Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 12 van 195

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] O Heer, bevrijd ons slechts van deze plaag, en geef dat de Joden van Jeruzalem weer met ons samen willen gaan, want ze hebben zich mijlenver van de oude waarheid verwijderd! Bij hen heerst alleen maar zelfzucht, machtshonger en praal; aan God denken ze nooit en van naastenliefde is geen spoor meer te vinden! Garizim verachten ze, maar de tempel van Jehova in Jeruzalem hebben ze veranderd in een wisselkantoor en handelszaak! En zegt men hen, dat ze misdadigers zijn in het heiligdom van God, dan vervloeken ze degene, die ze de waarheid durft te zeggen! Heer, dat moet anders worden, zo kan het niet meer blijven! En als het zo blijft, dan kunnen we weldra een nieuwe zondvloed verwachten! Overal in de wereld niets dan heidenen, en in Jeruzalem en in Judéa leven Joden, priesters, levieten, schriftgeleerden, Farizeeën en wisselaars en handelaars, die allemaal bij elkaar tienmaal erger zijn dan alle heidenen! Kortom, de wereld is nu vele malen erger dan ten tijde van Noach! Als dit kwaad niet wordt verholpen en de Messias geen vlammend zwaard in de hand neemt, komen we zeer waarschijnlijk weer tot het bouwen van een nieuwe ark! Heer, doe dus, waar U mogelijkerwijs toe in staat bent! Ik ben altijd tot Uw hulp bereid!'
Hoofdstuk 62: De Heer opent voor allen de weg naar de hemel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Beiden omvatten echter Mijn voeten, maken ze met hun tranen nat en Joram roept: 'O heilige tijd, haast je en breng de Heer der heerlijkheid voor altijd bij ons in Zijn huis! - O Heer, denk aan ons die U liefhebben uit de volheid van onze harten, en kom gauw en blijf dan altijd bij ons!'
Hoofdstuk 82: Afscheid van Irhaël en Joram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En Jezus kwam weer in Kana in Galilea waar Hij water in wijn had veranderd. Joh. 4:46) Na deze woorden gaat de reis verder en we bereiken zonder enige moeilijkheid het stadje Kana. Als we daar aankomen gaan we snel naar het huis waar Ik het eerste wonder in het openbaar verrichtte. Binnen een uur echter weet bijna het hele dorp dat Ik en allen die met Mij meegegaan zijn, weer gelukkig en behouden aangekomen zijn; en alles loopt uit om de aangekomenen te zien, te begroeten en te verwelkomen. En als ze Mij zien, hebben ze geen woorden genoeg om Mij te loven en te prijzen voor het feit, dat Ik te Jeruzalem de tempel op zo'n vastberaden manier gereinigd heb! Want op dat feest waren er ook velen uit Kana, en die hebben gezien wat Ik in Jeruzalem tot stand bracht, en hebben ook vernomen hoe Ik daar vele zieken genezen heb en daarvoor prezen ze Mij bijzonder.
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen allen zich verwijderd hadden, kwam de jonge huisheer, bij wiens bruiloft Ik het water in wijn veranderd had, naar Mij toe en zei:' Heer! Degenen, die ons uit Judéa en Jeruzalem gevolgd zijn en zich nu buiten in de grote gastenkamer met spijs en drank gesterkt hebben, zouden nog graag even met U willen spreken. Want ik geloof, dat er verscheidene het plan hebben om naar hun woonplaats te gaan en daar hun boerenbedrijfjes te regelen. Als U het daar mee eens bent, dan kan ik hen dat wel overbrengen!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Na dit antwoord staan ze op, gaan op weg en haasten zich daarvandaan. Toen ze echter verscheidene uren gaans van Kana verwijderd waren en van moeheid hun voeten niet meer konden verzetten, vielen ze langs de weg neer en genoten daar met een paar honderd man hun nachtrust.
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Petrus zegt: 'Er is er Eén onder ons, Die in Kana op de bruiloft van Simon, die ook hier bij ons is, water in wijn heeft veranderd. Deze Ene zou ook nu, als dat nodig was, hetzelfde kunnen doen. Maar omdat het nu beslist niet nodig is, kunnen we ons ook met het bijzonder goede water behelpen, dat mijn zuivere huisbron ons biedt. ,
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Judas zegt: 'Heel goed, heel goed, -ik ben daar ook wel tevreden mee, omdat ik zelf ook erg van goed water houd; maar juist bij zo'n gelegenheid als deze zou een wijntje toch ook niet te versmaden zijn! Als die zekere Ene, Die ik nu ook wel denk te kennen, echter toch uit water wijn kan maken, dan zou Hij dat voor jou nu toch ook wel kunnen doen!?'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Ga dan naar de bron en drink! Want aan jou zal de bron wijn geven, maar aan de rest van ons slechts water!'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen ging Judas naar de bron en putte. En bij het drinken van het geputte water, bleek het zeer goede wijn te zijn en hij bedronk zich, zodat hij bij de bron bleef liggen en in de diepe bron gevallen zou zijn als een paar knechten van Petrus hem niet gevonden en in huis op een bed hadden neergelegd. Zo was het goed geregeld; want Ik heb op deze avond veel mensen genezen die last hadden van allerlei kwalen en besmettelijke ziektes, en bij velen boze geesten uitgedreven, - en daarbij zou Judas ons veel moeilijkheden hebben opgeleverd.
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik maakte echter gebaren naar de leerlingen, dat ze Mij niet moesten verraden. Petrus zei toen: 'Vraag niet zo veel, maar help liever al dat water uit het schip te scheppen, anders zijn wij nog verloren als er soms een staartje van de storm komt, wat vaak genoeg gebeurt als hij zo ineens afbreekt zoals nu!' -Toen vroegen de vreemden niets meer, maar pakten de wateremmers en schepten vlug het water uit het schip en hadden daar volop werk aan tot we de uitgestrekte oever aan de overzijde bereikten.
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Daarop antwoord Ik hem: 'U heeft niet helemaal ongelijk, als u dat van ze denkt. Maar toen ze Mij uit Jeruzalem en Judéa volgden, waren ze dat nog niet; maar nu kunnen en zullen enigen van hen dat tot hun eigen grote nadeel worden. Want het tempelgebroed houdt wel van het verraad, maar is banger voor de verrader dan voor de verraden vijand en laat daarom geen verrader zo maar gaan. Bijna ieder moet het vervloekte water drinken, en van de tien komt er nauwelijks één met z'n leven vanaf; degenen, die uit elkaar zijn gebarsten, worden dan gewoonlijk van boosaardig verraad beschuldigd en vervolgens in Josafat waar zich een vervloekte plaats bevindt, in vervloekte aarde begrave; En zo zal ook het lot van enigen zijn, die Mij als verrader bij het tempelgebroed zullen aangeven! Want het is Mijn tijd nog niet!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Thomas zegt: 'Je wilt toch hopelijk niet vandaag al alles weten, o : dan morgen weer naar huis te gaan!? Het is maar goed, dat de Heet: eindelijk weer op weg is gegaan, anders waren jullie beslist morgen ook nog lang niet over jouw domme geld uitgepraat geraakt! De Heer heeft gelijk; dat vervloekte geld wordt je dood nog eens, omdat je het zo bijzonder aantrekkelijk vindt! De Heer heeft je toch duidelijk genoeg gezegd, welke waarde het geld heeft en op welke manier het zeer nadelig is voor het;;: geestelijke leven van de mens; maar jij vindt jezelf al heel lang wijzer li dan God en daarom ook kun je voor God de kroon op je wijsheid zetten! :; Pas maar op dat je op een keer niet stikt van louter wijsheid!
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Judas zegt: ' Als ik Hem eerst maar eens goed bewerkt heb en Hij inziet, hoe men in de wereld leven moet om een gezien mens te zijn, dan wordt Hij wel wat minder vrijgevig! Overigens is het ook beslist geen kunst, op kosten van degenen die wat hebben, vrijgevig te zijn en zijn aanhang goede maaltijden voor te zetten! Geloof me, als ik ergens zo'n dwaas vind, zoals deze jonge gastheer, dan wil ik op zijn kosten ook wel zo vrijgevig zijn als wie dan ook! -Maar juist deze Jezus, die van huis uit een straatarm mens is, moest alleen uit Eigen middelen maar eens die groep leerlingen onderhouden en voeden, dan zou je meteen wel zien, hoe vrijgevig Hij is, en of Hij niet zo snel mogelijk al die nalopers weg zal sturen!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Toen wij ongeveer een paar uur uit de kust waren, woedde de storm het hevigst, en de golven begonnen over het dek van het schip te slaan. (Matth. 8,24) Toen werden zelfs Mijn meest toegewijde leerlingen bang; want ze zagen dat door de steeds meer overslaande golven het schip water begon te scheppen, vooral bij het middelste en door de toenmalige bouwtrant tevens laagste deel van het schip. Toen derhalve de storm niet afnam maar daarentegen de golven steeds krachtiger opjoeg, gingen de leerlingen naar Mij toe, dat wil zeggen naar het hoogste deel van het schip waar Petrus voor Mij eerder een bed klaargemaakt..had en waar de golven nog niet doorgedrongen waren, begonnen aan Mij te schudden opdat Ik wakker zou worden en riepen toen vol angst: 'Heer, help ons, anders gaan we allemaal te gronde!' (Matth. 8,25)
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Maar omdat de leerlingen, net als vele anderen op het schip, bijna sprakeloos van angst waren, en zelfs Petrus alleen nog maar wat stamelen kon, zei Ik snel een bestraffend woord tegen de storm en de zee en daarop werd het ineens windstil! Het leek of de storm afgesneden was en de zee werd spiegelglad; alleen waar de roeispanen het water beroerden, zag je een geringe beweging. (Matth. 8,26) Het grote aantal mensen aan boord, dat Mij vrijwel niet kende, omdat het pas deze ochtend aangekomen was en eigenlijk alleen voor zakendoeleinden meevoer, was ontzettend verbaasd en klampte de leerlingen aan en vroeg hen: 'Wat -in de naam van Jehova -is dat voor iemand, dat wind en zee hem gehoorzamen?!' (Matth. 8,27)
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...