Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 12 van 111

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[14] Maar wat ga je met deze mooie jongeman nu doen? Je bent weliswaar ook een heel mooi lief meisje, maar de jongeman overtreft je toch vele malen in schoonheid. Jij bent nu bijna dertien jaar en de jongeman zal zestien zijn. Als hij je man wordt, nu dan mag dat van mij; maar blijft hij alleen maar een speelkameraadje van jou, dan zal je licht ontvlambare hartje beslist heel snel in grote verlegenheid komen! Maar zeg jij maar eens waarvoor je hem zult gebruiken!"
Hoofdstuk 146: Jarah toont haar souvenirs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] JARAH zegt: "U zegt wat uw verstand u ingeeft, omdat u de geest niet kent! Deze jongeman zal tot en met mijn zestiende jaar mijn beschermer en leidsman zijn en hij zal mij onderwijzen in de wijsheid van Gods hemelen - en u ook, als u naar hem zult willen luisteren!"
Hoofdstuk 146: Jarah toont haar souvenirs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De HOOFDMAN zegt: "Maar dan zal hij toch na je zestiende jaar wel je man worden?"
Hoofdstuk 146: Jarah toont haar souvenirs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] JARAH zegt: "O beste Julius, dat was weer een vraag van u, die ik u niet in dank kan afnemen! Heb ik u dan niet meteen in het begin al gezegd dat deze jongeman na mijn zestiende jaar mij voor een tijdlang zal verlaten, zoals de Heer dat bepaald heeft? Dat zal mij echter niet deren, want mijn hart hoort helemaal aan de Heer, die eeuwig bij mij blijft! Maar als mijn hart een eigendom van God is, kan het niet ook nog eens het eigendom van een ander worden!
Hoofdstuk 146: Jarah toont haar souvenirs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De HOOFDMAN zegt, erg boos door de betiteling 'moederverkrachter': "Hé, vijand van alle mensen en God Zelf, matig je, want je hebt geen recht om in het bijzijn van God, jouw Heer, een oordeel uit te spreken! Als ik in de slaap, meegesleurd door mijn zinnen, gezondigd heb, dan heb ik alleen mijzelf, maar nooit jou in iets benadeeld. Ik geloof echter, dat God méér is dan jij, en Hij heeft mij nog nooit verwelkomd zoals jij, gemene leugenaar! Het is wel waar dat ik eens, toen ik veertien jaar oud was, gemeenschap heb gehad met mijn moeder, maar mijn moeder verleidde mij daartoe. Want ze verkleedde zich als een zinnelijke Griekse en droeg over haar gezicht, dat toch al erg knap was, een fijn Grieks masker, kwam 's nachts bij mij, liet mij al haar onweerstaanbare bekoorlijkheden zien en wilde mij hebben. Want mijn moeder was toen amper achtentwintig jaar oud. Toen ik als haar eerste kind geboren werd, was zij dertien en een half. Ik stond in Rome bekend als een der mooiste en aantrekkelijkste jongemannen, geen wonder dat mijn eigen moeder verliefd op mij werd en zich vermomde om van mij te kunnen genieten! Ellendeling! Ben ik dan een verkrachter van mijn moeder omdat ik als vurig Romein, die dacht het met een zinnelijke en zeer aantrekkelijke Griekse te doen te hebben, met mijn moeder gemeenschap had? Kan jij, blinde ezel uit de hel ooit iemand een moordenaar noemen, omdat hij, toen hij van het dak viel, tijdens zijn val een mens raakte en doodde?! - Zeg op, ouwe ezel uit de hel!"
Hoofdstuk 152: De hoofdman daagt de satan uit.(19.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Ik liet hem toen met zware kettingen aan een boom vastleggen, zijn handen en voeten nog met extra sterke touwen binden en hem daarna een heel uur lang geselen, zodat hij weinig kracht meer over had. Vervolgens liet ik hem zo verzorgen, dat hij in twintig dagen weer helemaal hersteld was. En kijk, daardoor is deze mens, bij wie je eerder met liefde niets bereikte, helemaal veranderd. Hij werd een der kalmste en bescheidenste mensen, en ik bevorderde hem na een jaar tot onderaanvoerder. Hij is mij nu nog dankbaar voor die voorbeeldige bestraffing, zonder welke hij nooit onderaanvoerder geworden zou zijn. Maar uit liefde zou ik hem nooit zo'n bestraffing hebben kunnen geven, dat kon ik alleen maar uit toorn. Daarom denk ik dat een rechtvaardige toorn voor mensen vaak heilzamer is dan te veelliefde, al is die nog zo zuiver!"
Hoofdstuk 155: Liefdevuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] EBAHL zegt: "Mij verbaast het ook bijzonder, maar ik zie iets wat mij nog meer verbaast dan de hoeveelheid die hij eet. Kijk, zijn schotel blijft even vol! Hier geldt echt de wijze spreuk: 'Wat de hemel neemt, dat geeft hij het volgende ogenblik weer terug!' Deze tafel zal door mij en mijn nakomelingen als een blijvend heilig voorwerp voor alle tijden bewaard worden, en ieder jaar zal er een feest worden gehouden, waarbij aan deze tafel alle armen van de stad gespijzigd en gelaafd zullen worden!"
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Waarom zou dan een periode van een jaar beter zijn dan van een dag? Wie bijvoorbeeld eens per jaar de geboortedag van zijn vader viert, moest eigenlijk ook iedere dag het geboorteuur vieren, wat beslist beter zou zijn dan de jaarlijkse geboortedag!
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Ik zeg je, al dat soort herdenkingsfeesten van de mensen hebben voor Mij geen waarde, tenzij ze dagelijks of liever ieder uur in het hart doorleefd worden. Nieuwe maan, jubeljaar, feest van de bevrijding van Jeruzalem uit de onderdrukking van Babel, feest van de wederopbouw van de stad en de tempel, het feest van Mozes, Aäron, Samuël, David en Salomo zijn allemaal nietszeggende zaken, waar nauwelijks zoveel waarheid in zit als in de regen, die duizend jaar geleden in de zee viel.
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De SCHIPPERSKNECHT zegt: "Nou, nou, wat zal iemand op z'n vijftiende jaar dan ook al zijn? Hoogstens zo'n prins uit Rome of ergens anders vandaan! Of ben je soms zo'n beetje een almachtig aanhangsel van onze lieve Heer?"
Hoofdstuk 161: De schippersknecht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen wij het schip aan de andere oever verlieten, moesten wij op Grieks gebied nog een behoorlijke voetreis maken om in de buurt van de beide steden te komen. Toen wij bij de grens van het grondgebied van Tyrus kwamen en deze tegen het invallen van de avond passeerden, liep een VROUW, uit Kana in Galiléa geboortig maar al vijftien jaar geleden met een Griek in deze streek getrouwd, ons na omdat zij Mij onderweg herkende. Zij riep daarbij: "Heer, Zoon van David, erbarm U over mij! Mijn dochter wordt kwalijk door de duivel geplaagd!" (Matth. 15:22) -Ik liet haar echter roepen, zei geen woord tegen haar en liep verder .
Hoofdstuk 168: Genezing van de dochter van de Kananese vrouw. Op de berg aan de Galilese zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Als je zo'n feest instelt, lijk je op de tempelpriesters te Jeruzalem, die ook driemaal per jaar gedenkfeesten vieren en daarbij, vanwege het gebruik, aan de armen brood uit laten delen. Alsof zij dan van zo'n stukje brood van het ene feest tot het andere zonder verder voedsel zouden kunnen leven! O die onzinnigheid van zulke belachelijke feesten! Wél ontvangen de Farizeeën op zulke feestdagen zoveel grote offers, dat zij van de opbrengst van één feest honderd jaar royaal zouden kunnen leven, maar de arme moet er genoegen mee nemen om in een jaar driemaal een stuk brood van ternauwernood een achtste pond te krijgen. O wat een grote zotheid, domheid, blindheid en zelfzuchtige slechtheid! -Laat jij daarom je tafel zijn wat hij is, dan zul je daaraan het voor Mij prettigste feest vieren, als je dagelijks naar vermogen de een of de andere arme aan deze of ook aan een andere tafel verzadigt!
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] EBAHL zegt, erg ongerust over zulke eisen van de kant van de tempel: "Heer, zo gaat dat nu jaar in jaar uit. U bent nu nog maar net vijf dagen hier en U heeft reeds de vierde tocht van deze leeglopers meegemaakt. Ze trekken steeds maar heen en weer door het land en iedere plaats die zij bij hun trektochten overvallen takelen ze vaker erger toe dan een leger sprinkhanen! Als dat zo tien keer per jaar gebeurde, nou, dan zou ik er nog vrede mee hebben; maar iedere week twee, drie of vier van zulke groepen op je dak te krijgen en ze daarbij ook nog alle mogelijke hulp te moeten verlenen, daar zou zelfs een engel zijn geduld bij verliezen en bovendien nog straatarm worden ook! Wat moet ik nu doen? Echt, ik doe, naar vermogen, graag iedere dag alle mogelijke goeds aan alle armen, maar deze schurken, deze ware foltermeesters van de arme mensheid zou ik alle dood en verderf toewensen!"
Hoofdstuk 162: Julius werkt de Farizeeën weg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Alle leerlingen waren verbaasd over dit antwoord en PETRUS zei stilletjes: "Nee, dat is kras! Zoveel wijsheid ben ik maar zelden bij een Jodin tegengekomen, en die vrouw is nog wel een Griekse van geboorte, hoewel ze in Kana in Galilea geboren is! Ik ken haar en heb haar al heel wat vis verkocht, maar dat was natuurlijk al vijftien of zestien jaar geleden. "
Hoofdstuk 168: Genezing van de dochter van de Kananese vrouw. Op de berg aan de Galilese zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Na een poosje rust genoten te hebben zei PETRUS: "Heer, ik begrijp nu toch al veel, maar het door de duivel bezeten zijn - vooral bij onschuldige kinderen -, en dat zij door zo'n slechte bewoner van hun lichaam vaak op erbarmelijke wijze gekweld worden, begrijp ik niet! Hoe kan Uw wijsheid en Uw orde zo'n misbruik toelaten! Het dochtertje van de vrouw die ons vandaag achterna liep, was nauwelijks dertien of veertien jaar oud en volgens de moeder is het al zeven volle jaren lang door een duivelse geest op een ongelofelijk kwade en pijnlijke manier dagelijks zeven uur lang gefolterd. Waarom moest zoiets nu toegelaten worden?"
Hoofdstuk 169: Over de bezetenheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...