat dan snel weg, om een goed maal voor ons klaar te maken.
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De leerlingen komen naar Mij toe en zeggen: 'Kijk toch eens wat een lieve vrouw, en wat een bijzonder liefdevolle moeder! Ze is nu toch al vijf en veertig jaar oud en ziet er uit, als was ze net twintig geworden. En ze is zo buitengewoon lief en bezorgd en wat zwelt haar werkelijk heilige zuivere borst van pure moederliefde! Echt, het is een vrouw, die verheven is boven alle andere vrouwen op aarde!'
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Dat je in de hand van de Vader een korenschop bent, zei Ik, omdat jij en de andere leerlingen nu door Mij onderwezen worden, om straks de mensen tot de ware kennis van God te verheffen.
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Daarna zeg Ik tegen de leerlingen, dat ze, als ze zin hebben om mee te gaan, nu vertrekken moeten. En iedereen staat vlug op en gaat met Mij naar het meer, dat, zoals bekend, niet ver van Nazareth begon.
Hoofdstuk 111: De genezing van de Griekse vrouw. (14/15.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Maar Ik keek direkt om en vroeg aan de leerlingen, die het dichtst bij Mij stonden: 'Wie heeft Mij aangeraakt?'
Hoofdstuk 111: De genezing van de Griekse vrouw. (14/15.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De leerlingen werden bijna kwaad over deze vraag en zeiden: 'U Ziet toch, hoe het volk dringt, en dan vraagt U toch nog, wie U aangeraakt heeft?!'
Hoofdstuk 111: De genezing van de Griekse vrouw. (14/15.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zei tegen de leerlingen: 'Daar gaat het niet om! Degene, die Mij hier aanraakte, geloofde en raakte Mij met opzet aan; want Ik heb duidelijk gemerkt, dat er kracht van Mij is uitgegaan.'
Hoofdstuk 111: De genezing van de Griekse vrouw. (14/15.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Terwijl Ik met de leerlingen nog over deze vrouw sprak, kwamen enige leden van het personeel van de overste bijna buiten adem op ons toegelopen en brachten de overste het treurige bericht, dat zijn dochter inmiddels was gestorven!
Hoofdstuk 112: Het dochtertje van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...