Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

384 resultaten - Pagina 12 van 26

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26
[11] Er staat immers geschreven: een sterfelijk en vergankelijk lichaam wordt in de aarde gezaaid, en onsterfelijk en onvergankelijk zal het weer opstaan. Als je dat op je materiële lichaam betrekt, moet je natuurlijk wel helemaal het spoor bijster raken; maar als je het betrekt op de goede werken van de ziel, die haar ware lichaam zijn, dan kom je daardoor tot de waarheid. Want kijk, ieder goed werk dat een ziel met haar lichaam op deze aarde tegenover haar naasten heeft verricht, gaat net als alles op deze aarde voorbij en sterft reeds na de daad; want als je een hongerige hebt verzadigd, een dorstig mens gelaafd, een naakte gekleed en een gevangene bevrijd hebt, dan duurt die edele daad niet voort, maar hij duurt slechts de korte tijd van de handeling zelf! Daarna wordt hij dikwijls door jou vergeten evenals door degene aan wie je die daad hebt bewezen, en derhalve is hij ten grave gedragen en als sterfelijk en vergankelijk in het aardrijk van de vergetelheid gezaaid; maar op de ware jongste dag van de ziel, zoals Ik je die heb aangeduid, wordt die daad als eeuwigdurend door Mijn geest in de zielopgewekt, echter niet meer in de vorm van de vergankelijke aardse daad, maar in de vorm van de eeuwigdurende vrucht.
Hoofdstuk 9: Over de opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Laat de mensen die op een of andere wijze macht bezitten maar eens proberen om in het voorjaar het gras en alle kruiden, struiken en bomen te verbieden om opnieuw uit te groeien, nieuwe scheuten te maken, groen te worden en te bloeien en dat allemaal proberen te verhinderen, de wind te bevelen en de vrije bliksem de weg voor te schrijven, dan zullen ze er weldra van overtuigd raken hoe groot hun machteloosheid als gevolg van hun onnozelheid is.
Hoofdstuk 29: De toekomst van de staten van Europa en Amerika - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Zolang deze burcht in Mijn naam zal bestaan, zal ook de wijn niet uitgeput raken; maar toch zal driehonderd jaar na Mijn hemelvaart deze burcht en een groot gedeelte van deze stad door de macht van onze tegenstanders dermate verwoest worden, dat men de plaats waar ze nu staat niet meer zal herkennen. Maar dat is niet belangrijk; want Ik bouw nu een nieuwe burcht voor Mijzelf in de harten die, wanneer zij eenmaal stevig gevestigd is, nooit meer vernietigd zal kunnen worden.
Hoofdstuk 59: De burcht van Melchizédek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Als een mens in deze wereld wordt geboren en ter wille van zijn volledige vrijwording nog een lichaam te dragen krijgt, dan is het uiterst wijs door God zo ingericht dat hij zich als complete ziel evenmin iets kan herinneren van alle noodzakelijke voorafgaande toestanden in afzonderlijke bestaansvormen die zij als overgang heeft doorgemaakt, als jouw oog de afzonderlijke druppels van de zee kan zien en onderscheiden. Want als dat aan een mensenziel gegeven zou zijn, zou zij die eenwording van zo eindeloos verschillende zielensubstantie en intelligentiedeeltjes niet verdragen, maar zichzelf zo snel mogelijk trachten op te lossen, net als een waterdruppel op gloeiend ijzer.
Hoofdstuk 21: De zielensubstantie en haar trapsgewijze bevrijding uit de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Het valt gemakkelijk in te zien dat zoiets niet in één ogenblik kan gebeuren, evenmin als de nacht heel plotseling voor de volle dag kan wijken; maar alles in deze wereld moet zijn tijd hebben, en geen mens, hoe groot zijn talenten en capaciteiten ook zijn, kan in één dag een geleerde of een kunstenaar worden, en geen enkele vrucht van een boom wordt plotseling rijp en eetbaar. Maar als de bomen in het naderende voorjaar vol sap raken en de knoppen sterk beginnen te zwellen, dan is dat toch een zeker teken dat het warme voorjaar en de zegenrijke zomer heel dichtbij zijn gekomen; enkele perioden van lichte vorst daar tussendoor geven dan geen noemenswaardige doorslag meer.
Hoofdstuk 26: Over de weggeworpen hoeksteen - waarvan de tijd nu gekomen is - en over het einde van de valse profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] In de oude mijnstad Gadara, niet ver hiervandaan, heb ik er twee gekend, waar een heel Romeins legioen weinig of niets mee kon uitrichten. Ze hielden zich op in de oude groeven en waren een grote kwelling voor de reizigers en ook voor de inwoners.Als men hen ving en met kettingen en touwen vastbond, dan hielp dat niets; want als ze door die geheime macht werden gegrepen, rukten ze zelfs de sterkste kettingen en touwen in één ogenblik kapot, sloegen zichzelf en ook anderen die het waagden hen te naderen, en als ze door soldaten omsingeld werden, werden deze zodanig met stenen bekogeld, dat ze ijlings op de vlucht moesten slaan om niet verschrikkelijk verminkt te raken. En als men van een afstand met scherpe pijlen op hen schoot, lachten ze; want zelfs de beste en meest geoefende boogschutters kregen geen enkele pijl in hun buurt.
Hoofdstuk 47: De vraag van commandant Pellagius over bezetenheid (13.9.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Deze oude gedenktekens zullen dan ook helemaal verdwenen zijn, opdat de mensen er geen afgoderij mee kunnen bedrijven. Maar tot bijna driehonderd jaar na Mijn hemelvaart zal de burcht er nog staan en zal deze wijn niet uitgeput raken, en deze zullen voor degenen die uit Jeruzalem gevlucht zijn, als onderkomen dienen en om hen te sterken.'
Hoofdstuk 59: De burcht van Melchizédek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Nu doet zich nog een andere vraag voor, en die is, of het uiteindelijk niet beter is dergelijke mensen in één keer hun bijgeloof af te nemen. Want daardoor raken ze dat wat ze hadden wel kwijt, maar kunnen zich datgene wat ze in plaats daarvan ontvangen, niet zo gauw met volle, overtuigende duidelijkheid eigen maken; en daardoor kunnen ze, zoals reeds bij vele Grieken en Romeinen het geval is geweest, maar al te gemakkelijk tot het allerdichtste en uiterst moeilijk uit te roeien materialisme overgaan, waar de inwoners van deze stad toch al geen gebrek aan hebben. -Heer en Meester, wat vindt U daarvan?'
Hoofdstuk 64: Hoe men bijgelovige heidenen dient te onderrichten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Ik ben toch ook een mens en heb er vanaf mijn jeugd al vurig naar verlangd om slechts één keer met een godheid vertrouwd te raken; maar waarom heeft mij tot nu toe, terwijl ik al tegen de zeventig loop, nog altijd geen enkele godheid genaderd en mij met een of andere bijzonder vermogen begenadigd, en waarom behalve u, wonderbaarlijke vriend, ook alle mij bekende Joden niet? Daarom, vriend, hecht ik weinig waarde aan alle goden; het overige kunt u zelf wel bedenken!'
Hoofdstuk 95: De Heer vertelt de ontwikkelingsgang van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] De waard zei: 'Hoge gebieder, zo diep als u kan ik in dit hoogheilige mysterie nog niet ingewijd zijn; maar ik geloof nu zonder twijfel alles wat u nu hebt gezegd, en ik hoop dat ook ik en mijn hele huis van dat alles ten volste overtuigd zullen raken! Daarom zij alle eer en liefde nu aan de ene, zichtbare God hier voor ons!'
Hoofdstuk 104: De leerling Andréas spreekt over de werken en woorden van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Ook jullie moeten daarom bij de overigens goedmoedige inwoners van deze stad en omgeving het oude net zo lang laten bestaan, totdat zijzelf door het licht dat jullie uit Mij hebben zover verlicht raken dat ze zelf inzien dat hun afgodsbeelden niets voorstellen, en dan zullen degenen die verlicht zijn zelf aan het werk gaan om de oude bedriegerijen te vernietigen.Want voorlopig is het voldoende dat de afgoden in het gemoed van de mensen verwoest en vernietigd worden; als dat tot stand gebracht is, volgt de rest vanzelf wel.
Hoofdstuk 106: Over het uitroeien van het heidendom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Want nu wij heel duidelijk uit Uw mond hebben gehoord wat voor zaligheden de mensen te wachten staan die overeenkomstig Uw leer leven en handelen, geloof ik dat het niet minder noodzakelijk is om ook nader op de hoogte te raken van het lot van verschrikking van diegenen die op deze wereld uitgesproken en onverbeterlijk Uw vijanden en tegenstanders zijn, opdat wij hun ook kunnen zeggen en tonen hoe, waar en wat ze daarvoor aan gene zijde kunnen verwachten, om hen zo mogelijk gemakkelijker van hun boze verkeerdheid af te brengen en voor Uw rijk te winnen.'
Hoofdstuk 110: De commandant vraagt naar de hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Toen de leerlingen van Johannes en ook de Jeruzalemmers dat van Mij hadden gehoord, namen ze toch de vis en ontdekten dat die heel goed smaakte; ze hadden de vis al gauw helemaal opgegeten en dankten Mij voor Mijn woorden; ze zeiden ook, dat er ondanks het overvloedige licht dat ze van Mij hadden ontvangen, nog het een en ander aan oude farizeese resten in hen zat, die ze nog niet helemaal kwijt konden raken.
Hoofdstuk 127: De geestelijke alomtegenwoordigheid van de Heer en de leiding van Zijn genade - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] En kijk, dat deden de door de Joden zo gehate heidenen voor Mij, terwijl de Joden, dat wil zeggen de machtige, Mij uit deze wereld wilden helpen, uit vrees dat ze hun troon, die ze van Rome gepacht hadden, door Mij kwijt zouden kunnen raken, als Ik volwassen zou zijn geworden.
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Maar Ik zegje ook dat juist daarom het licht van de eeuwige waarheid van de Joden zal worden weggenomen en aan de heidenen zal worden gegeven. De Joden zullen verstrooid raken over de hele wereld en zullen nooit meer een eigen land bezitten, maar als gehate slaven onder de koningen van heidense volkeren alle smaad en vervolging te lijden hebben, als blijvend getuigenis van hun ongeloof en hun algehele liefdeloosheid. Ze zullen de beloofde Messias wel altijd verwachten, maar tevergeefs; want die Messias ben Ik en verder niemand in eeuwigheid.
Hoofdstuk 146: Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26