Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1160 resultaten - Pagina 11 van 78

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] Dat echter niet ieder mens die op deze aarde geboren wordt, grondbezitter kan worden en kan zijn, ligt wel duidelijk in de aard der dingen. De weinige eerste mensen konden natuurlijk gemakkelijk delen in het bezit van de landerijen want de gehele aarde was toen nog vrij. Maar nu wordt de aarde, vooral op haar vruchtbare gronden, bewoond door een haast niet te tellen aantal mensen en men kan onder hen toch die families, die de aarde al sinds lang in het zweet huns aanschijns bewerkt hebben en deze met veellevensgevaar gezuiverd en vruchtbaar gemaakt hebben, het hun toegemeten grondbezit niet meer betwisten. Men moet het juist vanwege het algemene welzijn zo krachtig mogelijk beschermen, opdat de mensen die eens door hun vlijt de aardbodem gezegend hebben hun deel niet kwijtraken. Zij hebben het namelijk niet helemaal alleen voor zichzelf, maar daarnaast nog voor honderd andere mensen die geen grond en bodem kunnen bezitten, ieder jaar moeten bewerken.
Hoofdstuk 62: Over de terechte bescherming van eigendom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Eerst werden er hoofdcentraalzonnen geschapen en daaruit ontstonden vervolgens alle talloze andere zonnen en hemellichamen, met daarbij al het andere wat jullie erop, erboven en erin ontdekken en vinden.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Thans zijn er in de oneindige ruimte een enorm aantal van zulke systemen of hulsgloben, waarbij overal een dergelijke oercentraalzon het gemeenschappelijke middelpunt is van talloze gebieden van werelden. Deze oercentraalzonnen zijn nu de ineengeschrompelde gemeenschappen van oorspronkelijke geesten waaruit na onvoorstelbaar lange tijden alle andere zonnenheelallen, zonnengebieden, nevencentraalzonnen, planetaire zonnen, planeten, manen en kometen zijn ontstaan.
Hoofdstuk 105: Het ontstaan van de zonnestelsels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Het MANNETJE zegt: "Als iemand, die veel reizen gemaakt heeft en daardoor met veel moeite en moeilijkheden allerlei kennis en ervaring heeft verzameld, je vertelt wat hij heeft gezien en meegemaakt, dan weet jij ook wat hij zelf weet en kent; kun je je dan daarop laten voorstaan? Dat wat je nu meer weet dan vroeger is toch alleen maar een dubbele verdienste van degene, die ten eerste met veel moeite en veelopoffering die kennis en ervaring moeizaam heeft verzameld, en ten tweede nog zo goed was jou dat alles getrouw mee te delen. Zeg me eens of jij je het verkrijgen van zulke ervaringen en kennis als verdienste kunt aanrekenen?
Hoofdstuk 115: Jarah en de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Kortom, als bij dampen aangetoond kan worden dat zij uit het vergaan van grof dierlijk of grof plantenmateriaal voortkomen of slechts afkomstig zijn van minerale gistingsprocessen, dan ontwikkelen zich daar alleen allerlei plantenzielen. De grofste delen verenigen zich daarbij door de wortels, de wat edeler delen door de bladeren en de edelste delen tijdens de bestuiving van de bloem met een uit een kiem uitbrekende en werkzaam wordende plantenziel, en zorgen zo voor de zegenrijke verveelvoudiging van de zaadkorrels en hun kiemen.
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Jij kwam als heiden hierheen, weliswaar niet om het licht voor je levensnacht te vinden, maar goud en zilver. Maar wie uit de kerkers in het zonlicht komt zal niet gemakkelijk kunnen voorkomen dat hij beschenen wordt. En zo vergaat het jou hier. Ook al zocht je het licht niet, toch wordt je nu beschenen omdat je in het zonlicht kwam, dat wil zeggen niet in het licht van de natuurlijke zon die nu net bij het ondergaan de horizon raakt, maar in het licht van de geestelijke zon, dat de oneindigheid verlicht met alle wijsheid, opdat alle wezens die tot denken in staat zijn vanuit dit licht kunnen denken en willen, zowel op deze aarde als ook op talloze andere werelden waarmee uit God de eindeloze ruimte vervuld is.
Hoofdstuk 74: Het wezen van God en Zijn menswording. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De ziel, die samengesteld is uit gemengde op elkaar inwerkende delen is geheel en al van etherisch substantiële aard. Omdat het lichaam in wezen echter ook oorspronkelijk etherische substantie bevat, is deze substantie verwant met de substantiële essentie van de ziel. Dit aanverwante is datgene wat de ziel met het lichaam verbindt, zolang deze etherische substantie niet mettertijd al te zeer in het zuiver materiële is overgegaan, in welk geval het dan met het zielewezen te weinig en vaak ook helemaal geen verwantschap meer heeft, - en mocht deze toch nog enigszins aanwezig zijn, dan moet deze substantie eerst door het ontbindingsproces uit het lichaam worden losgemaakt en in het hiernamaals aan de in zekere zin naakte ziel worden toegevoegd.
Hoofdstuk 90: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Als het zieleleven eenmaal geheel en al is overgegaan in de mensenvorm, dan is dienen zijn voornaamste bestemming. Er zijn verscheidene natuurlijke diensten die iedere mensenvorm als een dwingend 'moeten' opgelegd zijn; daarnaast zijn er dan ook talloze vrijere, en een nog groter aantal geheel vrije morele diensten die een mens te doen krijgt. En als hij in alle opzichten een trouwe dienaar is geweest, heeft hij daardoor ook zichzelf verheven tot de hoogste levensvervolmaking. Nu, dat gebeurt wel bij sommige mensen diereeds vanaf de geboorte op een hoger niveau zijn geplaatst; maar bij andere mensen, die zogezegd nog dicht bij de lijn van de dieren staan, gaat dat aan deze zijde niet en hun verdere ontwikkeling gebeurt pas aan de andere zijde, -maar steeds langs de fundamentele weg van het dienen."
Hoofdstuk 94: De ontwikkeling van het ziele-leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Daarover zeg Ik: leder die geld heeft, moet, als er een vriend komt die geld nodig heeft en om een lening vraagt, dat niet weigeren. Wie hem het geld leent tegen de wettelijke rente, heeft aan hem reeds een goed werk gedaan, dat ook in de hemel gewaardeerd zal worden. Maar precies zo is het de plicht van de lener, om de geldgever niet alleen gewetensvol het geleende, tesamen met de bedongen rente, terug te betalen, maar nog meer; als hij veel verdiend heeft moet hij ook uit eigen vrije, innerlijke behoefte de winst met de geldlener delen, omdat hij Immers alleen met diens geld de winst gemaakt heeft. Maar de geldlener moet dat niet op een of andere wijze eisen! Dit kunnen jullie allemaal in alle vriendelijkheid doen, maar daarvoor hoef je het andere niet volledig te laten!
Hoofdstuk 98: Het geven van geldelijke hulp. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar alles wat bij zo'n gelegenheid stoffelijk vernietigd werd -uitgezonderd de mensen -, verenigt zich na de vernietiging in de nog voortdurende angst ook als zielestof, en omhult zich desnoods. Als zo'n losse kluwen met zielen dan ongeveer een eeuw lang rondgezweefd heeft, hebben de oorspronkelijk ongelijksoortige ziele-elementen elkaar meer aangetrokken en beginnen zich langzaam maar zeker te verenigen en vormen dan één of ook wel meer vrij krachtige, natuurmensenzielen.* (*Lorber gebruikte soms nieuwe uitdrukkingen, zoals 'Naturmenschenseele', of 'Naturtierseele', die door ons letterlijk werden vertaald. 'Natuurmensenziel' is een ziel die na het doorlopen van talloze ontwikkelingsstadia binnen de natuurrijken (mineraal, plant, dier) voor het eerst in een mensenvorm verschijnt. Zo'n ziel heeft nog geen voorbestaan als mens gekend, noch op aarde, noch op een andere planeet.)
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Daarom eet de mens dan ook meestal alleen de vrucht van de planten waardoor de plantenkiem zielen zich rechtstreeks met zijn ziel kunnen verenigen. De wat grovere delen van de kern en de vrucht kunnen zich echter alleen met het bloed en het lichaam en met het kraakbeen en het beendergestel verenigen. Uiteindelijk moet dit zich allemaal, omdat het nog te onzuiver is, na het sterven soms nog meerdere malen opnieuw door het rijk van de plantenwereld gaan om zich te zuiveren, tot het uitrijpt tot kiemgeest en volledig rijp wordt voor de opname in een nieuwe dier of zelfs mensenziel. -Nu weten jullie zo terloops ook, hoe deze kluwens ontstaan en welke ontwikkeling zij doormaken en wat hun einddoel is, en nu kunnen jullie dus weer verder gaan met je beschouwingen en zien of er niet weer een verschijnsel voor jullie zal opdoemen!
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Eerder hebben jullie de klomp vuurtongen voor je gezien. In de losse, vrije toestand van zijn zieledeeltjes was nog lang niet vastgelegd dat daaruit nu juist een ezelin moest ontstaan; pas na het daaropvolgende bevel van de engel begonnen de delen zich zo tot een organisme te verenigen dat er uiteindelijk de vorm van een ezel uit te voorschijn moest komen.
Hoofdstuk 124: Over het opvoeden van kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Het is een buitengewone krachtsinspanning van de scheidende zielom zichzelf te handhaven in het haar bewuste bestaan. Al haar delen worden daardoor in een buitengewoon heftige trilling gebracht, wat maakt dat ook het geoefendste oog dat in staat is geesten te zien, geen herkenbare vorm kan ontdekken.
Hoofdstuk 129: Het scheidingsproces van de ziel van het lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Deze vreselijke handelwijze zagen wij bijna een uur lang aan en ik moest mijn vader steeds vertellen wat ik bij de zeven zag. Dat merkte de Romeinse wachtmeester echter op, die mijn voortdurende kijken al langer heel opmerkzaam geobserveerd moest hebben. Hij kwam naar ons toe en vroeg in het Romeins aan ons beiden wat wij toch aan de zeven zagen, omdat wij en ik vooral, hen zo doorlopend observeerden en ik mijn vader steeds iets had mede te delen. Wij moesten in zijn taal antwoord geven omdat hij ons anders zou moeten wegsturen.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Daarom weg met alles wat roest en motten kunnen vernietigen! Slechts wat van de geest is, blijft voor eeuwig onveranderlijk; alles wat tot de materie behoort is vaak nog onderworpen aan talloze veranderingen eer het het niveau van de geest bereikt zal hebben. Vraag daarom naar dingen die de geest en de ziel betreffen, maar nooit naar aardse zaken!"
Hoofdstuk 140: Over het stellen van dwaze vragen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...