Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6808 resultaten - Pagina 12 van 454

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Ik zeg jullie uit de levende bron van alle waarheid: Wie om een dom mens lacht, die geeft daarmee aan dat hij net zo dom is; want de een doet domme dingen omdat hij dom is, en de ander lacht omdat hij dom is; en zo heeft de ene domme plezier om de andere, waarbij uiteindelijk blijkt dat de ene het eigenlijk helemaal niet leuk vindt, als de andere ophoudt dom te zijn en verstandig wordt.
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Thomas werd alweer boos en zei tegen Judas Iskariot: ' Jij blijft toch ook altijd dezelfde onbehouwen en ongemanierde mens, die je altijd al was; ga naar de voorraadkamer en kijk of onze vissen oud zijn! Als jij uitgehongerd als een wolf in één keer een zeven pond zware vis verzwelgt, daarbij een hele kruik vol water leegdrinkt, genoeg voor twintig mensen, en tevens nog een nu juist niet zo klein brood opeet, dan moet je wel iets drukkends in je maag voelen! Als het je echter zoveel pijn doet, dan hebben wij toch de beste dokter in ons midden; vraag Hem, dan zal Hij je wel helpen!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Nu lachten ze Mij uit en zeiden: ' Ja, zo zien slapende mensen er uit! Denkt u soms dat het slapen is, als er al twee en een half uur geen adem en geen polsslag meer is en het hele lichaam koud en kleurloos is geworden en het oog is gebroken!? Ja,ja, dat is ook wel een slaap; maar uit die slaap ontwaakt geen mens meer, behalve op de jongste dag!'
Hoofdstuk 112: Het dochtertje van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Je hebt toch de beide Gadarenen gezien, en hoe slecht ze waren! Maar hoe goed en zachtmoedig werden ze toen Ik het legioen duivels uit hen verdreven had, en ze loofden en prezen God, dat Hij aan een mens zoveel macht gegeven had! Zou het toen juist geweest zijn, als men er alleen maar vreugde over gehad had dat de twee verdoemden, die de schrik van de hele omgeving waren, nu hun boosaardige bezigheden niet meer konden uitoefenen, en omdat ook nog de woekermiddelen van een paar varkenswoekeraars daarbij in zee verdwenen waren?! Oh, om daarover plezier te hebben zou voor een echt mens wel zeer onwaardig zijn! Maar als er echte vreugde was geweest omdat die twee vreselijk gekwelde mensen van hun plaag bevrijd waren, en dat die boosaardige kwelduivels nu tenslotte de goede zaak des hemels moesten dienen doordat ze hun eigen door de Gadarenen zorgvuldig onderhouden slechte woekergeest vernietigden, dan zou zo'n vreugde van hemelse aard zijn en daarom helemaal goed.
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik wil Mijn leer echter zo geven, dat niemand slechts door het evangelie te lezen of door er naar te luisteren de kern van de levende waarheld bereiken kan, maar deze alleen kan bereiken door Mijn leer toe te passen, en door de toepassing zal Mijn licht in iedere mens steeds helderder gaan schijnen!' (zie Joh. 7:17)
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Petrus zegt: ' Je zult het met je geldzucht nog wel eens zo ver brengen, dat je helemaal in handen van de duivel valt! Ben je soms méér dan een gewoon mens, zoals wij?! Wij leven allemaal zonder winst te willen maken en jij leeft samen met ons en eet uit onze schotels, en dat kost je niets, behalve de moeite van het opeten. Als het leven je dus hier geen cent kost, waarvoor heb je dan dat geld nodig?!'
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Judas zegt: ' Ja,ja,ja, jij ook altijd met je oude geest van Kaïn! Waar is Kaïn, en waar zijn wij?! Het geslacht van Kaïn ging ten onder; alleen Noach bleef, en in zijn nakomelingen zit geen druppel van Kaïns bloed, maar het zuivere bloed van de kinderen Gods stroomt in onze aderen. En als het bloed zuiver is, dan is ook de geest zuiver; want de geest van de mens komt altijd uit zijn bloed voort en daarom is de geest ook altijd net zo rein als het bloed!'
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[24] Nathánaël zegt: 'En jij vond de moed. toch zo lofwaardig en je meende toch juist daardoor een bekwamer leerling te worden?! Maar ik zeg je dat moed eigenlijk een grote zonde is; want het is de vrucht van de hoogmoed, die alles veracht wat in de mens niet het eigen ik is. Daarom zal onze leer de alles verachtende moed van een mens nooit als een deugd aanprijzen, want dat is nu net precies het tegendeel van wat onze leer van de mens verwacht!
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Een schriftgeleerde antwoordt daarop: 'Het lijkt me toe dat u deze mens, behalve dan met het vergeven der zonde, ook verder niet zult kunnen helpen! Want als de jicht je eenmaal zo heeft toegetakeld, dan helpt alleen de dood nog maar!'
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] De hele menigte die hier aanwezig was en deze daad gezien had. begon luid God te loven en te prijzen dat Hij aan een mens deze macht gegeven had. die alleen God Zelf maar kon hebben en waardoor Hem alle dingen mogelijk zijn! (Matth. 9:8)
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De spreker zei: 'Vriend, als ze zoiets konden doen, dan was het óók een zaak voor priesters; maar omdat ze juist dat voor alle schatten der aarde niet tot stand kunnen brengen, zijn ze wel verplicht dat met een trots gezicht toe te geven en te zeggen: 'Het ligt niet op de weg van de priesters, die alleen maar voor de geest van de mens moeten zorgen! Ik vind het echter toch ook een geweldig geestelijke verzorging als een dokter aan een dood meisje de geest en de ziel teruggeeft. Vooral als zij volkomen dood is en voor onze ogen aan een kwade koorts is gestorven - dus aan iets kwaads waaraan nog nooit iemand half gestorven is!
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen God daarna in de dode vorm een levende ziel en daarin een denkende geest inademde, was dat geen stoffelijk, maar een zuiver geestelijk werk van God in en aan de vorm van de eerste mens van de aarde. En toen deze wonderdokter Jezus uit Nazareth, hier waar wij allemaal bij waren, datzelfde deed bij het dochtertje van de overste, was dat naar ik aan mag nemen toch ook wel een zuiver geestelijk werk en een geestelijke verzorging?!'
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Ook legde Ik het gezelschap uit, waarom God de mens schiep, en hoe de mens als een vrij wezen uit zichzelf in volle vrijheid datgene tot stand moet brengen, waarvoor God hem heeft geschapen, om daardoor een volmaakt onvergankelijk geestelijk wezen te worden.
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Goede moeder Maria, een nog steeds zeer lief, vlijtig en deugdzaam vrouwtje, waarvan beslist geen mens iets verkeerds kan vertellen, is weliswaar als jong meisje, als we tenminste goed ingelicht zijn, in de tempel opgevoed; maar deze opvoeding kennen wij en we weten maar al te goed hoeveel wijsheid daar speciaal voor meisjes bij te pas komt. En daarom kan hij van zijn moeder ook maar erg weinig wijsheid meegekregen hebben! En in de een of andere school was hij, zover wij weten, ook niet!'
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] 'Kijk', zeg Ik daarop, 'zo denkt en handelt een goed mens op deze wereld en hij beklaagt zich niet dat God hem ooit in de steek gelaten zou hebben! En zo is het ook altijd geweest en zal het eeuwig zijn!
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...