Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

167 resultaten - Pagina 11 van 12

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12
[11] Nu we eenmaal het gebeuren van het ontsteken begrijpelijk uiteengezet hebben, is het gemakkelijk om het ontsteken van deze etherlucht in de derde luchtregio, als deze in haar normale rust wordt gestoord, te verklaren. Een door deze derde luchtsfeer vallende of vliegende meteoor scheurt de lucht natuurlijk uit elkaar. In deze lucht ontstaat dan door deze gewoonlijk zeer snelle beweging van zulke lichamen een lege ruimte. Deze holle ruimte vormt dan een spiegelvlak, waarin zich in een ogenblik van tijd de lichtstralen van talloze sterren als in een holle spiegel of nog beter als in een cilinder spiegel concentreren en deze stralenreflex lijkt dan van de aarde uit gezien op een vuur; maar het is helemaal geen vuur, maar alleen de reflecterende, bovenbeschreven werking van het sterrenlicht in de pasgevormde luchtcilinderspiegel.
Hoofdstuk 25: Het wezen van het vuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Zeer boos gezinde geesten worden vaak tot stenen verdicht en vallen dan naar beneden; het oplossingsproces zal dan heel veel langer duren dan wanneer deze verdichting alleen maar zichtbaar wordt in de vorm van bovengenoemde meteoren. Velen, die boven hoge gebergten en vooral boven de poolstreken van de aarde ten val worden gebracht, worden zelfs lang in bovengenoemde verschijningsvorm gehouden, maar het moeten dan wel heel kwaadgezinde geesten zijn, waarin veel hoogmoed te vinden is, die natuurlijk al van helse aard is. Wat na zulk een les met de geesten gebeurt, dat zal hierna nog duidelijker uiteengezet worden. Voorlopig is het echter genoeg, dat jullie er een zo duidelijk mogelijk begrip van krijgen hoe en waarom achter de natuurlijke verschijnselen die voor het vleselijke oog zichtbaar zijn, zich altijd iets geestelijks bevindt. Over het hoe en waarom volgen nog enkele beschouwingen.
Hoofdstuk 32: Geesten nemen bezit van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Satana, Satan, Leviathan, Beëlzebub, Gog, Magog, de slang, de draak, het dier uit de afgrond, Lucifer en nog meer dergelijke namen duiden hem aan en typeren hem. Lucifer of Lichtdrager was de oorspronkelijke, hem kenmerkende naam. Satana was de tegenpool van de Godheid. Als Satana was deze geest door God werkelijk zo ten opzichte van de Godheid gesteld, als de vrouw ten opzichte van de man is gesteld. De Godheid zou Zijn eeuwige ideeën onbeperkt in haar wezen verwekken, zodat ze rijp zouden worden in haar geconcentreerde licht en daardoor zou dan uit het licht van deze geest een schepping van wezens in de grootste helderheid zijn voortgekomen en de hele oneindigheid zou, steeds maar door, uit dit licht worden bevolkt. Want in de oneindige ruimte zou oneindig veel plaats zijn en alle eeuwigheden zouden deze ruimten nooit zo kunnen vullen, dat er een gedrang van wezens zou ontstaan.
Hoofdstuk 56: Wezen en naam van Satana - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[16] Men kan ook zeggen: Voor hongerig vee is het voer al gauw goed; de bromvlieg eet het vocht van uitwerpselen en de worm eet modder; de zwijnen zijn ook geen fijnproevers en de ezel voedt zich zoals bekend is, met het slechtste voer. Daar dergelijke mensen aan zulke dieren gelijk zijn - goed, dan zullen ze ook met dezelfde kost worden gevoed; want een andere zou hen niet smaken. En als ze voor niets anders meer deugen, zullen ze eens aan de andere zijde er voor dienen, om betere geesten de beste gelegenheid te geven de hier verwaarloosde dierkunde in te halen, want de zoölogie is een uiterst belangrijke wetenschap. En juist omdat, zoals in dit werk duidelijk genoeg is uiteengezet, de volmaakte geesten het mineraal-, planten- en dierenrijk moeten verzorgen, is het vanzelf sprekend, dat ze in de zoölogie geen leken mogen zijn. Maar dat is dan wel een andere zoölogie dan wij hier op de wereld kennen, waar iedereen al een goede zoöloog is, of tenminste wil zijn, als hij de dieren slechts van uiterlijk kent - vandaar dat in de biologische faculteiten en de daarvoor noodzakelijke musea meestal alleen opgezette dieren aan de leerlingen worden voorgezet.
Hoofdstuk 66: De ceremoniële kerk - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[20] Uit het tot nu toe gezegde zal zeker een ieder, die van goeden wille is, gemakkelijk kunnen opmaken wat hij moet doen om een goed mens te worden. Wat hij met zijn werkkracht moet kiezen. en vermijden, dat is hier zonneklaar uiteengezet. Hiermee is alles van alle kanten belicht. En daarom - Amen!
Hoofdstuk 73: Over het daadwerkelijk geloof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Hier is duidelijk uiteengezet, waarom zulke wezens tot geen hogere zaligheid in staat zijn dan kinderen die van hun aardse leven overgaan naar het geestelijke, want deze maanmensen zijn niets anders dan blindelings gehoorzame slaven en moeten dat ook zijn.
Hoofdstuk 75: De mensen op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Deze inleiding is noodzakelijk, want zonder dat zou het volgende nauwelijks te begrijpen zijn en men zal voordat we tot de eigenlijke verklaring van het zogenaamde magnetisme overgaan, het zich moeten laten welgevallen om enkele nootjes te kraken uit de sfeer van de wijsheid, zonder welke de zaak onmogelijk voor altijd grondig kan worden uiteengezet.
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[22] Luister dan! Kunnen jullie je verschillende juist geordende, goede en daarom nuttige zaken indenken? Ja, dat kunnen jullie zeker, maar omdat jullie zelf eindig, en onmogelijk zoals Ik oneindig kunnen zijn, daarom zijn ook jullie gedachten, zoals jullie zelf, onderworpen aan een eindig aantal. Maar Mijn gedachten zijn in één en het zelfde ogenblijk van de allergrootste helderheid net zoals Ikzelf dat ben volgens Mijn Godswezen. Als Ik nu wil dat Mijn gedachten stand houden, dan is het werk al verricht; en daarom zijn alle werken die jullie zien, evenals jullie zelf noch materie, noch gevormde chaos, noch God in de materie, maar ze zijn vastgehouden gedachten van Mij.
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[19] In 1858 schreef Lorber eens aan een vriend: 'Wat het Innerlijke Woord betreft, zoals ik dat versta, daarover kan ik met de betrekking tot mijzelf slechts dit zeggen, dat ik het Allerheiligst Woord des Heren steeds verneem in de streek van mijn hart, als waren het effectief uitgesproken woorden, ...gedachten van uitzonderlijke helderheid, ...zó licht en zuiver klinken ze !
Hoofdstuk 0: Voorwoord - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[1] Nu zei Ik weer: 'O ja, wat u daar zo heel juist hebt uiteengezet, dat heb Ik altijd wel geweten, zodat u zich de inspanning om dat Mij uit de doeken te doen wel gevoeglijk had kunnen besparen! Laat Mij daarbij maar eens even blijven stilstaan, en ondertussen de maagd Maria niet uit het oog verliezen.
Hoofdstuk 4: Andermaal wenst de jeugdige Jezus een antwoord te krijgen op Zijn openingsvraag over de tekst van Jesaja 9:5-6. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[18] Zoals bekend, ben ik zelf in de omgeving van Nazareth geboren en was ik, toen ik twaalf jaar oud was, met de hele Schrift beter op de hoogte dan nu, nu ik alweer zo veel vergeten ben, en bovendien nog een massa andere geschriften en dingen! Waarom zou dat met onze blondgelokte knaap niet óók zo gaan?! Ik ben van zijn helderheid niet ondersteboven, alhoewel die inderdaad wel zéér indringend is!'
Hoofdstuk 11: Nachtelijk overleg van de tempelheren. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[22] Ik antwoordde: 'O ja, je zou groot gelijk hebben als alle mensen zuiver waren en goed! Maar omdat er op aarde allerlei verschillende mensen zijn, waarvan er maar weinige goed, en vele anderen slecht, meinedig en misdadig zijn, zou het voor een rechtvaardig en eerlijk mens een erg moeilijke opgaaf wezen, zich zo op te stellen dat iedereen evenveel van hem zou kunnen houden! je zou dan slecht met de slechten en tegelijk goed met de goeden moeten zijn, en dat is net zo onmogelijk als tegelijk licht te zijn van uitzonderlijke helderheid, en allerdiepste duisternis, op een en dezelfde plaats!
Hoofdstuk 29: De strikvraag van de opperpriester. Het afwijzend antwoord van de jeugdige Jezus. Verzoek van Barnabas om uitleg van Jesaja 54:4-9 en de inwilliging daarvan door de Heer . - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[16] Het streven naar Mijn in het zaadje gelegde levensvonkje heeft hier al veel levendiger plaats, zoals reeds bij het groeien van de boom werd uiteengezet*. (* Zie het leven van de boom.) Als nu de arglistige natuurgeesten bemerken dat dit vonkje in de centrale vaten opstijgt, volgen ze allen snel dit vonkje in deze kleine stengels. Maar zodra het vonkje dan een zekere hoogte heeft bereikt, slingert het zich bliksemsnel om de zijtakken van deze dwaze geesten. Deze rennen echter desondanks het vonkje na en weten door de vele krommingen van het hoofdorgaan niet, waarheen het vonkje is gegaan. Ze zoeken het daarom op de plaats waar de wijnstok een lid heeft gevormd, schieten hier met kracht uit de stam en vormen op deze manier de steel van het blad.
Hoofdstuk 7: Het evangelie van de wijnstok - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[1] In het verloop van deze en ander mededelingen is reeds uiteengezet, hoe men zelfstandig alleen kan bestaan, als men zich in zijn hart heel innig met zijn Schepper verenigt. Desondanks heeft het geloof nog een harde dobber en de ziel begrijpt moeilijk, hoe de mens geestelijk een volkomen vrij, zelfstandig leven zou kunnen hebben, dat toch zo met het oerleven van de Schepper is verbonden, dat het daarmee slechts één leven vormt.
Hoofdstuk 26: De vlieg als symbool van de deemoed - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[28] Zoals de mensen van de aanvang af geleefd hadden naar de wilde natuur en zich slechts naar het aardse hadden gericht, zo wilde het ook niet beter, maar wel erger worden. In dit tijdsgewricht werden dag in, dag uit veel hevige stormen ontketend; een grote waterstroom overspoelde de heilige boom en bedierf veel twijgen van de heilige boom en midden in de stroom werd het licht en de wilde boom verdorde tegen middernacht. En de vorst der duisternis werd te midden van de grote beroering der natuur vertoornd; want de heilige boom verhief zich en werd ont­stoken ter verheerlijking van de heilige, goddelijke majesteit en deed de boosheid van zich, die hem zo lange tijd was tegemoet getreden en die zo met hem geworsteld had. Evenzo verhief de boom der duisternis zich vol grimmigheid en verderf en toen hij ontstoken zou worden ging de vorst der duisternis met zijn legioenen heen om de edele vruchten van de goede boom te vernielen. En het was verschrikkelijk, zoals de vorst der duisternis woedde, het was, alsof men een zwaar onweer zag opkomen, dat zich met veel lichtflitsen en veel stormwinden gruwelijk en verschrikkelijk openbaarde, zodat men zich er over verbaasde. Daarentegen was het, waar de heilige boom des levens stond, zeer lieflijk, vreedzaam en vreugde­vol, als in het Hemelse rijk der vreugden. Deze beide verhieven zich zodanig tegen elkander, dat de gehele natuur werd ontstoken, zowel het goede en het kwade in één ogenblik. En de boom des levens werd ont­stoken naar zijn eigen aard met het vuur van den Heiligen Geest en hij brandde met het vuur van het Hemelse vreugdenrijk in onnaspeurlijke klaarheid en helderheid.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12