Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5767 resultaten - Pagina 12 van 385

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Kijk, niet ver van ons vandaan zullen jullie een paar menselijke wezens zien. Het zijn een man en een vrouw en wel juist in een situatie die we heel goed voor ons doel kunnen gebruiken. Daarom gaan we er nu vlug naar toe zodat we hen dadelijk inhalen. Jullie vragen hoe de relatie is tussen die beiden. Ik zeg jullie: voor ons doel kon ze niet beter zijn dan ze is. Het is een relatie waarbij de vrouw slechts zes jaar eerder dan haar man overleden is. De man heeft veel om haar getreurd, maar heeft zich na verloop van een paar jaar helemaal in de armen van de religie geworpen en trouw naar zijn verworven inzichten geleefd. Maar nu is ook hij van de aarde weggeroepen en pas kortgeleden hier aangekomen. Deze inleiding is voorlopig voldoende; de bijzonderheden zullen jullie in de geest aan de hand van de praktijk ervaren.
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Als je overigens maar enigszins thuis bent in de kerkgeschiedenis, dan moet je de varianten die tussen de vierentwintig jaar en jouw drie jaar liggen, toch zeker ontdekt hebben. Zo wordt ook het sterfjaar van deze apostel te Rome totaal verschillend aangegeven en men moet van geluk spreken wanneer men in deze gegevens slechts één variant van één jaar ontdekt. Dat mijn verklaring juist is, kun je bij de verschillende geschiedschrijvers terugvinden, want jullie bibliotheek is gelukkig in het bezit van al deze uitspraken. Zeg me nu eens, aan welke hecht jij uiteindelijk het meeste geloof?
Hoofdstuk 68: Twistgesprek met een augustijn. Petrus en Paulus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Hoe was het toch in godsnaam mogelijk dat deze verschrikkelijke onzin zo (liep en onuitroeibaar wortel heeft kunnen schieten? O vriend, ik wil voor mijn dwaasheid graag in de hel boeten, maar laat me eerst slechts een jaar of drie met een onsterfelijk lichaam naar de aarde gaan. Ik zal daar voor de kerk een licht ontsteken dat voor haar dwaasheid heel wat gevaarlijker zal zijn dan een stuk witgloeiend ijzer voor een druppel water. Want ik weet maar al te goed, hoe ontzettend hardnekkig het hogepriesterschap van deze kerk met dit alleronzinnigste bedrog doordraaft en ik zie ook in, dat zij deze dwaasheid nooit langs een gewone natuurlijke weg zal laten varen. Daarom zou ik, zoals gezegd, graag met een onsterfelijk en onverwoestbaar lichaam naar beneden willen gaan om aan deze en nog heel wat andere, niet minder belangrijke dwaasheden van deze kerk een eind te maken.
Hoofdstuk 84: Over de zonde tegen de Heilige Geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Zij moesten natuurlijk uit overgrote vrees voor de hel verscheidene keren per jaar gewetensvol biechten. Dan werden ze op dit punt heel ijverig ondervraagd en dan werd, ingeval een of andere buurman een mooie jonge vrouw had, zelfs al een gedachte, een blik, of eventueel een gesprek van de zijde van de andere mannelijke buren reeds tot overspelige zonde tegen dit gebod verklaard, waarvoor meestal een offer als boetedoening werd opgelegd. Was er zelfs sprake van een wat sterkere toenadering, dan was ook de volledige verdoemenis al een feit en degene die op de weegschaal van St. Michaël al tot in de hel was gezonken moest op de andere lege schaal zeer aanzienlijke offers werpen, opdat deze weer overwicht kreeg en de arme verdoemde zondaar gelukkig weer uit de hel trok. De over Gods macht beschikkende priesters behoorden volstrekt niet tot degenen die slechts zeer veel verlangen, nee, zij wilden werkelijk liever alles!
Hoofdstuk 94: Wie is de `gij' in het tiende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Kijk, precies zo filosofeert immers onze bromvlieg en zegt in zekere zin door haar manier van doen: ik leef slechts van vuilnis en wel zolang ik maar ergens vuilnis vind. Nemen jullie mij het vuilnis weg, dan is het met mijn leven gedaan, want ik zuig mijn levenskracht enkel uit het vuilnis en ben daarom in al mijn delen niets dan glanzend vuil. Neem dit weg en ik, glanzende bromvlieg, heb opgehouden te bestaan! Gelukkig dat ik nog een reproducerende kracht bezit, anders ging met het wegnemen van alle vuilnis niet alleen ik, maar met mij mijn hele geslacht met één klap volkomen te gronde.
Hoofdstuk 51: De oorsprong van alle dingen en verschijnselen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Broeder Paulus stichtte haar waar en zuiver en verscheidene eeuwen lang heeft ze min of meer zuiver voortbestaan. Maar deze gemeente is sinds bijna duizend jaar geleden overgegaan in een zeer onzuiver, vaak zelfs boosaardig heidendom, slechts azend op goud, zilver, macht en op de absolute heerschappij over alle volkeren der aarde. En om dit doel te bereiken zendt ze naar alle windstreken de sluwste missionarissen uit! Zeg ons, o Heer, zult U dan nooit eens paal en perk stellen aan zo'n buitensporig boosaardige handelwijze?
Hoofdstuk 81: Petrus' scherpe oordeel over Rome. Paulus' heldere rede over de genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[15] De blauwgrijzen zeggen: 'Zeer zeker! Als er geen mensen meer zullen bestaan, wie zal er dan nog oorlog voeren? Zelfs als er na de wereldoorlog nog een dertigtal mensen of misschien nog minder in leven blijven en de aarde nog zo'n vijftig jaar behouden mocht blijven, dan kan er op haar toch geen oorlog meer plaatsvinden omdat die paar mensen genoeg land zullen bezitten. Het zal daarom niet nodig zijn dat zij elkaar om hun bezit nog verder bestrijden. Wanneer de weinige overgeblevenen bovendien nog in het licht van God zullen staan en heel gemakkelijk naar Zijn geboden leven omdat vele duizenden bekoringen, die de mensen nu tot handelen tegen Gods geboden aanzetten, vanzelf wegvallen, wie zal er dan nog aan oorlog denken?
Hoofdstuk 124: Rode oorlogsgeesten en blauwgrijze praatjesmakers. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] De sergeant-majoor zegt: 'Doe wat je wilt! Ik heb je slechts gezegd, wat hier alleen nodig is. Nu wenkt de Heer Zelf je echter. Ga naar Hem toe! Alleen uit Zijn mond stroomt de hoogste wijsheid. Neem deze goed in je hart op en leef ernaar!'
Hoofdstuk 97: Liefde voor God en liefde voor de vrouw. Alle liefde moet uitgaan van de liefde voor God. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Ik woon nu drie jaar in uw huis en heb als mens en leraar volgens mijn door niets bezoedelde geweten zo gehandeld, dat ik van mijn principes geen duimbreed afweek. En nu word ik op grond van een hoogst onrechtvaardige beschuldiging uit dit huis verbannen! Maar dat doet me niets; ik verheug me er zelfs over, want het is voor mij opnieuw een bewijs dat Christus de Heer, in wie ik leef en sterf, mij waardig heeft bevonden om een van Zijn leerlingen te zijn. Hij, de Heer der oneindigheid, heeft toch Zelf de grootste ondank van de mensen ontvangen, en Hij vergaf hun omdat Hij wel zag dat ze niet wisten wat ze deden. Waarom zou ik, zondig mens, u uw handelwijze kwalijk nemen. Deze is weliswaar op aarde voor mij nadelig, maar daar kom ik gemakkelijk overheen, omdat ik voordelen nooit nagejaagd of gezocht heb.
Hoofdstuk 91: Een gedenkwaardige levensgeschiedenis, die ook de officier interesseert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Als zij de kerk verlaten, zullen ze geen stad meer zien, maar slechts een open, vrij landschap. Daar zullen ze dan bepaalde reizigers ontmoeten, die hen in Mijn naam verder naar hun bestemming zullen leiden. Over hen hoeven wij ons niet meer echt te bekommeren. Over ongeveer dertig jaar zullen ze helemaal geschikt zijn voor de lagere wijsheidshemel. Het zal moeilijk voor hen zijn ooit hoger te komen, omdat bij hen het orgaan van de liefde (omdat het nooit geoefend en gesterkt werd) onvoldoende ontwikkeld is. Daarentegen heeft het orgaan van de veelzijdige wijsheid zich veel te veel ontwikkeld en kan om die reden nooit door hun zwakke liefde gedomineerd worden. Zodoende kan nooit die verhouding tussen liefde en wijsheid tot stand komen, die nodig is om tot een hogere hemel te kunnen opstijgen.
Hoofdstuk 83: De verdere lotgevallen van de priesters van de domkerk. Het wezen van de wijsheidsgeesten en hun moeizame bekering tot de liefde. De militaire patrouille in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Jozef zegt: 'Maar hoe lang zal het dan duren voordat die honderdduizend missen gelezen zullen zijn?' Alle priesters roepen: 'Van zulke allerheiligste missen kunnen er maar drie per jaar, en wel door de heilige vader zelf, worden gelezen. Slechts hij alleen heeft daartoe het recht en de macht. Reken nu zelf maar uit, hoe lang dat kan duren! Er is geen sprake van minder dan dertigduizend jaar. De hel is en blijft hel en wie er eenmaal in zit, komt er niet gemakkelijk weer uit!'
Hoofdstuk 74: Machteloze woede van de roomsen. Hun onbarmhartigheid, hebzucht en bedriegerijen. Donderwoorden van de 'ketterse keizer'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Paulus zegt: 'Nu is de poort naar het rijk Gods geopend! Wie naar binnen wil, zal ook binnenkomen, maar wie nu niet wil, zal, wanneer de grote poort der bijzondere genade weer wordt gesloten, moeilijk binnenkomen. Hoewel de Heer steeds onveranderlijk is in Zijn liefde en grote erbarming voor al Zijn schepselen en kinderen, is Hij toch met het geven van Zijn bijzondere genade niet altijd hetzelfde. Niet iedereen krijgt haar, maar slechts weinigen, die van het begin af aan zijn uitgekozen en al zijn voorbereid om de bijzondere genade zonder nadeel voor hun bestaan te kunnen bevatten en verdragen. Er zijn ook niet te allen tijde profeten. Niet elk aarde jaar brengt zijn eigen profeet voort. Volgens aardse tijdrekening treedt er in een eeuw amper één profeet op, die volgens de wil van de Heer uit Zijn bijzondere genade is opgewekt. Zij schouwen dingen van de geest en horen het woord uit de mond van God en verkondigen dan beide aan de zwakken en blinden op aarde, opdat ook zij zalig worden en mogen binnengaan in de genadehemelen van God.
Hoofdstuk 53: De gewonnen zes. Paulus' moeite voor de overigen. Rede over de tijd van uitzonderlijke genade. De verblindende vleselijke lust. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Wanneer ze bij ons aankomen bij het huis, waar wij eerst Petrus naar binnen hadden laten gaan om de zieken te genezen, zegt de belastinginner: 'Meest achtenswaardige vrienden en in het bijzonder U, oerwijze uit Nazareth, Uw spreken viel mij op en trof mij zodanig dat mij verschillende andere zaken begonnen op te vallen. Tegelijkertijd doorstroomde mij in jullie bijzijn een zo merkwaardig weldadig gevoel, dat ik me nauwelijks kon bedwingen om jullie meteen te volgen. Ik streed weliswaar een poos tegen dit gevoel en voerde als excuus mijn plichten als beambte aan, maar mijn gevoel zei heel sterk: wat keizerlijk, wat koninklijk! Als God je roept, dan is het voor eeuwig gedaan met keizer en koning!' En door deze stem in mijn gemoed keerde ik mijn douanekantoor meteen de rug toe, volgde mijn innerlijke drang en ben nu bij jullie, beste vrienden! Sta mij nu toe dat ik tenminste zo lang bij jullie mag blijven, totdat ik door jullie goedheid en wijsheid zo veel inzicht krijg, dat ik weet waar en wat ik hier eigenlijk ben. Is dit werkelijkheid of misschien slechts een eeuwige droom? Leef ik nog op aarde? Ik betwijfel dat steeds meer. Als jullie daartoe in staat zijn, steek dan een klein lichtje aan in mijn hersenpan!'
Hoofdstuk 50: De sergeant van de douane ondervraagt de Heer. Hij geeft het gezelschap vrije doortocht. Een belastinginner volgt de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[23] Je bent immers allang gestorven en wel aan de cholera in het jaar 1849 volgens aardse tijdrekening! Boden uit de hemelen hebben je al gezegd dat je lichamelijk gestorven bent, maar jij lachte hen uit en zei: 'jullie dwaze kerels, zien jullie dan niet hoe flink ik nog ben als eerste sergeant? Als jullie dat niet willen geloven, stop ik jullie in de bak en dan zullen jullie meteen zien of ik gestorven ben of nog leef!' Bij zo'n weerwoord verlieten de boden uit de hemelen je weer en lieten je in je dwaasheid, waarin je nu al meer dan een aards jaar volhardt en andere hulpvaardige geesten voor gek verklaart. Denk je nu werkelijk nog dat je in levende lijve politieagent in de stad Wenen bent? Kijk daar eens naar de slagboom! Merk je niet hoe hij nu voor ons steeds doorzichtiger en nietiger wordt?'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Nu wendt Cado zich tot Minerva en zegt: 'Hoelang nog, Satana, zul je ons geduld misbruiken? Wil je zelf helemaal niets anders doen dan wat slecht en kwaad is? - Kijk, als de Godheid zo'n grote diamant zou hebben geschapen, dat een bliksemschicht een miljoen aardjaren nodig zou hebben om van de ene pool naar de andere te vliegen - en daarbij ook een heel klein kolibrie-vogeltje zou hebben geschapen dat tot taak had iedere duizend jaar één keer naar deze diamanten bol toe te vliegen en er slechts één keer met zijn snavel tegenaan te pikken - dan zou het vogeltje de bol allang hebben vernietigd. Aan jou werden al duizenden van zulke tijdsruimten besteed en je bent nog steeds helemaal dezelfde die je was bij het begin aller tijden! Geen geest kan begrijpen wat een geduld de Godheid jou steeds heeft bewezen en welke wegen er werden ingeslagen om jou te louteren, maar het is werkelijk afschuwelijk om te bedenken dat dit alles tot nu toe tevergeefs was! Ik meen dat het nu tijd wordt om je hele wezen in die orde te brengen, die door God al eeuwigheden geleden voor jou is uitgestippeld!'
Hoofdstuk 44: Minerva's satanische verzoekersleer. Cado's treffende rectificatie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...