Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 11 van 933

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[24] Als U, o Heer, niet de liefde in U zou hebben, dan zou U nooit in der eeuwigheid ook maar één van Uw heerlijke ideeën in het zichtbare bestaan een vorm hebben gegeven. Maar omdat U Zelf in Uw goddelijk hart een groot welgevallen had aan Uw wonderbaarlijk heerlijke en grote ideeën en daar al van hield nog voor Uw eindeloze wijsheid en macht ze vormde in de uiterlijk zichtbare en door Uw kracht in stand gehouden wereld, van de vorm, dwong Uw liefde U, omdat zij ook steeds gloeiender en actlever werd, Uw ideeën een bestaan buiten U Zelf en daarom ook een daaropvolgend leven te geven.
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Door innerlijke, stille en geheime openbaring in het hart van de nu vrije mens, die in alles Uw evenbeeld was bracht Uw eeuwige Geest hem eerst zover dat hij ging beseffen, dat hij, met alles wat hem omringde, het werk moest zijn van een almachtig en zeer wijs en goed wezen. Door dit toenemende en duidelijker wordende inzicht moest de nieuwe, heerlijke mens niet alleen de grootste hoogachting en eerbied voor de steeds levendiger gevoelde Schepper van alle dingen krijgen, maar moest zijn hart ook van een brandend verlangen vervuld worden, Hem slechts eenmaal te zien en te spreken om daardoor tot de overtuiging te komen, dat zijn vermoeden van het bestaan van zo'n hoogste wezen dat deze grote eerbied en liefde opwekte, geen ijdele fantasie was!
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[25] Dit leven is echter toch niets anders dan Uw hoogste, machtigste en zuiverste goddelijke liefde!
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[27] Maar als slechts Uw liefde alleen dat alles met Uw heerlijke oerideeën heeft gedaan, zou zij dan daarna niets voor zichzelf doen om juist in alle door haar ontstane wezens datgene volledig te bereiken, wat haar in het oerbegin in zichzelf dwong om de gevormde ideeën een vrij, zelfstandig leven te verschaffen?!
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Als de mens nu in dit dierlijke element wordt opgevoed, wordt dit steeds meer en meer zijn levensbasis, dat wil zeggen: zijn liefde. Maar omdat deze basis dierlijk is, blijft de mens dan ook een verscheurend dier en bezit niets menselijks, behalve de armzalige gestalte, het vermogen om te spreken en, als gevolg van de bouw van het logische geheugen, een ordelijk begripsvermogen, dat echter steeds meer door het dierlijke element wordt aangezet tot lage handelingen. Het kan daardoor slechts dat als goed en zaligmakend zien, wat het pure, dierlijke element wil.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] O, hoe blind en dom zijn toch alle mensen! Zij brengen het niet eens zo ver, om in te kunnen zien dat zij helemaal niets zijn en helemaal niet inzien en begrijpen, dat zij niets zijn en helemaal niets inzien. - Het gras groeit en de ziende en voelende mens verheugt zich daarover. Maar wat er voor nodig is het gras te doen ontstaan en te laten groeien en het op dezelfde wijze maar steeds voort te laten bestaan -welke sterveling ziet dat in?!
Hoofdstuk 205: De uitdaging van het niet begrijpen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Het is bij lange na niet genoeg om te zeggen: 'Ik heb mijn naasten lief en ben erg vriendelijk voor hen!' De ware, en voor God alleen geldige liefde moet bestaan uit daden, zodra de naasten die behoeven, geestelijk of lichamelijk. Die liefde is de wonderbare sleutel tot het goddelijke licht in het eigen hart.
Hoofdstuk 207: Een wijs en deemoedig hart om God te aanbidden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Veel kinderen worden vaak op wegen en straten gevonden. Ontaarde moeders hebben hen in hun geilheid ontvangen en al gauw na de geboorte ergens te vondeling gelegd. Zulke vondelingen worden door een warmvoelend, barmhartig iemand opgenomen en verzorgd; deze weldoeners zijn ze dan ook alle liefde en eerbied schuldig. Mozes zegt niets over zulke pleegouders, maar alleen over de echte ouders!
Hoofdstuk 211: Uitleg van het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[30] U ziet dat men bij mij met het vanouds geprezen geloof en met zijn troostende begeleidster, de goede hoop, niets kan aanvangen, helemaal niets! Geef mij daarom de waarheid, die ik, net als dit bestaan van mij, levendig kan voelen en dan kan ik ieder geloof missen evenals ook iedere ijdele hoop!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[29] God vrees ik niet omdat Hij zeker te wijs moet zijn om er genoegen in te scheppen een arme, nietige worm in het stof te kwellen, die Hij, als Hij hem te lastig vindt, duizendmaal met één zuchtje kan vernietigen. God als zeer wijs wezen kan daarom redelijkerwijs van mij geen verering en aanbidding en geen liefde eisen, omdat Hij mij ongevraagd in een ellendig bestaan heeft geplaatst, dat mij door de woorden van heers en winzuchtige mensen leert hopen op een gelukzaligheid in het hiernamaals. Zo'n leer zou ik moeten aanvaarden als de zuivere waarheid, terwijl mij van alle kanten duizend en nog eens duizend ervaringen het pure tegendeel overtuigend laten zien en de grote natuur uit al haar graven luid roept: 'Mens, je hele leven duurt slechts van vandaag tot morgen!'
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Het was daardoor onvermijdelijk dat je je overal bedrogen en om de tuin geleid voelde en niets vond dan leugen, huichelarij en dik opgelegd bedrog. Je vele ervaringen waren daarom natuurlijk ook bitter en brachten je tot op heden niets, behalve dat je daardoor zelfs het leven ging haten en je alle liefde en achting en eerbied voor God verloor .
Hoofdstuk 219: Waar men de waarheid moet zoeken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Geloof Mij, de waarheid vereist geen geloof op de manier die jij geloven noemt, ook geen lege hoop zonder voorbehoud, maar zij schept in je levenscentrum een zonneklaar vertrouwen en laat over het toekomstige leven niet de geringste twijfel bestaan! De volle en tastbare overtuiging leeft in je geest wanneer deze ontwaakt door de liefde tot God en je naaste!
Hoofdstuk 219: Waar men de waarheid moet zoeken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Als je je van alles wat de Heer in het vervolg op deze aarde persoonlijk zal doen, zelf zou hebben kunnen overtuigen en als je je dan op een of andere wijze toch door de wereld had laten verleiden, dan hielp al het geziene en gehoorde je pet zoveel alsof je niets gezien en gehoord zou hebben! Als je echter steeds blijft in de genade en liefde van de Heer , doordat je je niet Iaat verblinden door de wereld, maar de Heer steeds boven alles liefhebt en al je naasten als je zelf, dan zul je, ook al was je in de vreemdste en verste wereld, toch in alles ingewijd worden wat de Heer ook maar zal doen, -voor zover dat voor het heil van je ziel vereist is. Want werkelijk alles te weten wat de Heer in de gehele oneindigheid wil en voorschrijft, is voor het heil van je ziel helemaal niet noodzakelijk!
Hoofdstuk 232: Het geweten en de invloed van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] RAPHAËL zegt: "Van mij en mijn humeur hangt niets af, maar alleen van de wil van de Heer, want Mijn bestaan is niets anders dan de zuivere wil van de Heer! Richt je daarom in je hart tot de Heer en aan je wens zal zeker gehoor worden gegeven!"
Hoofdstuk 236: De omgang met de Heer in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] En aan de hand van deze waarnemingen kan ik dan ook gevoeglijk aannemen -dat wil zeggen volgens onze menselijke begrippen -, dat het voor God de Heer tenslotte toch wel erg saai moest worden, hoewel Hij toch de gehele oneindigheid vol onovertrefbare, wondere werelden om Zich heen zou hebben, maar waarop geen levend wezen zou bestaan dat Degene, die het uit Zijn liefde had geschapen, zou kennen en liefhebben, en dat veel plezier zou beleven aan de talloze wonderwerken van Zijn wijsheid, macht en kracht. Maar om Hem te kunnen kennen en lief te hebben, moet de Schepper het schepsel -en de Vader het kind -zó tegemoetkomen en Zich zó aan hem openbaren dat het voor het schepsel en vooral voor het kind mogelijk wordt de Schepper, de Vader, als zodanig te kennen.
Hoofdstuk 239: De gedachte dat God Zich verveelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...